Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-955

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld) d.d. 4 mei 2016

aan de eerste minister

Joodse geroofde kunst - Geroofde kunstwerken in de federale musea - Commissie Buysse - Rapport 2008 - Databank - Openstellen - Identificatie van de eigenaars

kunstvoorwerp
cultuurgoed
diefstal
jood
eigendom van goederen
museum
gegevensbank
handel in kunstvoorwerpen
Tweede Wereldoorlog

Chronologie

4/5/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 2/6/2016)
30/5/2016Antwoord

Vraag nr. 6-955 d.d. 4 mei 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik verwijs naar mijn eerdere schriftelijke vraag nr. 6-891 en het antwoord van de staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid. Ik richt de opvolgvraag tevens tot u gezien de databank van de Commissie Buysse onder het beheer van uw diensten zou vallen.

Nederlandse musea hebben zeker 139 kunstwerken in hun bezit waarvan wordt vermoed dat ze Joden afhandig zijn gemaakt in de nazitijd. Dit werd vastgesteld naar aanleiding van een uitgebreid onderzoek. Tussen 1933 en 1945 werden veel Joodse kunstverzamelaars gedwongen hun bezittingen te koop aan te bieden. Het gebeurde ook dat de nazi's de werken roofden of in beslag namen. Later belandden veel van deze werken in musea. De Nederlandse Museumvereniging probeert te achterhalen wie de oorspronkelijke eigenaren zijn. Erfgenamen van de oorspronkelijke eigenaar kunnen een verzoek tot restitutie indienen.

Nederland heeft in 2001 een onafhankelijke adviescommissie opgericht die onder meer de minister advies geeft over claims op voorwerpen in de rijkscollectie en de kunstwerken in het bezit van de Staat (lokaal, provinciën, enz.).

Ons land voerde hieromtrent eerder onderzoek. Ik verwijs naar de Commissie voor de schadeloosstelling van de leden van de Joodse Gemeenschap van België die het onderzoek en de behandeling van de aanvragen tot schadeloosstelling op 31 december 2007 heeft beëindigd. Het secretariaat van de Commissie heeft eveneens de werkzaamheden stopgezet. De opvolging wordt vanaf 1 januari 2008 verzekerd door de diensten van de Kanselarij van de eerste minister en valt heden onder de programmatorische federale overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid.

Het Museum voor Schone Kunsten van Brussel heeft met "Bloemen" van Lovis Corinth een werk van onbekende herkomst. Voorts kreeg het negen schilderijen van Xavier Mellery, die tientallen jaren in de kelders van het Paleis voor Schone Kunsten lagen. Daar werden na de oorlog de veilingen van gerecupereerde roofkunst georganiseerd. Het Museum weet niet wie de eigenaar is.

De informatie komt uit een bijlage van het hierboven vermeldde rapport over de schadeloosstelling aan de Joodse Gemeenschap die door een krant werd naar buiten gebracht. Het rapport is naar verluidt bij momenten scherp. Zo vermeldt het enkele kisten in het Jubelpark met 292 cultuurgoederen van niet-geïdentificeerde joodse herkomst. Het gaat om islamitische, Chinese, Griekse en Romeinse kunstobjecten. Ze zijn teruggevonden in een opslagplaats in Nikolsburg (nu Mikulov in Tsjechië). "De instelling schreef alle stukken in in zijn inventaris", zegt het rapport, "en ondernam geen enkele poging om de eigenaars te identificeren."

Deze gegevens zijn slechts het topje van de ijsberg. Het rapport focust alleen op joodse bezittingen en onderzocht een beperkt aantal Belgische musea.

De Commissie Buysse liet tevens een databank na, waarin duizenden kunstvoorwerpen uit Joodse collecties zijn beschreven. De databank is bewaard, maar ze is niet publiek ter inzage.

Dit is een transversale gemeenschapsaangelegenheid. Zowel federale musea als de musea die ressorteren onder de Gemeenschappen zijn in het bezit van roofkunst. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid waarbij samenwerking aangewezen is om te komen tot een correct restitutiebeleid van roofkunst, en dit wat alle musea betreft.

Ik had hieromtrent dan ook volgende vraag :

Bent u bereid om samen met de staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid de databank opgesteld door de Commissie Buysse (2008), waarin duizenden kunstvoorwerpen uit Joodse collecties zijn beschreven, ter inzage open te stellen voor het publiek en dit via een webstek of onder een andere vorm, zodat de eventuele eigenaren of hun erfgenamen zich kenbaar kunnen maken ? Zo neen, waarom niet ? Zo ja, kunt u meedelen wat het tijdschema en de modaliteiten zijn ?

Antwoord ontvangen op 30 mei 2016 :

Overeenkomstig artikel 9, § 2, van de wet van 20 december 2000 betreffende de schadeloosstelling van de leden van de Joodse Gemeenschap van België voor hun goederen die werden geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945, dient de bestemming van de gegevensbank te worden bepaald bij koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De Commissie voor de schadeloosstelling heeft de aanbeveling geformuleerd om de archieven toe te vertrouwen aan het Algemeen Rijksarchief.

Gelet op de bijzondere inhoud van deze archieven, namelijk zowel historische als persoonlijke gegevens, wordt er onderzocht op welke wijze deze overdracht dient te worden georganiseerd.

Momenteel worden deze archieven nog beheerd door mijn diensten en aanvragers of erfgenamen van aanvragers hebben zich steeds tot mijn diensten kunnen richten voor inlichtingen. De specifieke vragen in verband met kunstgoederen worden steeds doorverwezen naar de programmatorische overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid waarmee telkens overleg wordt gepleegd.