Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-476

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 5 maart 2015

aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling

Elektrische mobiliteit - Coördinatie laadpalen - Ontwerp nationaal masterplan - EV Steering Group

elektrisch voertuig
minder vervuilend voertuig
elektrische energie
elektrisch materiaal
transportinfrastructuur

Chronologie

5/3/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 9/4/2015)
31/3/2015Antwoord

Vraag nr. 6-476 d.d. 5 maart 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 6-1 van 3 november 2014 bleek dat er geen geharmoniseerde data van het aantal laadpunten voor elektrische voertuigen in ons land voorhanden zijn, omdat de Gewesten de plaatsingen van laadpalen niet consequent bijhouden. Een inventarisatie van het aantal laadpunten voor elektrische wagens zou in de nabije toekomst wel door de Gewesten worden gepland. De minister benadrukte in haar antwoord tevens het belang van deze informatie: "Deze gegevens zullen trouwens ook van belang zijn bij de ontwikkeling van het Belgisch nationaal plan, zoals gevraagd in de Europese Richtlijn 2014/94 van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen. Een nationaal plan dient België ten laatste midden november 2016 aan de Europese Commissie te overhandigen."

In het antwoord op mijn hogervermelde schriftelijke vraag achtte de minister het opportuun vooraleer uitspraken te doen over kwantitatieve doelstellingen eerst een grondige analyse te maken van het potentieel van elektrische voertuigen in de drie Gewesten van ons land, rekening houdend met hun eigen context en specificiteit. Op basis van deze analyse zou dan bekeken kunnen worden hoe nationale doelstellingen inzake laadinfrastructuur - in het kader van de Europese Richtlijn 2014/94 - zullen worden bepaald.

De huidige gebruikers en eigenaars van elektrische voertuigen in België beschikken niet over een kaart of digitale applicatie die de laadpunten voor elektrische voertuigen weergeeft. Gelet op de actieradius van de huidige generatie elektrische voertuigen is het cruciaal om te weten waar zich laadfaciliteiten in België bevinden.

Eind 2011 nam de Algemene Directie Energie van de FOD Economie het initiatief voor de opmaak van een ontwerp van nationaal masterplan elektrische mobiliteit in België. In een nationale stuurgroep elektrische voertuigen, de EV Steering Group, werden de belangrijkste sectororganisaties en betrokken federale en gewestelijke overheidsactoren samengebracht, teneinde aanbevelingen te formuleren. De minister stelde in haar antwoord op bovenvermelde schriftelijke vraag: "De laatste keer dat deze groep samenkwam was op 26 januari 2012. Aangezien het ontwerp van masterplan nooit politiek werd gevalideerd (noch gewestelijk, noch federaal), is deze stuurgroep niet actief sindsdien."

Het ontwerp van masterplan is een soort handleiding waarin mogelijke maatregelen voor de ontwikkeling van elektromobiliteit in België worden beschreven aan de hand van dertien actiedomeinen. Actiedomein 4 betreft 'Maatregelen met betrekking tot de laadinfrastructuur'; actiedomein 9 betreft de 'Rol van de overheid als launching customer',...

De data over het aantal beschikbare laadpunten voor elektrische voertuigen zijn niet alleen van belang voor de gebruikers, maar ook als input voor de opmaak van een Belgisch beleidskader, zoals opgelegd door de Europese infrastructuurrichtlijn. Het feit dat deze data door de gewestelijke overheden dienen te worden aangeleverd, alsook dat de politieke validatie en verdere uitrol van het ontwerp masterplan elektrische mobiliteit de verschillende overheidsniveaus betreft, toont het transversale karakter van onderhavige vraagstelling aan.

Ik heb volgende vragen voor de minister:

1. Welke initiatieven acht de minister op nationaal niveau opportuun met het oog op de verdere uitbouw en coördinatie van het aantal laadpunten voor elektrische voertuigen in België? Met andere woorden: welke maatregelen zal de minister nemen om de inplanting van publieke en/of private laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen in België te stimuleren? Ziet de minister in deze opdracht een taak weggelegd voor het federale niveau of voor de gewestelijke overheden? Op welke manier is er desgevallend een samenwerking tussen de overheidsniveaus mogelijk?

2. Heeft de minister al kennis kunnen nemen van het feit of de gewestelijke overheden inmiddels al zijn gestart met het in kaart brengen van de publieke en semipublieke laadpunten op hun respectieve grondgebieden? Heeft de minister thans al zicht op het aantal beschikbare laadpunten voor elektrische voertuigen in België?

a. Zo ja, wordt de inventarisatie op een uniforme wijze verricht?

b. Zo ja, hoeveel sites en hoeveel laadpunten zijn er? Graag een opdeling naar publieke en semipublieke laadpunten en per Gewest.

c. Zo nee, zal de minister de gewestelijke overheden oproepen werk te maken van een dergelijke uniforme inventarisatie?

3.

a. Kan de minister een stand van zaken geven betreffende de intentie tot het uitvoeren van een analyse over het potentieel van elektrische voertuigen in de drie Gewesten van ons land, rekening houdende met hun eigen context en specificiteit? Zal de minister hierin het initiatief nemen?

b. Hoe ziet de minister de samenwerking met de gewestregeringen en de te volgen procedure met het oog op de uitvoering van een dergelijke analyse?

c. Welk tijdpad stelt de minister hierin voorop?

4. Acht de minister een verzameling en weergave op (digitale) kaart van alle reeds beschikbare (semi)publieke laadfaciliteiten voor elektrische voertuigen in ons land opportuun? Welke initiatieven is de minister bereid hiertoe te nemen? Ziet de minister hier een rol weggelegd voor de federale overheid, de regionale overheid of private partner(s)?

5. De EV Steering Group, met vertegenwoordigers van de belangrijkste sectororganisaties en betrokken federale en gewestelijke overheidsactoren, had de opdracht aanbevelingen te formuleren met betrekking tot het ontwerp Masterplan en kwam een laatste keer samen op 26 januari 2012.

a. Kwam er met de van het nationaal masterplan elektrische mobiliteit tevens een einde aan de opdracht en het bestaan van de EV Steering Group? Of is het de intentie van de minister om de EV Steering Group nogmaals samen te roepen, dit met het oog op het bereiken van een politieke validatie van het ontwerp van masterplan?

b. Zal de minister het initiatief nemen om het masterplan door alle beleidsniveau's politiek te valideren? Zo ja, op welke termijn?

c. Welke zijn volgens de minister de volgende stappen in de politieke validatie en bij uitbreiding de implementatie en uitrol van het ontwerp van masterplan elektrische mobiliteit?

d. Wenst de minister met het oog op de uitvoering van het ontwerp van masterplan samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met de deelstaten?

6. In 2012 werd, binnen het kader van het actiedomein 'Rol van de overheid als launching customer', een studie uitgevoerd door Transport & Mobility Leuven. Deze studie bevat een analyse van het actuele wagenpark van verschillende federale overheidsdiensten en autonome overheidsbedrijven vanuit het perspectief om een vervanging door elektrische wagens te kunnen realiseren. "De EV-alternatieven, het gebruikspatroon, de sites en noodzakelijke laadinfrastructuur worden nog nader bestudeerd", zo stelde de minister in antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 6-1.

a. Wanneer verwacht de minister de resultaten van de studie omtrent de EV-alternatieven, het gebruikspatroon, de sites en de noodzakelijke laadinfrastructuur, als input voor het desgevallend aanwenden van de eigen overheidsvloot als testcase, een pionier voor het overschakelen van conventionele naar elektrische mobiliteit?

b. Hoeveel bedraagt het aandeel elektrische voertuigen binnen de eigen vloot van de verschillende federale overheidsdiensten en autonome overheidsbedrijven?

Graag een overzicht met opdeling naar federale overheidsdiensten en autonome overheidsbedrijven.

Antwoord ontvangen op 31 maart 2015 :

1) Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen stipuleert dat elke Lidstaat een nationaal beleidskader (« national policy framework ») terzake dient te overhandigen aan de Europese Commissie tegen ten laatste 18 november 2016.

Zoals ook gesteld in het antwoord op zijn schriftelijke vraag nr. 6-477, bereiden alle betrokken entiteiten dit nationaal beleidskader voor en vindt er ook overleg plaats tussen de Gewesten en de federale overheid via de CONCERE-Transport werkgroep. De « grensoveschrijdende » aspecten zullen in dit kader worden besproken.

Zoals gesteld in het antwoord op zijn schriftelijke vraag nr. 6-1, bevinden de bevoegdheden inzake de verdere uitbouw van oplaadpunten voor elektrische voertuigen zich praktisch uitsluitend op gewestelijk niveau. De nodige initiatieven zullen dus hoofdzakelijk door de gewestelijke overheden worden genomen. De federale overheid, vooral departementen Mobiliteit en Energie, kunnen een coördinerende taak op zich nemen, zoals ze al enige tijd doen.

2) Het antwoord op schriftelijke vraag nr. 6-1 is nog steeds actueel. Rekening houdend met het feit dat de laadinfrastructuur een gewestelijke bevoegdheid betreft, heb ik een schriftelijke bevraging van de Gewesten laten organiseren door mijn administratie (AD Energie). Hieruit blijkt dat geharmoniseerde data momenteel nog niet beschikbaar zijn bij de Gewesten : de plaatsingen van laadpalen worden niet consequent bijgehouden. Uit de consultatie blijkt dat de intentie bestaat bij de Gewesten om deze inventarisatie te doen in de nabije toekomst. Deze inventarisatie zal trouwens van belang zijn bij de ontwikkeling van het kader voor nationale maatregelen (en de gewestelijke beleidskaders), zoals vereist door Europese richtlijn 2014/94 van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.

3) a) Ook de analyse over het potentieel van elektrische voertuigen in de drie Gewesten zal van belang zijn bij de ontwikkeling van de gewestelijke beleidskaders en het vastleggen van kwantitatieve doelstellingen inzake laadinfrastructuur, zoals gevraagd in Europese richtlijn 2014/94.

Zoals gesteld zijn de voorbereidende werkzaamheden aan de gang binnen elk Gewest.

3) b) Zoals eerder gesteld, zal deze analyse worden uitgevoerd door de Gewesten. Deze zal van belang zijn om de kwantitatieve doelstellingen voor laadinfrastructuur te kunnen bepalen.

Wat betreft de kwantitatieve doelstellingen voor laad- en tankinfrastructuur werden volgende afspraken gemaakt met de Gewesten :

– de Gewesten zullen eerst afzonderlijk hun gewestelijke kwantitatieve doelstellingen voor laad- en tankinfrastructuur bepalen ;

– pas daarna kan een nationale kwantitatieve doelstelling (i.e. optelsom van de drie gewestelijke targets) worden bepaald ;

– ieder Gewest werkt een eigen methodologie uit. Uiteraard kan een informatie-uitwisseling hieromtrent tussen de Gewesten nuttig zijn; dit kan besproken worden binnen de CONCERE-Transport Werkgroep.

3) c) Ieder Gewest zal autonoom een gewestelijk beleidskader ontwikkelen, dat integraal in het nationaal Belgisch beleidskader zal worden opgenomen.

Om ervoor te zorgen dat de gewestelijke beleidskaders op een coherente manier worden ontwikkeld en best practices en informatie tussen de verschillende entiteiten worden uitgewisseld, worden drie « uitwissel-data » naar voor geschoven :

– 30 november 2015 : uitwisselen tussen alle entiteiten van een eerste ontwerp van de beleidskaders ;

– 31 mei 2016 : uitwisselen tussen alle entiteiten van een tweede ontwerp van de beleidskaders ;

– 30 september 2016 : uitwisselen tussen alle entiteiten van de gevalideerde beleidskaders.

De laatste anderhalve maand dient voor het finaliseren van het nationaal beleidskader :

– oktober 2016 : Fine-tuning nationaal beleidskader ;

– 18 november 2016 : Deadline Europese Commissie.

4) Dit is inderdaad een voorbeeld van een nuttige en interessante tool. Onderzocht dient nog te worden op welk niveau dit efficiënt en gewenst zou zijn. In ieder geval zal ook een samenwerking met private partners aangewezen zijn betreffende de aanlevering van recente data en het up-to-date houden van dergelijke web-tool bestemd voor de gebruikers.

5) a) Momenteel zijn er geen plannen om de EV Steering Group samen te roepen. Er kunnen voorafgaande bilaterale contacten met sector-stakeholders zijn in het kader van de uitwerking van het nationale beleidskader.

5) b), c) & d) Zoals reeds gesteld in mijn antwoord op schriftelijke vraag nr. 6-1 werd het ontwerp van « Masterplan elektrische mobiliteit » niet politiek gevalideerd in 2012, noch drie jaar later. Zoals gesteld zijn de huidige werkzaamheden gericht op het uitwerken van een nationaal beleidskader tegen ten laatste 18 november 2016, zoals gestipuleerd in Europese richtlijn 2014/94. Uiteraard kunnen bepaalde elementen van het vroegere Masterplan nuttig zijn voor de ontwikkeling van dit kader.

6) a) In mijn antwoord op de schriftelijke vraag nr. 6-1 had ik erop gewezen dat de studie van Transport & Mobility van 2012 (via link http://www.tmleuven.be/project/evfod/index.htm) de « EV-alternatieven, het gebruikerspatroon, de sites en noodzakelijke laadinfrastructuur » had onderzocht.

6) b) De meest recente cijfers die ik ter beschikking heb, bevinden zich in de studie van 2012 (via link http://www.tmleuven.be/project/evfod/index.htm).

In mijn antwoord op zijn schriftelijke vraag nr. 6-122, die het geachte lid aan alle federale overheidsdiensten stelde, werden eveneens de cijfers van mijn administratie en kabinet meegedeeld.