Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-2121

van Anne Barzin (MR) d.d. 11 januari 2019

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie

Schijnhuwelijken - Veroordelingen - Cijfers - Evolutie - Sensibiliseringscampagne van 2013 - Resultaten - Toekomstige sensibiliseringsacties - Samenwerking met de deelstaten

schijnhuwelijk
officiële statistiek
gerechtelijke vervolging
geografische spreiding

Chronologie

11/1/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
23/5/2019Einde zittingsperiode

Herindiening van : schriftelijke vraag 6-1580

Vraag nr. 6-2121 d.d. 11 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Frans)

Artikel 146bis van het Burgerlijke Wetboek bepaalt: “Er is geen huwelijk wanneer, ondanks de gegeven formele toestemmingen tot het huwelijk, uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet is gericht op het totstandbrengen van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van gehuwde.”.

Het kan dus gaan gaan om een zogenaamd schijnhuwelijk wanneer het de bedoeling is om via het huwelijk voor een van beide een verblijfsvergunning in België te krijgen, of om een “grijs” huwelijk wanneer een van beide een vreemde nationaliteit heeft en er geen echte intentie is ten opzichte van de toekomstige echtgenoot.

De ambtenaar van de burgerlijke stand kan het huwelijk opschorten om advies te vragen aan de procureur des Konings, die overgaat tot een onderzoek. Hij kan ook een huwelijk weigeren wanneer het erop lijkt dat ten minste een van beide alleen de intentie heeft om via het huwelijk een verblijfsvergunning te bekomen.

In dit soort zaken spelen de diensten van de burgerlijke stand een belangrijke rol.

Het Burgerlijk Wetboek voorziet in sancties voor personen die huwen met een verblijfsrecht als enig doel.

Het betreft hier een transversale aangelegenheid, gelet op de bevoegdheden inzake deze problematiek, in het bijzonder het feit dat het Burgerlijk Wetboek krachtens artikel 146bis voorziet in sancties in geval van fraude; dat de gemeentelijke overheden hierbij op de eerste plaats staan, dat de procureur des Konings eventueel ingeschakeld wordt; en dat de sensibiliseringscampagne 2013 met de steun van lokale overheden al op nationale schaal werd gevoerd.

1) Beschikt de staatssecretaris over statistieken voor de gewesten, zowel over het aantal schijnhuwelijken als over de daaraan gekoppelde veroordelingen?

2) Hoe is dit fenomeen de afgelopen jaren geëvolueerd? Heeft de sensibiliseringscamapagne van 2013 resultaat opgeleverd?

3) Hoe zit het overigens met de wettelijk samenwonenden?

4) Voorziet de federale regering, in samenwerking met de deelstaten en de lokale overheden, in sensibiliseringsacties?