Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-812

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 20 januari 2016

aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der gebouwen

Radicalisering - Bestrijding - Samenwerking tussen de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten

extremisme
religieus conservatisme
terrorisme
verhouding land-regio
radicalisering

Chronologie

20/1/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 18/2/2016)
7/3/2016Antwoord

Vraag nr. 6-812 d.d. 20 januari 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De strijd tegen radicalisering is een strijd die dient gevoerd te worden door de federale overheid, de gewesten en gemeenschappen en de lokale overheden. Het is bij uitstek een transversale aangelegenheid, waarvoor alle institutionele overheden een stuk van de verantwoordelijkheid moeten nemen.

Op de verschillende niveaus van deze federale staat worden er coördinerende organen opgericht in de strijd tegen radicalisering, maar er is geen nationale/federale/confederale coördinatie.

Binnen het agentschap Binnenlands bestuur (ABB) van de Vlaamse regering zorgt een centrale verbindingspersoon voor afstemming tussen de verschillende Vlaamse beleidsdomeinen en tussen het Vlaams niveau en de lokale, gewestelijke en federale overheden en politie- en veiligheidsdiensten.

Binnen elk betrokken departement of agentschap zorgt een verbindingspersoon/aanspreekpunt voor interne informatiedeling en afstemming.

Het Vlaams Platform radicalisering bundelt de expertise en zorgt voor een geïntegreerd beleid;

De Brusselse regering voorziet in zijn actieplan een coördinerende rol voor het Gewest d.m.v. een gestructureerd netwerk van contact- en verbindingspersonen bij de verschillende beleidsniveaus.

De Brusselse regering zoekt eveneens steun zoeken op federaal, Europees en internationaal niveau bij erkende bronnen van deskundigheid en projectfinanciering.

In de Franse Gemeenschap wordt een samenwerking vooropgesteld met vergelijkbare structuren die zijn opgericht binnen de verschillende bevoegdheidsniveaus. Tevens wordt de oprichting voorzien van een antiradicalismenetwerk RAR dat zal bestaan uit alle diensten van de verschillende betrokken algemene administraties alsook uit de vertegenwoordigers van de ministers. Het is de taak om samen te werken met alle vergelijkbare structuren die zijn opgericht binnen de verschillende bevoegdheidsniveaus, teneinde de middelen te bundelen en coherente antwoorden te bieden.

De regering van het Waals Gewest heeft zich kunnen omringen met een netwerk van radicalismecorrespondenten.

In Nederland bestaat op nationaal niveau de NCTV (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid), een nationaal expertisecentrum en een nationale vertrouwenspersoon. De nationale vertrouwenspersoon ondersteunt sleutelfiguren vanuit de moslimgemeenschap. Het expertcentrum versterkt de informatiepositie en netwerken van de overheid en gemeenten over maatschappelijke spanningen en radicalisering en levert praktische ondersteuning aan gemeenten en maatschappelijke instellingen bij radicalisering en maatschappelijke spanningen. De NCTV stelt experts beschikbaar voor de direct betrokken gemeenten. De experts ondersteunen gemeenten bij de duiding rondom jihadisme. Zij stimuleren vroegsignalering, interventiemogelijkheden en versterken relevante netwerken. De AIVD, NCTV, politie, OM en gemeenten delen alle beschikbare en relevante informatie om de meest effectieve interventie (inlichtingenmatig, strafrechtelijk en/of bestuurlijk) te bepalen en zicht te houden op de integraliteit, onverlet de bestaande gezagslijnen, structuren en wettelijke kaders. De NCTV zal een geaccrediteerde vakopleiding oprichten voor medewerkers van instanties en organisaties die het jihadisme bestrijden.

In België is er geen overkoepelende instantie die een globaal overzicht heeft op de initiatieven die op de verschillende niveaus worden genomen of die de "good practices" van de verschillende niveaus kan doorgeven aan de andere of de coördinatie kan faciliteren tussen de maatregelen die worden genomen op de verschillende niveaus.

Het Overlegcomité lijkt het meest aangewezen forum om in dit verband een initiatief te nemen.

Wat zal de minister doen om een goede coördinatie tussen de verschillende coördinatieorganen mogelijk te maken?

Hoe zal voorkomen worden dat de gewesten en gemeenschappen als ondergeschikte besturen beschouwd zouden worden?

Kan de Senaat een rol spelen om erover te waken dat deze coördinatie en controle niet enkel in handen valt van de uitvoerende macht?

Welke initiatieven zal de minister ter zake nemen?

Zal hij in overleg treden met de gewesten en de gemeenschappen om hiervoor een oplossing te vinden?

Antwoord ontvangen op 7 maart 2016 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen :

Het geachte lid heeft volkomen gelijk dat de strijd tegen radicalisering een strijd is die gevoerd dient te worden door zowel de federale overheid, de Gemeenschappen en Gewesten en de lokale besturen.

In de strijd tegen dit maatschappelijk probleem werd er door de federale overheid begin 2015 een eerste reeks maatregelen afgekondigd. Een van deze betrof de herziening van het « Plan R ».

Na de verijdelde aanslag in Verviers begin 2015 besliste de federale regering over te gaan tot een actualisatie van het Actieplan Radicalisme.

Het Actieplan Radicalisme is nog steeds een plan van aanpak dat radicalisme en extremisme in onze samenleving wil inperken via een geïntegreerde samenwerking tussen diverse overheidsdiensten. Dit gebeurt middels bestuurlijke of gerechtelijke maatregelen, maar ook door de link naar de preventie en een gerichte nazorg te versterken. De basis van het Actieplan is een vlotte informatie uitwisseling tussen de diensten en overleg binnen daartoe opgerichte structuren van de lokale en nationale taskforces.

Het Plan R is met de actualisering verankerd in de nieuwe federale veiligheidsstructuren. Het Plan is geïntegreerd in het Platform radicalisme en terrorisme in de schoot van het Coördinatie Comité voor inlichting en veiligheid, dat via het Strategisch Comité voor inlichting en veiligheid aan de Nationale Veiligheidsraad (NVR) rapporteert en beleidsondersteunend werkt. Het Plan R geeft hierbij uitvoering aan de prioriteiten die door de NVR bepaald worden en de klemtonen die daarbij gelegd worden, zowel inzake de opvolging van een fenomeen als de te nemen maatregelen.

Met de actualisering van het Plan wordt op organisatorisch vlak de lokale werking via de lokale taskforces versterkt; worden de banden met de lokale integrale veiligheidscellen bestendigd en wordt op nationaal niveau de structuur van de werkgroepen gestroomlijnd.

Er kan op die manier vlot ingespeeld worden op de actualiteit om operationele en beleidsondersteunende initiatieven te nemen.

Er gaat bijzondere aandacht uit naar een verruiming naar andere beleidsniveaus en diensten (burgemeesters, provinciegouverneurs, Gemeenschappen, Gewesten, enz.). Vertegenwoordigers van het openbaar ministerie en de Gemeenschappen en Gewesten worden via hun deelname aan de nationale taskforce structureel ingebed in het Actieplan. Ook word door een link te leggen met de kadernota Integrale Veiligheid de ketengerichte aanpak van het Actieplan verder uitgediept. Nieuw is tevens dat er op het vlak van preventie, deradicalisering, disengagment en communicatie een aantal concrete actiepunten en projecten worden uitgewerkt.

Het geactualiseerde Actieplan berust volledig op een geïntegreerde werking en aanpak. Dit betekent dat het dient « gedragen » te worden door de verschillende deelnemende diensten. Hun akkoord en actieve medewerking is net de sterkte van het Plan.

U hebt terecht aangehaald dat elke beleidsniveau in België een eigen actieplan tegen radicalisering opgesteld dat zijn eigen bevoegdheden bestrijkt. Voor wat het federale niveau betreft ligt de nadruk daarom eerder op het repressieve luik van de veiligheid. Voor de deelstaten zal dit veeleer op preventie en nazorg slaan. Hierin worden niet steeds dezelfde accenten gelegd, wat niet meer dan normaal is, maar dit maakt er natuurlijk de afstemming en coördinatie van het beleid niet gemakkelijker op. Voor alle duidelijkheid : alle actieplannen staan op dezelfde hoogte en zijn niet ondergeschikt aan elkaar.

Op technisch niveau hebben we belangrijke stappen gezet in de richting van een betere coördinatie door de uitbreiding van het Federale Plan radicalisering en de nieuwe kadernota Integrale Veiligheid. Deze initiatieven zijn pas opgestart en verdienen daarom de nodige tijd om concreet te worden ; in elk geval staan we hier al een flink stuk verder mee dan in de vorige legislatuur.

Ook op het Platform radicalisering dat in het kader van het Overleg Comité opgericht werd komen een aantal van de vragen waar gecoördineerde actie vereist is aan bod, maar ik herhaal dat het afstemmen van de verschillende beleidsopties en meningen en het vertalen ervan naar gemeenschappelijke posities niet steeds eenvoudig is.