Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-1260

van Rik Daems (Open Vld) d.d. 4 juni 2021

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee

Politie - Sociale media - Nepprofielen - Gebruik - Wettelijk kader - Klachten van burgers - Cijfers en tendensen

politie
sociale media
internet
identiteitsdiefstal

Chronologie

4/6/2021Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/7/2021)
13/8/2021Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-1261

Vraag nr. 7-1260 d.d. 4 juni 2021 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In Nederland wil de Nationale Politie de inzet van nepaccounts beter regelen, omdat het gebruik hiervan op kritiek stuit. Dergelijke nepprofielen worden door agenten gebruikt om heimelijk activiteit op sociale media in de gaten te houden. Door op deze manier binnen te dringen in extremistische of bepaalde activistische kringen hopen ze in te kunnen grijpen voor strafbare feiten zich voordoen (cf. https://www.nrc.nl/nieuws/2021/05/27/kritiek-op-inzet-nepaccounts-door-politie-a4045203).

Facebook verbiedt de inzet van dergelijke nepprofielen op zowel Facebook als Instagram (wat ook eigendom van Facebook is). Het bedrijf is een onderzoek gestart naar nepaccounts van de Nederlandse politie.

Het bedrijf ziet liever niet dat de politie zo te werk gaat. Daarom verwijdert het ook alle nepaccounts die het vindt, agenten of niet. In de Verenigde Staten zag de politie om deze reden al meermaals haar nepaccounts verdwijnen. Ook in Nederland wordt hard opgetreden tegen nepprofielen van de politie op Facebook en Instagram, laat een woordvoerder weten.

Wat de politie in Nederland precies mag doen met een nepaccount is niet in detail vastgelegd in de wet. Zo mag de politie onder valse naam in gesloten groepen binnentreden zolang dit geen «meer dan geringe» inbreuk op de privacy vormt, maar waar die grens ligt is vaag.

Een onwenselijk neveneffect hiervan is dat agenten vanuit nepaccounts ook burgers in de gaten houden die niet van een strafbaar feit worden verdacht.

Voor Nederlandse rechters is het moeilijk om de rechtmatigheid van het politiewerk op sociale media te toetsen, omdat het Nederlandse parket het gebruik van nepprofielen soms bewust uit strafdossiers laat. Volgens het Nederlandse openbare ministerie (OM) is dit soms noodzakelijk omdat het prijsgeven van opsporingsmethoden criminelen in de kaart kan spelen.

Om deze grijze zone van wat mag of niet mag met een vals profiel duidelijker af te bakenen, is men in Nederland reeds gestart met een bijgewerkte wetgeving hierrond af te toetsen (cf. https://www.nrc.nl/nieuws/2021/05/27/infiltreren-in-een-online-buurtfeest-a4045202). Het nieuwe Wetboek van strafvordering, dat onder meer het recht van de politie om nepaccounts aan te maken expliciet vermeldt in een memorie van toelichting, ligt momenteel ter advies bij de Raad van State.

Wat betreft het transversaal karakter van de vraag: de verschillende regeringen en schakels in de veiligheidsketen zijn het eens over de fenomenen die de komende vier jaar prioritair moeten worden aangepakt. Die staan gedefinieerd in de Kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan voor de periode 2016-2019, en werden besproken tijdens een Interministeriėle Conferentie, waarop ook de politionele en justitiėle spelers aanwezig waren. Het betreft dus een transversale aangelegenheid met de Gewesten waarbij de rol van de Gewesten vooral ligt in het preventieve luik.

Graag had ik dan ook volgende vragen voorgelegd aan de geachte minister:

1) In hoeverre is er een wettelijk kader omtrent het gebruik van valse profielen bij de politie of andere ordehandhavingsdiensten? Gebruiken onze ordediensten valse profielen? Zo ja, in welke specifieke gevallen? Zo nee, welke factoren beletten dit?

2) Zijn er reeds klachten binnengekomen van burgers omtrent het gebruik van ordehandhavers en valse profielen? Ontvangt de politie dan ook klachten van Facebook en andere sociale media?

3) Zijn er plannen om in de toekomst meer of minder gebruik te maken van dergelijke dekmantels? Indien ja, waarom? Indien nee, leg uit.

4) Naast ordehandhaving, zijn er andere overheidsinstanties die zich beroepen op valse profielen om te komen tot informatie? Zo ja, welke?

Antwoord ontvangen op 13 augustus 2021 :

1) Het gebruik van nepprofielen op internet zou onder het toepassingsgebied van artikel 46sexies van het Wetboek van strafvordering kunnen vallen. Dit artikel werd ingevoerd door de wet van 25 december 2016 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en het Strafwetboek, met het oog op de verbetering van de bijzondere opsporingsmethoden en bepaalde onderzoeksmethoden met betrekking tot internet, elektronische cummunicatie en telecommunicatie en tot oprichting van een gegevensbank stemafdrukken.

Dit artikel voerde de mogelijkheid in om over te gaan tot een infiltratie op internet of een interactie op internet die niet enkel een gerichte verificatie of een arrestatie tot doel heeft. Het gaat om het onderhouden van contact op het internet door een of meerdere politieambtenaren met een of meerdere personen, al dan niet onder een fictieve identiteit. Bij de uitvoering van deze maatregel mogen de opsporingsdiensten zich uiteraard niet schuldig maken aan provocatie (artikel 30 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering). De maatregel kan enkel worden bevolen wanneer het een onderzoek naar misdrijven of strafbare feiten betreft. Verder moet aan de subsidiariteitsvereiste voldaan zijn, die identiek is geformuleerd als bij de «klassieke» infiltratie van artikel 47octies van het Wetboek van strafvordering. Tenslotte moet de machtigende magistraat over ernstige aanwijzingen beschikken dat de geviseerde personen misdrijven plegen of zouden plegen die bestraft worden met een gevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf.

Artikel 46sexies vindt echter geen toepassing wanneer politieambtenaren overgaan tot een persoonlijke interactie op internet die slechts een gerichte verificatie of een arrestatie tot direct doel heeft. In die gevallen is dan ook geen voorafgaande machtiging van de procureur des Konings vereist.

Voor meer gedetailleerde informatie kan verwezen worden naar de voorbereidende werken van de wet van 25 december 2015 (Parl. St., Kamer, 54-1966/001, p. 36).

2) tot 4) Deze vragen behoren tot de bevoegdheid van mijn collega, de minister van Binnenlandse Zaken.