Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-706

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 19 augustus 2015

aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de Minister van Financiën

Onderzoek en ontwikkeling (O&O) van ondernemingen in België - Tweede evaluatie van de overheidssteun door het Federaal Planbureau - Resultaten - Beleidsacties

onderzoek en ontwikkeling
fiscale stimulans
ondernemingsbeleid
belastingaftrek

Chronologie

19/8/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 17/9/2015)
17/9/2015Antwoord

Vraag nr. 6-706 d.d. 19 augustus 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In de periode 2005-2012 wordt er een sterke stijging van de O&O-intensiteit in België opgetekend. In 2012 bereikten de totale O&O-uitgaven met 2,24% van het BBP een voorlopig hoogtepunt. Om aan de doelstelling, namelijk de O&O-uitgaven tegen 2020 optrekken naar 3% van het BBP, tegemoet te komen, riep de federale overheid een aantal fiscale voordelen in het leven teneinde bijkomende O&O-uitgaven door ondernemingen te stimuleren. De belastingvoordelen die werden geïntroduceerd zijn:

- gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor kenniswerkers in ondernemingen;

- gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor Jonge Innoverende Ondernemingen (JIO);

- gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor kenniswerkers met een diploma van doctor in de exacte of toegepaste wetenschappen, dokter in de (dier)geneeskunde of burgerlijk ingenieur;

- gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor kenniswerkers met een masterdiploma, met uitzondering van masters in de sociale en humane wetenschappen;

- vanaf 2007 kunnen ondernemingen kiezen tussen de bestaande belastingaftrek voor O&O-investeringen of een belastingkrediet;

- vanaf het aanslagjaar 2008 kunnen ondernemingen, onder bepaalde voorwaarden, genieten van een belastingaftrek van 80 % van hun inkomsten uit octrooien.

De belastingvoordelen op het vlak van fiscale steun voor O&O bedroegen in 2012 0,17 % van het BBP. Hiermee bezette België een derde plaats op de OESO-ranking. Met de aanzienlijke budgettaire kost van de belastingvoordelen voor O&O in het achterhoofd, onderzocht het Federaal Planbureau met haar tweede evaluatie of en in welke mate de recente stijging van de O&O-intensiteit in België toe te schrijven is aan de belastingvoordelen voor ondernemingen.

De bevoegdheden inzake wetenschap en innovatie zijn in België grotendeels geregionaliseerd. De gewestelijke overheden verlenen in het kader van hun bevoegdheden dan ook aanzienlijke directe steun (subsidies) aan ondernemingen voor O&O en innovatie. Door het feit dat er naast de federale belastingvoordelen voor O&O ook gewestelijke steunmaatregelen op het vlak van onderzoek en innovatie bestaan, wordt de totale O&O-intensiteit voor België bepaald door een combinatie van deze steunmaatregelen. Het betreft hier bijgevolg duidelijk een transversale aangelegenheid.

Ik heb volgende vragen voor de staatssecretaris:

1. Hoeveel bedroegen de federale belastingvoordelen op het vlak van fiscale steun inzake O&O voor ondernemingen in 2013 en 2014? Graag kreeg ik een jaarlijks overzicht, uitgedrukt in nominale termen alsook in het percentage van het BBP.

2. Hoeveel bedroegen de federale belastingvoordelen op het vlak van fiscale steun op het vlak van O&O voor publieke kennisinstellingen (universiteiten, hogescholen, onderzoekscentra, …) in 2013 en 2014? Graag ontving ik een jaarlijks overzicht, uitgedrukt in nominale termen alsook in percentage van het BBP.

3. Eén van de belangrijkste resultaten uit het tweede evaluatierapport naar de Belgische O&O-intensiteit van het Federaal Planbureau betreft het feit dat de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing op de lonen van kenniswerkers met een masterdiploma weliswaar het aandeel O&O-personeel met een universitair diploma verhoogt, maar tegelijkertijd een negatieve impact heeft op het aandeel O&O-personeel met een lager diploma.

Deze substitutie blijkt aanzienlijk te zijn, zo stelt het Federaal Planbureau vast, aangezien de impact van de desbetreffende maatregel geen statistisch significant effect heeft op het totaal aantal O&O-personeelsleden (hoewel er wel een significante impact is op de O&O-uitgaven ten gevolge van de hogere barema's voor masters).

Acht de staatssecretaris een bijsturing nodig in het licht van bovenstaande vaststelling?

a. Zo ja, welke beleidsactie of -maatregel zal de staatssecretaris nemen in reactie op deze vaststelling?

b. Zo nee, waarom niet?

4. Uit het evaluatierapport van het Federaal Planbureau blijkt dat de effectiviteit van overheidssteun afneemt als ondernemingen verschillende voordelen combineren; zowel de combinatie van gewestelijke steun met een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing op de lonen van onderzoekers met een masterdiploma alsook de combinatie van verschillende federale fiscale voordelen. Daarenboven is de daling van de effectiviteit aanzienlijk voor ondernemingen die meer dan twee voordelen combineren.

a. Welke beleidsactie of -maatregel zal de staatssecretaris nemen in reactie op deze vaststelling?

b. Acht de staatssecretaris het opportuun om, gelet op bovenstaande bevinding, overleg te plegen met de bevoegde ministers op regionaal niveau, om zodoende de trend van een afnemende effectiviteit bij combinatie van steunmaatregelen te keren?

5. Zoals werd aangegeven in vraag 4, blijkt uit het evaluatierapport van het Federaal Planbureau dat de effectiviteit van overheidssteun afneemt als ondernemingen verschillende voordelen combineren.

a. Geldt deze vaststelling ook voor publieke kennisinstellingen (universiteiten, hogescholen, onderzoekscentra, …)?

b. Welke beleidsactie of -maatregel zal de staatssecretaris nemen in reactie op deze vaststelling?

c. Acht de staatssecretaris het opportuun om, gelet op bovenstaande bevinding, overleg te plegen met de bevoegde ministers op regionaal niveau, om zodoende de trend van een afnemende effectiviteit bij combinatie van steunmaatregelen te keren?

6. Een andere belangrijke bevinding uit het rapport van het Federaal Planbureau is de vaststelling dat de effectiviteit van subsidies en fiscale voordelen voor O&O varieert volgens het subsidiëringspercentage (verhouding van ontvangen steun tot de O&O-uitgaven). Schattingen van het Federaal Planbureau doen vermoeden dat de effectiviteit afneemt naarmate de generositeit van de overheidssteun toeneemt (als percentage van de O&O-uitgaven).

Acht de staatssecretaris een bijsturing van de huidige fiscale voordelen voor O&O opportuun?

a. Zo ja, zal de staatssecretaris nader onderzoek laten uitvoeren naar de optimale hoogte van de fiscale voordelen voor O&O?

b. Zo nee, waarom niet?

7. Welke gevolgen, acties of maatregelen, voorziet de staatssecretaris aan het evaluatierapport van overheidssteun voor O&O van ondernemingen in België te geven? Welke bijsturingen zal de staatssecretaris op korte, middellange en/of lange termijn doorvoeren? In welke mate en hoe zullen de regionaal bevoegde ministers hierbij worden betrokken?

8. Welke gevolgen, acties of maatregelen, voorziet de staatssecretaris aan het evaluatierapport van overheidssteun voor O&O in België te geven m.b.t. publieke kennisinstellingen (universiteiten, hogescholen, onderzoekscentra, …)? Welke bijsturingen zal de staatssecretaris op korte, middellange en/of lange termijn doorvoeren? In welke mate en hoe zullen de regionaal bevoegde ministers hierbij worden betrokken?

9. Is wetenschapsbeleid een regionale bevoegdheid?

Zo neen, op welke rechtsgrond is het federale overheidsoptreden op het vlak van wetenschapsbeleid gebaseerd?

Zo ja, zal de staatssecretaris haar activiteiten op vlak van wetenschapsbeleid inperken en/of overdragen aan het regionale niveau?

Antwoord ontvangen op 17 september 2015 :

1) Wat betreft de fiscale uitgaven (vrijstellingen, aftrekken en verminderingen die de ontvangsten van de Staat beïnvloeden) hebben de meest recente cijfers betrekking op 2013.

Voor ondernemingen bedroeg de overheidssteun via de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in 2013 447,23 miljoen euro (0,11 % BBP).

Het weze opgemerkt dat de daadwerkelijke investering in onderzoek en ontwikkeling (O&O)-activiteiten (naar de Europese 3 %-norm van het BBP toe) pas later – op zijn vroegst in 2014 – vastgesteld werd.

2) In 2013 bedroeg de steun voor de universiteiten, onderzoeksfondsen, hogescholen en andere kennisinstellingen 248,61 miljoen euro (0,06 % BBP).

3) Via Europese regelgeving (verordening en aanbeveling dienaangaande) dienen statistische gegevens inzake beroepscategorieën gebaseerd te zijn op de « International Standard Classification of Occupations »(ISCO-08) van de Internationale Arbeidsorganisatie.

Deze classificatie onderscheidt enerzijds de intellectuele, wetenschappelijke beroepen, en anderzijds gespecialiseerde technische beroepen. Tot de eerst geciteerde groep behoren wetenschappers en ingenieurs die met conceptuele O&O-taken belast zijn; tot de tweede groep behoren uitvoerende personeelscategorieën. Het is inherent aan O&O, zowel in academia als in bedrijven, dat conceptuele taken altijd uitgevoerd worden door hooggekwalificeerd personeel. Het ligt bijgevolg enigszins voor de hand dat de maatregel een statistisch significant effect op de wervingscapaciteit van hooggekwalificeerden – namelijk wetenschappers en ingenieurs kan hebben.

Het dient overigens te worden opgemerkt dat bij jonge innovatieve ondernemingen de vrijstellingsmaatregel niet enkel beperkt is tot onderzoekers, maar ook kan toegepast worden op technici en ander ondersteunend personeel.

Aanvullende beleidsactie werd in de schoot van deze regering reeds ondernomen via de vermindering van de patronale bijdragen op lonen van werknemers. Deze vermindering die een algemene stimulans voor de tewerkstelling beoogt, kan op om het even welke beroepscategorie worden toegepast.

4) De stijging van de O&O-intensiteit loopt parallel met de uitbreiding van de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing.

De federale fiscale maatregel vormt een steun aan bedrijven, terwijl de steun uit de Gewesten (via IWT, DGO6, Innoviris) vaak tijdsgebonden projecten betreft. De federale en regionale steunmaatregelen zijn dus aanvullend.

Tussen de programmatorische federale overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid en het regionale niveau werden contacten gelegd met de bedoeling beide steunvormen optimaal te synchroniseren. Concrete voorstellen hiervoor mogen in het najaar worden verwacht.

5) Publieke of private non-profit-kennisinstellingen zijn gebonden door hun statutaire opdrachten, dit zijn in hoofdzaak onderzoek en kennisverspreiding. Financiering kan dus enkel voor deze doelstellingen worden ingezet.

6) Sedert 1 januari 2014 (met een overgangsfase tot 31 december 2014) dienen bedrijven hun O&O-activiteiten te melden aan de POD Wetenschapsbeleid, samen met het aantal onderzoekers waarop de verminderde bedrijfsvoorheffing kan worden toegepast. Het is bijgevolg pas zeer recent dat een monitoring van de toepassing van de maatregel mogelijk wordt en dit op basis van reële gegevens en niet op basis van via enquêtes verworven data die met statistische methoden geëxtrapoleerd worden. De conclusies van het rapport van het Planbureau verwijzen trouwens expliciet naar « de moeilijkheden die gepaard gaan met econometrische schattingen om een oorzakelijk verband vast te stellen tussen overheidssteun voor O&O en de eigen O&O-uitgaven van particuliere ondernemingen ».

7) De federale overheid en de gefedereerde entiteiten dragen elk binnen hun bevoegdheden bij tot het bereiken van de Europese Horizon 2020 norm van 3 %-O&O-uitgaven ten opzichte van het BBP. De verminderde bedrijfsvoorheffing is een indirecte fiscale steunmaatregel additioneel aan de directe steun die verleend wordt door de Gewesten en Gemeenschappen. Dat additioneel karakter laat zich vaststellen uit de conclusie van het rapport van het Planbureau dat poneert dat de Belgische O&O-intensiteit in 2012 de « recordhoogte » van 2,24 % van het BBP behaalde. Die stijging valt samen met een sterk toegenomen gebruik van de fiscale voordelen voor O&O door particuliere ondernemingen. De bedragen die via de verminderde bedrijfsvoorheffing aan ondernemingen (en onderzoeksorganisaties) ter beschikking worden gesteld, worden grotendeels in O&O- personeel of middelen geïnvesteerd en worden niet afgewend naar andere doelen.

8) Het is een federale bevoegdheid (de bedrijfsvoorheffing op zich is een voorschot op de personenbelasting) die gedeeld wordt met de Gemeenschappen en de Gewesten.

9) De verdeling van de federale en gefedereerde bevoegdheden inzake wetenschapsbeleid liggen vervat in artikel 6bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen.