Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-757

van François Desquesnes (cdH) d.d. 26 oktober 2015

aan de minister van Mobiliteit, belast met Belgocontrol en de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen

Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) - Stations - Rookverbod - Controles - Bericht aan de reiziger - Preventie over de risico's van nicotineverslaving - Overleg met de deelstaten

Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
spoorwegstation
nicotineverslaving
bewustmaking van de burgers

Chronologie

26/10/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 26/11/2015)
18/12/2015Antwoord

Vraag nr. 6-757 d.d. 26 oktober 2015 : (Vraag gesteld in het Frans)

Het toepassingsgebied van de wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook behelst ook de stations. Het is nochtans duidelijk dat, hoewel de meeste rokers de regeling naleven binnen het station, er velen roken op de perrons, met de gekende desastreuze gevolgen op het vlak van de gezondheid van de roker, maar eveneens voor de niet-rokers die de rook onvrijwillig inademen, louter omdat ze zich naast de rokers bevinden.

Op dit vlak zou er een samenwerking tot stand moeten komen tussen de federale overheid, bevoegd voor de controle van de naleving van het rookverbod binnen de Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) en voor de financiering van rookstophulp, en de deelstaten verantwoordelijk voor gezondheidspreventie ; twee belangrijke aspecten van de strijd tegen nicotineverslaving.

Ik heb de volgende vragen :

1) Kunt u ons verduidelijken wat het precieze toepassingsgebied van dit rookverbod op de perrons is ? Bestaat er een onderscheid tussen gesloten en “open” perrons ? Zo ja, hoe worden deze begrippen exact omschreven ?

2) Worden er controles uitgevoerd in de stations ? Dit laatste begrip dient ruim te worden begrepen, zoals omschreven in het koninklijk besluit van 20 december 2007 houdende reglement van de politie op de spoorwegen, als “de ruimte die, naargelang het geval, bestaat uit :

- het stationsgebouw zijnde het gebouw, waar de reizigers zich een vervoerbewijs kunnen aanschaffen of kunnen wachten op de treinen, met inbegrip van de tot datzelfde gebouw behorende ruimtes die niet voor het publiek toegankelijk zijn;

- de stopplaats, zijnde de plaats, zonder dat het een stationsgebouw betreft, waar reizigers kunnen op- of afstappen volgens de vastgestelde dienstregeling;

- de stationsaanhorigheden, zijnde de perrons, de boven- en ondergrondse toegangswegen naar de perrons, de wachtruimtes, de sanitaire voorzieningen, de parkeerterreinen, behorende bij het station, de fietsenstallingen, de toegangswegen tot het station en in het algemeen alle overige ruimtes bestemd tot de realisatie van de spoorwegvervoerdiensten vanuit het betrokken station.”

3) Kunt u ons desgevallend inlichten over het aantal uitgevoerde controles en hun gevolgen (meer bepaald wat de genomen sancties ten overstaan van overtreders betreft)?

4) Kunt u ons inlichten over de statistische evolutie van de afgelopen jaren ?

5) Worden er in overleg met de deelstaten informatiecampagnes voor de reizigers georganiseerd betreffende de regels inzake het rookverbod en de bestaande rookstophulpmiddelen, en meer in het algemeen, betreffende de gevaren van nicotineverslaving, met het oog op preventie ?

Antwoord ontvangen op 18 december 2015 :

1) De wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek bepaalt een gesloten plaats als een plaats die van de omgeving is afgescheiden door wanden en overdekt is door een (vals) plafond. Volgens de wet is een plaats die toegankelijk is voor het publiek een plaats waarvan de toegang niet beperkt is tot de gezinssfeer, zoals de stations.

2) Het koninklijk besluit van 20 december 2007 houdende reglement van de politie op de spoorwegen geeft een definitie van het station waarin de perrons worden vermeld als deel van de installaties ervan.

Toch kan er geen duidelijk verschil worden gemaakt tussen een open en een gesloten perron, aangezien een perron niet volledig gesloten kan zijn volgens de definitie uit de wet van 22 december 2009. Een volledig gesloten perron zou namelijk het treinverkeer verhinderen.

Daarom wordt er voor de toepassing van de wet van 22 december 2009 die het roken in gesloten publieke plaatsen verbiedt, rekening gehouden met de configuratie zelf van de perronruimtes van de stations die over zo goed als de volledige lengte geheel of gedeeltelijk overdekt zijn, maar waarvan de uiteinden open zijn (zoals Antwerpen-Centraal, Brussel-Centraal, Brussel-Luxemburg, Brussel-Schuman, Namen, enz.) en die volgens Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen (NMBS) globaal overdekt zijn en dus beschouwd kunnen worden als gesloten ruimtes. Ook al is een dergelijke opening voor interpretatie vatbaar, dan nog maken pictogrammen die het roken verbieden en die aan de ingang van deze zones zijn aangebracht duidelijk dat het om een rookvrije ruimte gaat.

3) tot 5) De wet van 25 juli 1891 op de politie der spoorwegen belast het beëdigd personeel van NMBS ermee om bepaalde inbreuken op het spoorwegdomein vast te stellen. Het bevuilen van de installaties kan in dit kader worden vastgesteld, maar het verbod om te roken is op zich niet opgenomen in de wet. Het beëdigde personeel beperkt zich er dan ook toe om het verbod op roken mondeling mee te delen en eventueel een proces-verbaal op te maken indien het roken gepaard gaat met bevuiling.

« Het naleven van de rookwetgeving » zoals vermeld in de vraag is daarentegen opgenomen in de wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook. Een koninklijk besluit bepaalt dat de inbreuken op deze wet worden vastgesteld door de ambtenaren van de federale overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid. NMBS beschikt dus niet over statistieken over eventuele controles die hierop worden uitgevoerd.

Ik zal mijn administratie en mijn collega van Volksgezondheid vragen om de mogelijkheid te analyseren om het beëdigde personeel van NMBS toe te staan om deze inbreuken vast te stellen.

Ik verwijs u door naar mevrouw De Block, minister van Volksgezondheid, voor de antwoorden op uw verschillende vragen.