Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-451

van Christine Defraigne (MR) d.d. 17 februari 2015

aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der gebouwen

Politiediensten - Plattelandsgebieden en grootstedelijke gebieden - OCAD - Veiligheidsmaatregelen - Begroting en operationele moeilijkheden

Afrikaans-Mauritiaanse Gemeenschappelijke Organisatie
terrorisme
politie
plattelandsgebied

Chronologie

17/2/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 19/3/2015)
8/10/2015Antwoord

Vraag nr. 6-451 d.d. 17 februari 2015 : (Vraag gesteld in het Frans)

In een artikel in Le Soir van 31 januari wordt in interviews met politievakbonden en korpschefs van de politie gewag gemaakt van moeilijkheden in de plattelandsgebieden die niet de bijstand krijgen die bepaalde grote steden wel krijgen. De noodzakelijke verhoging van het veiligheidsniveau heeft immers ook gevolgen voor de plattelandsgebieden.

De beslissingen ter zake van de bevoegde federale minister zullen nochtans onvermijdelijk ook gevolgen hebben voor de maatregelen, de bevoegdheden en het gevoerde beleid van de Gewesten, de Gemeenschappen en de lokale besturen. Dit punt toont het transversale karakter van deze kwestie aan.

Zo lijkt de verplichting om in duo de baan op te gaan organisatorische problemen mee te brengen: vermindering van de permanenties, sluiting van bepaalde politiehuizen, vermindering van de patrouillezones, inperking van de geplande operaties, enz.

In hetzelfde dagblad wordt ook gemeld dat het voor de politie moeilijk is om dicht bij te burger te staan, terwijl dit nabijheidsbeleid een kerntaak van de politie moet zijn. Het artikel neemt als voorbeeld de hinder voor de fietsbrigades om te fietsen met een kogelvrij vest van 10 kilogram of het feit dat de hondengeleiders minder vaak naar buiten mogen.

Welke middelen worden in het vooruitzicht gesteld om deze situatie te verhelpen? Is men van plan het personeel van deze zones te versterken? Hoe kan de noodzakelijke nabijheid tussen politie en burgers worden verzekerd binnen de maatregelen die werden ingevoerd als gevolg van de noodzakelijke verhoging van het veiligheidsniveau?

Aan welke maatregelen wordt, los van de situatie van de plattelandsgebieden, gedacht om grootschalige gebeurtenissen te regelen als het OCAD de komende weken het veiligheidsniveau behoudt?

Antwoord ontvangen op 8 oktober 2015 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen :

Het is wel degelijk zo dat een situatie van verhoogde dreiging de politiezones dwingt tot creativiteit in het beheer van personeel en middelen. De politie dient in de huidige situatie de basisfunctionaliteiten zo goed als mogelijk te blijven verzekeren. Het komt de korpschefs toe te bepalen welke taken prioritair of dringend zijn, rekening houdend met de lokale veiligheidspolitiek en de risicoanalyse. Keuzes dienen gemaakt.

Sommige kleinere politiezones ondervinden inderdaad moeilijkheden in het verzekeren van hun dagelijkse opdrachten maar dat is niet noodzakelijk te wijten aan het verhoogde dreigingsniveau. Integendeel, verhoogde dreiging kan ook innoverend werken : we hebben bijvoorbeeld kunnen vaststellen dat sommige kleine politiezones plots wel capaciteit vonden voor de uitvoering van andere taken door de openingsuren van wijkcommissariaten aan te passen.

We kunnen hopen dat het dreigingsniveau binnenkort naar beneden gaat want creativiteit kent uiteraard zijn grenzen.

Wat betreft de politiesterkte, sedert enkele maanden voeren we het debat omtrent de kerntaken en de manier tot optimalisatie van personeel en middelen.

Aangaande uw laatste vraag over de voorgestelde maatregelen voor de organisatie van grote evenementen ingeval van behoud van het dreigingsniveau 3, kan ik u meedelen, primo, dat iedere politiezone de mogelijkheid heeft om een evaluatie te vragen van het evenement aan het OCAD en, secundo, wanneer een politiezone steun nodig heeft voor het beheer van een grote manifestatie (bijvoorbeeld een carnavalstoet) men zich kan wenden tot de directeur-coördinator die de vraag zal evalueren en zal bepalen, in voorkomend geval, welke middelen dienen aangeleverd te worden door de federale politie.