Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-1229

van Tom Ongena (Open Vld) d.d. 3 mei 2021

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee

Turkije - Gülen-beweging - Haatmisdrijven in België - Politiebescherming - Incidenten - Cijfers en tendensen - Turkse gemeenschap - Bescherming - Maatregelen

Turkije
staatsgreep
buitenlandse staatsburger
migrerende werknemer
andersdenkende
geweld

Chronologie

3/5/2021Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 3/6/2021)
7/6/2021Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-1230

Vraag nr. 7-1229 d.d. 3 mei 2021 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 8 april 2021 berichtten diverse kranten dat twee Turkse mannen opriepen tot het «onthoofden» van Gulenisten. Omdat deze dreigingen zich vooral op Facebook ontvouwden als een haatcampagne, beschouwde het gerecht dit als een drukpersmisdrijf. Deze lacune in de wetgeving zorgde ervoor dat de beschuldigden, een duo uit Heusden-Zolder, een veel lagere straf kregen dan wanneer de rechter zich zou baseren op de inhoud van de berichten, die veeleer bestonden uit haatoproepen.

Los van dit juridische euvel is het bovengenoemde feit niet op zichzelf staand. Zo zakten op 17 juli 2020 een honderdtal Erdogan-aanhangers af naar een restaurant, om klanten aan te manen weg te blijven. Het restaurant moest na een week sluiten. Ook in zijn supermarkt bleven veel klanten weg. De eigenaar werd ervan beschuldigd meegedaan te hebben aan de coup in Turkije tegen Erdogan in 2016. Zijn advocaat ontkent dit ten stelligste.

Al deze feiten hangen samen met de poging tot staatsgreep in 2016. President Erdogan beschuldigde in de dagen hierna de in ballingschap levende prediker Fethullah Gülen en zijn aanhangers. Dit had als onmiddellijk effect dat zowel in Turkije als in andere landen ver daarbuiten vergeldingsacties werden gelanceerd tegen al of niet vermeende aanhangers Gülen. Een deel kreeg na de coup in 2016 politiebescherming.

Wat betreft het transversaal karakter van de schriftelijke vraag: de verschillende regeringen en schakels in de veiligheidsketen zijn het eens over de fenomenen die de komende vier jaar prioritair moeten worden aangepakt. Die staan gedefinieerd in de kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan voor de periode 2016-2019, en werden besproken tijdens een Interministeriële Conferentie, waarop ook de politionele en justitiële spelers aanwezig waren. Het betreft aldus een transversale aangelegenheid met de Gewesten waarbij de rol van de Gewesten vooral ligt in het preventieve luik.

Graag had ik dan ook volgende vragen voorgelegd aan de geachte minister:

1) Hoeveel mensen met al of niet vermeende Gülen-sympathieën krijgen op dit ogenblik politiebescherming van onze diensten?

2) Hoeveel incidenten zijn er sinds 2016 in België gerapporteerd omtrent incidenten waarbij al of niet vermeende Gülen-sympathieën een prominente factor zijn? Hoe uit zich dit dan grotendeels (intimidatie, geweld, haatspraak, enz.)? Zijn er trends sinds 2016?

3) Zijn er bepaalde bewegingen of verenigingen die Gülen aanhangers expliciet viseren? Zo ja, hoeveel en welke? Beschikt u over indicaties dat deze verenigingen openlijk of verborgen gesponsord worden door buitenlandse mogendheden? Zijn er ook andere, expliciet niet-Turkse verenigingen die Gülen-aanhangers viseren?

4) Hoe kan men de Turkse gemeenschap zelf wapenen tegen deze intolerantie? Hoe kan de overheid hierbij helpen? Werden hiertoe in het verleden al pogingen toe ondernomen?

5) Is er ook sprake van omgekeerd geweld: Gülen aanhangers die Erdogan aanhangers viseren? Indien ja, zijn hier trends bij te bemerken?

Antwoord ontvangen op 7 juni 2021 :

1) Voor een antwoord op de vraag naar politiebescherming moet ik verwijzen naar de Politie en het Crisiscentrum, die beiden onder de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken vallen.

2) Ook voor een precies cijfer van het aantal gerapporteerde incidenten moet ik verwijzen naar de Politie.

Ik kan u, op basis van informatie van de Veiligheid van de Staat, wel meedelen dat vanaf het moment van de poging tot staatsgreep in Turkije op 15 juli 2016 tot enkele maanden erna, verschillende incidenten zijn gemeld waarbij aanhangers van de Gülenbeweging werden bedreigd via sociale media, gebouwen van de beweging werden gevandaliseerd, er werd opgeroepen om handelszaken van gülenisten te boycotten en ouders onder druk werden gezet om hun kinderen van de scholen van de Gülenbeweging te halen. Nadien zijn er, op enkele sporadische incidenten na, geen meldingen meer geweest.

3) Aangezien de Gülenbeweging zowel door het Turkse regime als door de oppositie verantwoordelijk gehouden wordt voor de poging tot staatsgreep, worden de aanhangers van de beweging door een groot aantal actoren beschouwd als ‘staatsvijand’. De Veiligheid van de Staat beschikt niet over informatie die wijst op een strategie van Belgisch-Turkse verenigingen om aanhangers van de Gülenbeweging expliciet te viseren. De incidenten hebben, voor zover bekend, plaatsgevonden op initiatief van individuen, niet van bepaalde verenigingen of bewegingen.

4) Het bestrijden van intolerantie is de verantwoordelijkheid van de hele samenleving. Op alle niveaus, inclusief het individuele, moeten we hard werken aan het verzoenen van verschillen. Via een gerichte en kwaliteitsvolle dienstverlening op alle bestuursniveaus alsook een inclusief gemeenschapsleven kunnen we intolerantie terugdringen. Dit geldt niet enkel voor de verschillen tussen Gülenisten en Erdogan-aanhangers, maar bij uitbreiding voor de volledige samenleving. Dit zal een van de grootste uitdagingen van de komende jaren worden.

5) Ik beschik niet over  indicaties van geweld door Gülen-aanhangers jegens aanhangers van Erdogan.