Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-843

van Alexander Miesen (MR) d.d. 1 maart 2016

aan de minister van Financiën, belast met de Bestrijding van de fiscale fraude

Zolldiensten - Dienste " Fahndung " und " Streitigkeiten " - Deutschsprachiges Personal Douanediensten - Diensten "Onderzoek en Opsporing" en "Geschillen" - Duitstalig personeel

douane
beroep in het douanewezen
ambtenaar
Duitstalige Gemeenschap
taalgebruik

Chronologie

1/3/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 31/3/2016)
27/4/2016Rappel
9/5/2016Antwoord

Vraag nr. 6-843 d.d. 1 maart 2016 :

Leider gibt es zurzeit keine deutschsprachigen Beamten in den Zolldiensten " Fahndung " und " Streitsachen ". Dies kann zu großen Problemen führen, wenn ein Streitfall nicht intern geklärt werden kann, sondern vor Gericht kommt. So weit kommt es glücklicherweise eher selten. Dennoch besteht die Gefahr, sogar mit an Sicherheit grenzender Wahrscheinlichkeit, dass eine Gerichtssache aufgrund der " unkorrekten Anwendung der Sprachengesetzgebung ", mit der juristischen Begründung des " Formfehlers ", abgelehnt wird.

Um den Dienst am Bürger - in der deutschen Muttersprache, wie es die Sprachengesetzgebung vorsieht -, anbieten zu können, müsste bestehendes deutschsprachiges Personal ausgebildet werden.

Mir ist es ebenfalls wichtig zu erwähnen, dass nicht nur deutsche Firmen und Firmen aus der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens sich der deutschen Sprache bedienen, sondern zunehmend auch Firmen aus den osteuropäischen Ländern. Ein Grund mehr also, für ein korrekte Anwendung der bestehenden Sprachengesetzgebung Sorge zu tragen.

Ist es vorgesehen, dass deutschsprachiges Personal für die Dienste " Fahndung " und " Streitigkeiten " ausgebildet werden soll ?

___________________________________________

Op dit moment werken er helaas geen Duitstalige ambtenaren in de douanediensten "Onderzoek en Opsporing" en "Geschillen". Dit kan tot aanzienlijke problemen leiden, wanneer een geschil niet intern kan worden opgelost en voor de rechtbank komt. Gelukkig komt het maar zelden zover. Niettemin bestaat vrijwel zeker het gevaar dat een rechtszaak wordt afgewezen wegens onjuist gebruik van de taalwetgeving, met de "vormfout" als juridische rechtvaardiging.

Om dienstverlening aan de burger te kunnen aanbieden - in de Duitse moedertaal, zoals de taalwetgeving voorschrijft - zou bestaand Duitstalig personeel moeten worden opgeleid.

Het is mijns inziens tevens belangrijk te vermelden dat niet enkel Duitse bedrijven en bedrijven uit de Duitstalige Gemeenschap van België zich in het Duits uitdrukken, maar ook in toenemende mate bedrijven uit de Oost-Europese landen. Een reden te meer dus om toe te zien op een correct gebruik van de bestaande taalwetgeving.

Is men van plan om Duitstalig personeel voor de diensten "Onderzoek en Opsporing" en "Geschillen" op te leiden?

Antwoord ontvangen op 9 mei 2016 :

Die Generalverwaltung Zoll und Akzisen zählt in der Stufe N-2 fünf Verwaltungen, darunter die Verwaltungen "Untersuchung und Fahndung" und "Streitsachen" Die erste ist mit der Betrugsbekämpfung in Sachen Zoll und Akzisen beauftragt und die zweite mit der Bearbeitung von Betrugsakten, die rechtliche Folgen haben oder nicht oder auch von administrativen Beschwerden (in den Zentraldiensten).

Diese Verwaltungen sind unterteilt in einen zentralen Bestandteil, der aus Zentraldiensten im Sinne des Gesetzes über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangelegenheiten vom 18. Juli 1966 (nachstehend koordinierte Gesetze über den Sprachengebrauch) besteht, und in 7 regionale Bestandteile, bestehend aus Regionaldiensten im Sinne des Gesetzes über den Sprachengebrauch und unter diesen besteht der regionale Dienst von Lüttich, der seine Tätigkeiten auf das Gebiet der deutschsprachigen Gemeinschaft ausdehnt.

Die Sprachkenntnisse der Beamten sind gesetzlich bescheinigt durch ein vom SELOR aufgrund des Königlichen Erlasses vom 8. März 2001 ausgestelltes Sprachzeugnis, das die Bedingungen für die Erteilung der Zeugnisse der Sprachkenntnisse festlegt (nachstehend der Königliche Erlass). Im Sinne des Artikels 43 § 3 Absatz 3 der koordinierten Gesetze über den Sprachengebrauch setzt sich das zweisprachige Personal aus Beamten zusammen, die eine ausreichende Beherrschung der zweiten Sprache bewiesen haben.

Eine solche Beherrschung wird durch ein Sprachzeugnis bescheinigt, das dem Artikel 12 des Königlichen Erlasses entspricht. Die Befreiung von solch einem Beweis kann denjenigen gewährt werden, deren Diplom beweist, dass ihre zweite Sprache die Verkehrssprache für ihre Studien war. Der Beweis dieser Kenntnis, die dem Diplom in der zweiten Sprache gleichzustellen ist, kann ebenfalls über den Erhalt eines Zeugnisses, das dem Artikel 7 des Königlichen Erlasses entspricht, erbracht werden.

Das vom SELOR eingeführte System sieht ein Anforderungsniveau vor, das für die dem Artikel 9 § 2 des Königlichen Erlasses entsprechenden, ausreichenden Kenntnisse dem des vorgenannten Artikels 12 entspricht. Artikel 9 § 2 sieht ebenfalls eine elementare Sprachprüfung (und ein entsprechendes Zeugnis) für die Beamten vor, die in Kontakt mit der Öffentlichkeit stehen, ohne dass sie hierarchische Vorgesetzte anderer Beamten sind.

Der Dienst an deutschsprachigen Bürgern oder ausländischen Unternehmen ist zurzeit durch die Zusammensetzung der verschiedenen Dienste der betreffenden Verwaltungen nicht gefährdet.

*

*      *

De algemene administratie der Douane en Accijnzen heeft, op het niveau N-2, vijf administraties waaronder de administraties « Onderzoek & Opsporing » en « Geschillen ». Ze zijn respectievelijk belast, voor de eerste, met de bestrijding van fraude op het vlak van douane en accijnzen en, voor de tweede, met de behandeling van fraudedossiers die al dan niet aanleiding geven tot een vervolg in rechte of ook tot administratief beroep (in het geval van de centrale diensten).

Deze administraties zijn ingedeeld in een centrale component, bestaande uit de centrale diensten in de betekenis van de wet van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken (hierna de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen), en in zeven regionale componenten, bestaande uit regionale diensten in de betekenis van de wet op het gebruik van de talen; daartoe behoort ook de regionale component in Luik, die zijn activiteiten uitbreidt tot het grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap.

De talenkennis van de ambtenaren wordt wettelijk bewezen door de afgifte van taalcertificaten door SELOR op basis van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis (hierna het koninklijk besluit). In de betekenis van artikel 43, § 3, derde lid, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen bestaat het tweetalig personeel uit de ambtenaren die het bewijs leveren dat zij de tweede taal voldoende kennen.

Het bewijs van een dergelijke kennis wordt geleverd door een taalcertificaat overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit. Een vrijstelling van een dergelijke proef kan worden toegekend aan die personen van wie het diploma vaststelt dat hun tweede taal de voertaal van hun studies is. Het bewijs van een gelijkwaardige kennis aan een in de tweede taal behaald diploma kan ook worden geleverd door het verkrijgen van een certificaat overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit.

Tot slot voorziet het door SELOR ingevoerde systeem in een vereist niveau dat vergelijkbaar is met het niveau van voornoemd artikel 12 voor de certificaten van voldoende kennis overeenkomstig artikel 9, § 2, van het koninklijk besluit. Artikel 9, § 2, voorziet ook in een elementair taalexamen (en een overeenstemmend certificaat) voor de ambtenaren die in contact komen met het publiek zonder dat zij de hiërarchische meerderen van andere ambtenaren zijn.

De dienstverlening aan de burgers of aan Duitstalige bedrijven uit het buitenland wordt momenteel niet in het gedrang gebracht door de samenstelling van de verschillende diensten van de betrokken administraties.