Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-14

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 september 2019

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie

Het psychiatrisch onderzoek

medisch onderzoek
psychiatrie

Chronologie

19/9/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 24/10/2019)
23/10/2019Antwoord

Vraag nr. 7-14 d.d. 19 september 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Er is al heel wat gezegd en geschreven over de grote verschillen in de kwaliteit van de psychiatrische rapporten en over het totale gebrek aan eenvormigheid binnen het Belgische psychiatrische onderzoek. Elke psychiater gebruikt zijn eigen criteria om te besluiten of iemand zwakzinnig of krankzinnig is en of een interneringsmaatregel dus nodig is. Eén van hen noemde het zelfs een loterij. In vele expertises ontbreekt eveneens de multidisciplinaire benadering. Al te vaak worden er oppervlakkige en/of verkeerde diagnoses gesteld of wordt de juiste diagnose onvoldoende uitgewerkt en wetenschappelijk onderbouwd.

Met de wet van 21 april 2007 op de internering zouden er voor deze psychiatrische rapporten kwaliteitsregels en een standaardmodel komen. Deze wet trad nog steeds niet in werking (ondertussen nog maar eens uitgesteld tot ten minste 2013).

Hierover de volgende vragen:

1) Erkent de geachte minister de problematiek met betrekking tot de grote verschillen in de kwaliteit van de psychiatrische rapporten en het totale gebrek aan eenvormigheid binnen het Belgische psychiatrisch onderzoek?

2) Wat is de stand van zaken met betrekking tot de beleidsintentie die meer eenvormigheid en standaardisering beoogde? Heeft ze al een zicht op de inhoud van de kwaliteitsregels en het standaardmodel? Kan ze mij hier de inhoud van schetsen?

3) Is hierover al overleg gepleegd tussen Justitie en Volksgezondheid?

4) Voor wanneer voorziet ze de inwerkingtreding van deze kwaliteitsregels en van het standaardmodel?

Antwoord ontvangen op 23 oktober 2019 :

De wet betreffende de internering van personen van 5 mei 2014 behoort tot de bevoegdheid van mijn collega van Justitie. Vragen over de verdere afhandeling van de procedure tot herziening van de wet dienen dus aan hem gesteld te worden.

Ik kan wel bevestigen dat over de herziening van deze rechtsregels nauw overleg plaatsvond tussen Justitie en Volksgezondheid, zowel met mijn kabinet en mijn administratie maar ook met vertegenwoordigers uit de sector.

Interneringsmaatregelen zijn veiligheidsmaatregelen in het belang van de maatschappij en de betrokken persoon. Ze hebben te maken met het al dan niet toerekeningsvatbaar zijn van een vermeende pleger van strafbare feiten (misdaad of wanbedrijf die de integriteit van derden aantast of bedreigt) met een verderbestaand risico op herhaling. Deze maatregelen worden getroffen door een rechter.

De jongste jaren werd gewerkt aan een kwaliteitsverbetering binnen een aangepast en ambitieuzer wettelijk kader.

Artikel 5, § 2, van de wet internering [1] bepaalt dat voorafgaandelijk een forensisch psychiatrisch onderzoek moet gebeuren onder leiding van een forensisch psychiater [2]. De vereiste beroepstitel werd in ons land ingevoerd door het ministerieel besluit van 28 oktober 2015 [3] na advies van de Hoge Raad artsen [4]. Voor het behalen van deze beroepskwalificatie moet een arts psychiater zijn en een vormingstraject volgen van twee jaar waarvan één jaar tijdens de basisopleiding psychiatrie kan afgelegd worden. Het erkenningsbesluit bepaalt ook te behalen theoretische en praktische eindcompetenties en criteria voor stagemeesters en -diensten.

Artikel 5, § 3, van de wet internering voorziet dat de deskundige van zijn bevindingen een omstandig verslag opmaakt, overeenkomstig een model vastgesteld bij koninklijk besluit. Dit gebeurde inmiddels door het koninklijk besluit 25 september 2018 [5] dat een gestandardiseerde ondersteuning biedt voor kwalitatieve deskundigenrapporten. Het modelverslag is er bovendien gekomen op advies van een onderzoekscentrum dat dit heeft opgesteld met experten aan de hand van de Delphi-methode.

Bij dit alles mogen uiteraard de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek [6] niet vergeten worden inzake het nationaal register voor gerechtsdeskundigen. Behoudens uitzonderingen, moeten de opdrachten aan deze geregistreerde deskundigen toegekend worden. Dit in het kader van een permanente kwaliteitsbewaking zoals onder meer de verplichting van permanente vorming. Een schorsing of definitieve schrapping van een deskundige opgenomen op de lijst is mogelijk bij herhaaldelijk kennelijk ontoereikende prestaties.

Al deze maatregelen van de laatste jaren, bieden een antwoord aan uw bekommernissen en streven naar een kwalitatief, gespecialiseerd en toch werkbaar psychiatrisch deskundigenonderzoek.

De rechter baseert zich dus op de medische expertise van een forensisch psychiater, eventueel in een college of met bijstand van andere gedragswetenschappers onder leiding van de forensisch psychiater. De rechter kan daarnaast ook met andere elementen rekening houden.

Hierover kan ik zeggen dat het recente koninklijk besluit van 26 april 2019, de criteria bepaalt voor de erkenning van de klinische psychologen. Het artikel 12 van dit koninklijk besluit beschrijft het competentieprofiel van de klinische psycholoog, meer bepaald:

«5° Wetenschappelijke kennis en methoden: de klinisch psycholoog heeft inzicht in wetenschappelijk onderzoek, onderzoeksmethodologie, technieken van dataverzameling en -analyse, in de biologische, psychologische en sociale fundamenten van gedrag en psychisch functioneren en van ontwikkeling gedurende de levensloop. De klinisch psycholoog laat zich leiden door de op wetenschappen gebaseerde kennis van de psychologie en implementeert deze wetenschappelijke kennis en de gangbare wetenschappelijke methoden in zijn beroepsbeoefening waarbij telkens een afweging wordt gemaakt tussen de vraag en zorgnood van de patiënt met respect voor diens eigenheid enerzijds en de eigen ethische en epistemologische keuzen anderzijds.

(...)

7° Psychologische evaluatie: de klinisch psycholoog heeft kennis van kwantitatieve en kwalitatieve evaluatiemethoden, evenals van de betrouwbaarheid en validiteit van de psychologische evaluatiemethoden.»

[1] Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, Belgisch Staatsblad van 9 juli 2014.

[2] Eventueel in college met bijstand van andere gedragswetenschappers, telkens onder leiding van de forensisch psychiater, artikel 5, § 2, van de wet internering.

[3] Ministerieel besluit 28 oktober 2015 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten houders van de bijzondere beroepstitel in de forensische psychiatrie, alsmede van stagemeesters en stagediensten, Belgisch Staatsblad van 10 november 2015.

[4] Hoge Raad van artsen-specialisten en van huisartsen.

[5] Koninklijk besluit van 25 september 2018 tot uitvoering van artikel 5, § 3, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, Belgisch Staatsblad van 12 oktober 2018.

[6] Artikelen 555/6 tot 555/16 van het Gerechtelijk Wetboek.