Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-1196

van Bert Anciaux (Vooruit) d.d. 19 april 2021

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding

Wetboek van de inkomstenbelastingen - Artikel 36, § 2, tweede lid - Interpretatie

fiscaliteit
interpretatie van het recht
fiscaal recht
BTW
automobiel
geografische spreiding

Chronologie

19/4/2021Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 20/5/2021)

Vraag nr. 7-1196 d.d. 19 april 2021 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De fiscale wetgeving is uiteraard identiek voor alle burgers van ons land en is geldig in alle Gewesten en Gemeenschappen. Maar dit lijkt slechts theorie te zijn.

Er doen zich in de praktijk allerlei interpretaties voor van de ware aard van het bepalen van het voordeel van alle aard met betrekking tot de cataloguswaarde van voertuigen.

De ene interpretatie spreekt van de fiscale cataloguswaarde van het voertuig, dus de betaalde waarde van het voertuig verhoogd met alle kortingen of gelijkaardige zaken zoals gratis opties, enz.

De andere interpretatie spreekt van de cataloguswaarde in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, met inbegrip van de werkelijk betaalde belasting over de toegevoegde waarde (btw) en opties. In dat geval wordt geen rekening gehouden met eventuele kortingen en dergelijke.

Een laatste interpretatie spreekt van de cataloguswaarde in nieuwe staat bij verkoop aan een normale burger, dus rekening houdend met een normale korting die elke koper krijgt, met inbegrip van de werkelijk betaalde btw en opties. Er wordt dus enkel rekening gehouden met een vermindering van de catalogusprijs met die kortingen en dergelijke die aan iedereen toegekend worden. Extra kortingen worden wel meegerekend in het bepalen van de voordelen alle aard.

Het lijkt erop dat binnen de verschillende Gewesten door de federale administratie Financiën andere interpretaties gelden, zodat de fiscus niet over heel het land dezelfde interpretatie hanteert en er sprake is van ongelijke behandeling.

Kan de geachte minister me meedelen welke van de drie interpretaties de correcte is?