Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-83

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 28 oktober 2014

aan de staatssecretaris voor Buitenlandse Handel, toegevoegd aan de minister belast met Buitenlandse Handel

Federale overheid - Telewerken - Overzicht - Inspectiebezoeken - Cybercrime - Kostenbesparingen

computercriminaliteit
computerpiraterij
werk op afstand
arbeidsinspectie
overheidsapparaat
ministerie
arbeidsveiligheid
officiële statistiek
gezondheid op het werk
overheidsadministratie

Chronologie

28/10/2014Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 27/11/2014)
5/12/2014Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-69
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-70
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-71
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-72
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-73
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-74
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-75
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-76
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-77
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-78
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-79
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-80
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-81
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-82
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-84
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-85
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-86

Vraag nr. 6-83 d.d. 28 oktober 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op grond van het koninklijk besluit van 22 november 2006 betreffende het telewerk in het federaal administratief openbaar ambt hebben personeelsleden van de federale overheidsdiensten de mogelijkheid om telewerk te verrichten. Deze flexibele werkvorm is mogelijk voor zowel contractuelen, mandaathouders, stagiairs als statutairen. Ook occasioneel telewerk is, mits toestemming van de hiërarchische meerdere, toegestaan in het geval het personeelslid specifieke problemen heeft om naar zijn/haar werkplaats te gaan.

De interne preventiedienst kan bij de telewerker controleren of de maatregelen inzake veiligheid en gezondheid op de werkplek nageleefd worden. Dergelijke controle of inspectiebezoek kan ook op aanvraag van de telewerker worden uitgevoerd.

Ik heb volgende vragen met betrekking tot de diensten (Federale en Programmatorische Overheidsdiensten), instellingen en organisaties die onder de bevoegdheden van de geachte minister/ geachte staatssecretaris ressorteren:

1) Hoeveel van het totaal aantal personeelsleden, zowel in absolute aantallen als in procent, werkt thans: a) occasioneel thuis; b) structureel thuis.

2) a) Hoeveel inspectiebezoeken werden er in de periode 2009-2014 uitgevoerd door de interne preventiedienst?

b) Hoeveel hiervan gebeurden er op aanvraag van de telewerker?

c) In hoeveel gevallen was de telewerkplek niet conform de maatregelen inzake veiligheid en gezondheid op de werkplek? Welk gevolg werd aan deze vaststellingen gegeven en door wie werden desgevallend de kosten gedragen om de telewerkplek in overeenstemming te brengen met de geldende regels inzake veiligheid en gezondheid?

3) Hoeveel gevallen van cybercrime en/of spionage werden er vastgesteld bij telewerkers in de periode 2009-2014? Welke (bijkomende) beveiligingsmaatregelen werden er dientengevolge getroffen?

4) Werd de eventuele kostenbesparing voor de federale dienst, instelling of organisatie wegens telewerk ooit al in kaart gebracht?

a) Zo ja, wat zijn de belangrijkste bevindingen en conclusies van deze studie? Welk bedrag wordt jaarlijks uitgespaard wegens de implementatie van de flexibele werkvorm 'telewerk' in de desbetreffende federale dienst, instelling of organisatie?

b) Zo nee, waarom niet? Acht de minister/ de staatssecretaris een dergelijke studie nuttig?

Antwoord ontvangen op 5 december 2014 :

Een globaal antwoord voor de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal worden verstrekt door de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese zaken.

Ik verwijs de geachte senator dan ook naar het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese zaken op zijn vraag nummer 6-73 van 28 oktober 2014.