Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-870

van Ann Brusseel (Open Vld) d.d. 3 maart 2016

aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de Minister van Financiën

Actieplatform van de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie van Peking - Toepassing - Informatieverslag van de Senaat nr. 6-97/2 - Opvolging - Beleidscel - Samenstelling - Evenwichtige tussen vrouwen en mannen - Genderbeleid - Maatregelen

gendermainstreaming
ministerie
gelijke behandeling van man en vrouw
officiële statistiek
opvolging informatieverslag

Chronologie

3/3/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 7/4/2016)
23/3/2016Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-854
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-855
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-856
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-857
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-858
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-859
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-860
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-861
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-862
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-863
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-864
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-865
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-866
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-867
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-868
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-869
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-871

Vraag nr. 6-870 d.d. 3 maart 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Wat betreft de gelijke samenstelling van mannen en vrouwen in de uitvoerende macht hebben we nog een lange weg te gaan. Wat betreft de uitvoerende macht bedraagt het percentage vrouwen 22,2 % in de federale regering, 44,4 % in de Vlaamse regering, 12,5 % in de Waalse regering, 28,6 % in de regering van de Franse Gemeenschap, 50 % in de Brusselse Gewestregering, 25 % in de regering van de Duitstalige Gemeenschap.

Zowel federaal als op het niveau van de deelstaten zijn enkele maatregelen genomen om te streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen in de top van het openbaar ambt. Bijvoorbeeld : het koninklijk besluit van 2 juni 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel bepaalt een quotum voor vrouwen op de eerste twee niveaus (er zijn vier niveaus : A, B, C en D) bij de federale ambtenaren. Minstens één topambtenaar op drie moet een vrouw zijn.

Alhoewel er inspanningen werden geleverd hebben we toch nog een lange weg te gaan. De regering bekleedt hierin een voorbeeldfunctie.

Ik verwijs naar enkele specifieke aanbevelingen hieromtrent die unaniem werden goedgekeurd in de Senaat. Mijn vragen komen rechtstreeks voort uit het unaniem goedgekeurde informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie van Peking (stuk Senaat nr. 6-97/2, Vaststellingen en Aanbevelingen). Ik verwijs in het bijzonder naar hoofdstuk IV.1. " Vrouwen en besluitvorming " en dan specifiek volgende aanbevelingen (aanbeveling 2 en 3) :

« 2. Er moeten structurele maatregelen genomen worden om een gelijke aanwezigheid van vrouwen en mannen te waarborgen in de uitvoerende macht in het verlengde van de vertegenwoordiging van vrouwen en mannen op wetgevend vlak op alle beleidsniveaus, dus zowel in de verschillende regeringen als bij provincies en gemeenten.

3. Wat betreft vrouwen in het openbaar ambt dienen de wettelijke bepalingen en streefcijfers geflankeerd te worden door een omkaderend beleid. Inspirerend is de aanpak in Vlaanderen met een aansturende emancipatieambtenaar en de jaarlijkse rapportage over de stand van zaken.

Mijn vraag betreft de huidige samenstelling en organisatie van uw ministeriële beleidscel en dit om na te gaan in hoeverre er verdere maatregelen moeten worden genomen conform de hierboven aangehaalde aanbevelingen.

Graag had ik u dan ook volgende vragen voorgelegd :

1) Wat was de verhouding van de vrouwelijke en mannelijke medewerkers, binnen uw beleidscel in 2015 en dit meer specifiek :

a) in zijn geheel ;

b) per niveau (leden niveau 1 / uitvoerend personeel ; niveau 2 ; niveau 2 + ; niveau 3 ; en op het niveau van de directeur en adjunct-directeurs) ?

2) Kunt u uw genderbeleid toelichten wat de samenstelling van de beleidscel betreft ?

3) Kunt u aangeven welke maatregelen u heeft genomen om de aanwezigheid van vrouwen in de top van de onder u ressorterende federale overheidsdiensten (FOD) aan te moedigen en te versterken ? Kunt u deze toelichten ?

Antwoord ontvangen op 23 maart 2016 :

1) a) & b)


Totaal

Niveau 1

Niveau 2

Niveau
2+

Niveau 3

Niveau 4

M

16

3

1

9

1

2

V

6

2

0

3

0

1

2) In de federale overheidsdiensten is er al een positieve tendens wat betreft de aanwezigheid van vrouwen in topfuncties, maar er dienen toch nog meer inspanningen te worden geleverd. Zoals blijkt uit de onderstaande cijfers (Bijlage I) was in 2015 25 % van de mandaatfuncties in handen van vrouwen (in 2007 was dit slechts 16 %).

Wat betreft het middenkader bedroeg het aantal vrouwen 33 % (in 2007 was dit slechts 23 %). In absolute cijfers komt dit neer op een gemiddelde van 33 % vrouwen in een leidinggevende functie. De positieve evolutie is onder andere een gevolg van het feit dat ik als staatssecretaris met behulp van het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen de cijfergegevens controleer.

Verder ondersteun ik ook de initiatieven die door mijn collega die bevoegd is voor Ambtenarenzaken werden genomen zoals het feit dat in het aangepaste standaard-curriculum vitae (CV) deeltijdse ervaringen gelijkgesteld worden met voltijdse ervaringen. Op dit moment is het zo dat vrouwen meer in deeltijdse systemen werken dan mannen. Deze maatregel komt dus ten goede van de vrouwen op de arbeidsmarkt.

Ook zullen er door hem in de loop van 2016 reglementaire bepalingen uitgewerkt worden wat betreft deeltijds werken en nieuwe arbeidsvormen waarbij wordt gezocht naar mogelijkheden om de Work Life Balance te verbeteren voor alle medewerkers, ongeacht de levenskeuze die men gemaakt heeft en rekening houdend met de genderdimensie.

Als de huidige trend zich doorzet, zal de doelstelling van het koninklijk besluit van 2 juni 2012 worden behaald met name dat minstens één topambtenaar op drie vrouw is. En zoals ik reeds in mijn beleidsnota heb vermeld, zal ik dit jaar in samenwerking en in overleg met mijn collega-minister van Ambtenarenzaken nagaan waar zich nog lacunes bevinden en hoe deze verder kunnen worden aangepakt, hetgeen zal uitmonden in een verslag dat zal voorgelegd worden aan de Ministerraad op het einde van dit jaar. Uiteraard zal dit aspect ook meegenomen worden in de discussies rond het nationaal actieplan gendergelijkheid in arbeidsrelaties dat momenteel in een voorbereidende fase zit.

Op mijn beleidscel zie ik er ook op toe dat al mijn inhoudelijke medewerkers een specifieke opleiding gendermainstreaming hebben gevolgd. Ik streef uiteraard ook naar volledige gendergelijkheid op mijn beleidscel.

Bijlage I


Man

Vrouw

% vrouw

Middenkader

2 886

1 416

32,9 %

Mandaathouders

137

45

24,7 %

Middenkader + Mandaathouders

3 023

1 461

32,6 %