Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-430

van Petra De Sutter (Ecolo-Groen) d.d. 4 februari 2015

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Hormoonverstorende stoffen - Nood aan duidelijke en strenge wetenschappelijke criteria - Preventie - Strengere productnormen - Initiatieven - Samenwerking met de deelstaten

hormoonontregelaar
hormoon
chemisch product
gevaarlijke stof
gevaren voor de gezondheid
fytosanitair product
norm

Chronologie

4/2/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 5/3/2015)
26/5/2015Rappel
3/6/2015Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-649

Vraag nr. 6-430 d.d. 4 februari 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Hormoonverstorende stoffen of Endocrine disruptor chemicals (EDC) kosten Europa bij de 31miljard euro per jaar aan gezondheidskosten, berekende het Health and Environment Alliance (HEAL). Naar aanleiding daarvan, ging Frankrijk bijvoorbeeld redelijk ver in het verbod op bisfenol A, omwille van de risico's op diabetes, onvruchtbaarheid, kanker, enz. Sommige lidstaten nemen maatregelen, maar niet allemaal.

Nochtans maken steeds meer wetenschappers, en ook burgers, zich zorgen. Via een platform kon iedereen in Europa zijn mening geven over een nieuwe definitie voor hormoonverstorende stoffen.

Op 2 februari 2015 publiceerde de Europese Commissie de antwoorden op deze volksraadpleging. Deze worden nu verwerkt.

Een nieuwe wetgeving dringt zich op. Wij hebben nood aan duidelijke en strenge wetenschappelijke criteria voor hormoonverstorende stoffen. Dit gaat niet alleen over onze gezondheid, maar ook over landbouw en leefmilieu. Daarom stel ik u de volgende vragen :

1) Volgt u dit op met de andere bevoegde ministers op het federale en inzake preventie met het deelstaatniveau ?

2) Denkt u er samen met uw collega's aan om initiatief te nemen voor het opleggen van strengere productnormen wat hormoonverstorende stoffen betreft ?

3) Hoe zal u - naar analogie met de Europese raadpleging - de Belgische burgers hierbij betrekken ?

4) Hoe gaat u samen met uw collega's de innovatie in de chemische sector en de landbouw stimuleren in de richting van alternatieve, minder gevaarlijke (niet hormoonverstorende) stoffen ?

Antwoord ontvangen op 3 juni 2015 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

1) Op het federale niveau wordt dit samen gevolgd met minister Marghem voor leefmilieu (REACH en biociden) en minister Borsus (gewasbeschermingsmiddelen).

Via de ED coördinatie-subgroep van het CCIM (Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid) worden betrokken partners van de federale overheid, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geconsulteerd om een gemeenschappelijk Belgisch standpunt te formuleren over onderwerpen rond hormoonverstorende stoffen. Via dit orgaan werd het Belgisch standpunt gecoördineerd dat we indienden in het kader van de publieke consultatie van de Europese Commissie over de criteria voor hormoonverstorende stoffen.

2) België is voorstander van geharmoniseerde acties op Europees niveau. minister Marghem heeft er samen met collega-ministers van Leefmilieu uit zeven andere Lidstaten in een brief bij de Europese Commissie op aangedrongen (cf. http://eng.mim.dk/media/129353/courrier-aux-commissaires-vella-et-bienkowska-12-11-2014.pdf) om acties te ondernemen om de doelstellingen met betrekking tot hormoonverstorende stoffen te bereiken.

In navolging van deze brief heeft België, samen met zes andere Lidstaten, een nota opgesteld met betrekking tot het beleid inzake chemische stoffen en deze op de agenda geplaatst van de Europese ministerraad Milieu van december 2014. De hormoonverstoorders maakten hier deel van uit, meer bepaald de noodzaak om de wetenschappelijke criteria voor de identificatie ervan vast te leggen en een werkplan op te stellen.

De Belgische bevoegde overheden REACH en biociden (het DG leefmilieu van de federale overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu) nemen actief deel aan de werkzaamheden van de ED expertgroep van ECHA. Deze expertgroep geeft wetenschappelijke adviezen over het ED karakter van chemische stoffen binnen REACH en biociden.

We volgen op niveau van de ECHA wetenschappelijke Committees onder meer het dossier van het beperkte gebruik van Bisfenol A in thermisch papier op.

België heeft ook in 2014 de stofevaluatie van twee andere bisfenolen uitgevoerd (4,4'-sulfonyldiphenol (of Bisphenol S) en 4,4'-(1,3-phenylene-bis(1-methylethylidene)) bisphenol (of Bisphenol M)), in het bijzonder voor de hormoonverstorende aspecten. In 2015 en de daaropvolgende jaren zullen we andere potentiële hormoonverstorende stoffen evalueren (1,2,4-triazole en propyl 4-hydroxybenzoate (in 2015) ; 2,4-di-tert-butylphenol (in 2016)).

Met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen voorziet de verordening 1107/2009 een grondige en kritische evaluatie van alle toxicologische en ecotoxicologische studies. Op basis van die studies kan men het mogelijk hormoonontregelend effect vaststellen. Hoewel de criteria nog definitief moeten worden vastgelegd door de Europese Commissie, zijn nu reeds wetenschappelijke discussies aan de gang om, per werkzame stof, voorstellen te doen op EU-niveau. Dit gebeurt aan de hand van de nieuwste wetenschappelijke inzichten aangaande endocriene werkingsmechanismen en daaraan verbonden adverse effecten (vruchtbaarheid, kanker, stofwisseling, enz.).

3) Het DG Leefmilieu dat in België bevoegd is voor REACH heeft verschillende presentaties gegeven over haar werk in het domein van hormoonverstorende stoffen op vraag van niet-gouvernementele organisaties (Women in Europe for a common future, Gezinsbond).

Het Belgische REACH comité informeert op zijn website over zijn verwezenlijkingen (cf. www.reachinbelgium.be).

De risico-beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen is een transparant proces, in die zin dat belanghebbenden zich via de publicaties op de EFSA website (Europees agentschap voor voedselveiligheid) kunnen informeren en deelnemen aan publieke consultaties over de gevaren- en risicobeoordeling van landbouwpesticiden.

4) De innovatie in de chemische sector en de landbouw en het gebruik van minder gevaarlijke alternatieven kunnen worden gestimuleerd via diverse REACH processen (identificatie van zeer zorgwekkende stoffen (hier hormoonverstorende stoffen), autorisatie, restrictie, enz.). Alvorens alternatieven te gebruiken moeten deze echter grondig onderzocht worden en moet men voldoende kunnen aantonen dat ze minder gevaarlijk zijn (via onder andere stofevaluatie).

Specifiek voor gewasbeschermingsmiddelen is toepassing van endocriene stoorstoffen niet meer mogelijk, tenzij kan aangetoond worden dat het gebruik leidt tot een « verwaarloosbare blootstelling ». Zelfs voor producten waarvan het gebruik aanvaardbaar is voorziet de verordening het principe van « comparative assessment » die het gebruik van minder toxische alternatieven bevordert.