Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-583

van Alexander Miesen (MR) d.d. 13 april 2015

aan de eerste minister

Samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie - Duitstalige Gemeenschap – Ontbrekende federale subsidies

samenwerkingsakkoord (Belgisch institutioneel kader)
sociale economie
verdeling van de bevoegdheden
Duitstalige Gemeenschap

Chronologie

13/4/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/5/2015)
5/5/2015Antwoord

Vraag nr. 6-583 d.d. 13 april 2015 :

Als gevolg van de inwerkingtreding van de staatshervorming op1 juli 2014 is het tewerkstellingsbeleid, waarvan de tewerkstellingsprogramma's in het kader van de “sociale economie” deel uitmaken, geregionaliseerd. Bovendien maakt de staatshervorming een einde aan het samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie.

Het genoemde akkoord, met de jaarlijkse avenanten, voorzag in financiële middelen die de federale Staat toekende aan de andere verdragsluitende partijen, waaronder de Duitstalige Gemeenschap, volgens een welbepaalde verdeelsleutel . Voor de Duitstalige Gemeenschap betekent dat dat 1,3% van de federale middelen ter beschikking worden gesteld. De laatste jaren kreeg de Duitstalige Gemeenschap een jaarlijks bedrag van 206.105 euro.

In het verlengde van dit akkoord, dat werd beëindigd, voorziet artikel 58nonies van de (gewijzigde) wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap in recurrente financiële middelen vanaf het jaar 2015.

De ontbrekende subsidies voor de voorgaande jaren, van 2009 tot 2014, doen evenwel problemen rijzen.

Het jaar 2008 is het laatste jaar waarvoor de goedkeuringsprocedure van het avenant en de betaling van de federale subsidie plaatsvonden. Als gevolg daarvan wordt de Duitstalige Gemeenschap vandaag geconfronteerd met een gecumuleerd niet-geďnd bedrag van 1.236.630 euro (206.105 euro per jaar ).

De medeondertekenende partijen zijn echter wel blijven investeren in de initiatieven van sociale economie overeenkomstig hun engagementen vervat in het samenwerkingsakkoord. Dat akkoord bepaalt bovendien dat voor elke euro die de federale Staat ten laste neemt, de verdragsluitende partij minstens een euro moet investeren in deze initiatieven.

Het probleem van de niet-betaalde subsidies wordt geregeld door twee overgangsprotocollen.

1. Het overgangsprotocol voor de POD Maatschappelijke Integratie, (Protocol van 15 mei 2014 tussen de Federale Staat enerzijds en het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap anderzijds betreffende de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden betreffende de tewerkstellingsmaatregelen en sociale economie), waarvan artikel 7 bepaalt:

“De aanhangsels voor de begrotingsjaren 2009 en 2010 bij het samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 tussen de federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie zullen door de federale Staat worden afgewikkeld voor zover er instemming wordt verleend over het aanhangsel door alle ondertekenende partijen door middel van een wet, een decreet of een ordonnantie, en dit plaatsvindt voor 1 juli 2014. ”

De genoemde bepaling heeft zelfs geen betrekking op de jaren 2011 tot 2014.

Het overgangsprotocol van de RVA (Protocol van 4 juni 2014 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, dat verbintenissen bevat betreffende de overdracht aan de Gemeenschappen en de Gewesten van bevoegdheden inzake het tewerkstellingsbeleid, die thans door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening worden uitgeoefend) regelt deze aangelegenheid op een andere wijze.

Artikel 39 van dat protocol bepaalt immers:

“Dit artikel heeft betrekking op de cofinanciering van de sociale economie:

1° krachtens artikel 171 van de programmawet van 27 december 2004 is de RVA belast met de betaling van de bedragen voor de cofinanciering bepaald in artikel 8 van het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie en in de daaropvolgende samenwerkingsakkoorden; de betaling wordt verricht overeenkomstig de beslissingen van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding, Sociale Economie en Grootstedenbeleid;

2° deze beslissingen mogen door de RVA nog tot uiterlijk 31 maart 2015 worden uitgevoerd via een betaling “bijdrage sociale economie” ten laste van de begroting van de RVA 2014;

3° na de boekhoudkundige afsluiting van de activiteit wordt het gecumuleerd saldo ter beschikking gesteld van de tak Globaal Beheer van de RSZ in de begroting van de opdrachten van de RVA.

Het protocol van de RVA staat dus meer open voor betalingen ten gunste van de Gewesten en van de Duitstalige Gemeenschap.

In dat verband ben ik zo vrij u de volgende vraag te stellen:

Wat bent u van plan te doen opdat het aan de Duitstalige Gemeenschap verschuldigde bedrag wordt betaald?

Antwoord ontvangen op 5 mei 2015 :

De vraag wordt toegezonden aan de minister van Maatschappelijke Integratie gezien deze aangelegenheid tot zijn bevoegdheden behoort.