Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1943

van Martine Taelman (Open Vld) d.d. 18 juli 2018

aan de minister van Justitie

Strafbaar stellen van het binnenbrengen van verboden voorwerpen in de gevangenis - Handhaving - Veiligheid in de gevangenissen - Nederland

zwarte handel
strafgevangenis
strafrecht

Chronologie

18/7/2018Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 16/8/2018)
4/10/2018Antwoord

Vraag nr. 6-1943 d.d. 18 juli 2018 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In Nederland wordt door de minister voor Rechtsbescherming de laatste hand gelegd aan een wetsvoorstel inzake verboden voorwerpen. In dit voorstel is opgenomen dat bezoekers die verboden voorwerpen binnenbrengen in justitiële inrichtingen strafbaar zijn. Aan hen kan een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een flinke geldboete opgelegd worden. Het gaat om voorwerpen die op zichzelf legaal zijn, maar waarvan het bezit in de inrichting verboden is omdat het gebruik de orde en veiligheid in de inrichting in gevaar kan brengen, zoals mobiele telefoons, tablets of gereedschap.

Tegen bezoekers die worden betrapt op het binnensmokkelen in een Belgische gevangenis van voorwerpen waarvan het bezit in de gevangenis niet is toegelaten, kan nu niet worden opgetreden. Enkel ten aanzien van de gevangenen kunnen tuchtrechtelijke sancties worden getroffen.

Transversaal element: met de uitvoering van de zesde staatshervorming krijgt Vlaanderen een pak nieuwe bevoegdheden. Sinds 1 januari 2018 is de overheveling van de bevoegdheden van de justitiehuizen naar de drie Gemeenschappen een feit. De justitiehuizen staan in voor de begeleiding en opvolging van onder andere voorwaardelijk in vrijheid gestelde gevangenen, veroordeelden tot een werkstraf, mensen met een enkelband en probanten. Ik verwijs tevens naar het Vlaamse decreet betreffende "de organisatie van hulp en dienstverlening aan gedetineerden". Deze vraag betreft een transversale aangelegenheid van de Gemeenschappen en de federale overheid.

Ik heb dan ook volgende vragen voor de minister:

1) Kan de geachte minister aangeven welke sancties bestaan voor de bezoekers van gevangenen, die voorwerpen binnensmokkelen in een gevangenis die op zichzelf legaal zijn, maar waarvan het bezit in de inrichting verboden is, omdat het gebruik de orde en veiligheid in de inrichting in gevaar kan brengen? Volstaat dit of moeten er geen bijkomende sancties worden uitgewerkt jegens de bezoekers die dit verbod overtreden?

2) Hoe reageert hij op het Nederlandse voorstel van de bevoegde minister om dergelijke feiten te bestraffen met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden en een geldboete? Kan hij uitvoerig toelichten waarom de huidige regelgeving volstaat? Hoe schrikt hij dergelijke smokkel concreet af?

3) Klopt het dat het binnenbrengen van telefoons zonder het oogmerk van het (ondersteunen van het) plegen van strafbare feiten op dit moment niet strafbaar is?

4) Kan hij aangeven hoeveel bezoekers jaarlijks het bezoekrecht (tijdelijk) wordt ontzegd wegens poging tot smokkel van voorwerpen die door de wet verboden zijn? Beschikt hij over concrete cijfers en kan hij deze cijfers duiden?

5) Kan hij aangeven hoeveel bezoekers jaarlijks het bezoekrecht (tijdelijk) wordt ontzegd wegens poging tot binnenbrengen van voorwerpen waarvan het bezit in de gevangenis niet is toegelaten? Beschikt hij over concrete cijfers en kan hij deze cijfers duiden?

Antwoord ontvangen op 4 oktober 2018 :

1) De basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden voorziet geen « tuchtsancties » ten aanzien van bezoekers in de strikte betekenis van het woord. Het in de basiswet voorziene tuchtrecht geldt ten aanzien van de gedetineerden en niet ten aanzien van bezoekers.

Dat betekent niet dat de directeur niet kan optreden ten aanzien van bezoekers indien zij de geldende gedragsregels (met inbegrip van verbodsbepalingen zoals het binnenbrengen van niet toegelaten voorwerpen of zonder dat de bezoeker hiertoe een toelating van de directeur verkregen heeft) niet naleven. Zo kan de directeur beslissen om het bezoek te laten doorgaan in een lokaal voorzien van een transparante wand indien de bezoeker eerder de bezoekregeling niet heeft nageleefd en er redenen zijn om aan te nemen dat deze inbreuk op de bezoekregeling zich kan herhalen.

De directeur kan ook het bezoek voor een bepaalde duur ontzeggen indien er individuele aanwijzingen bestaan dat het bezoek de handhaving van de orde of de veiligheid ernstig in gevaar kan brengen. Voor bezoek van familieleden zoals bedoeld in artikel 59, § 1, eerste lid, van de basiswet, kan het bezoek daarenboven enkel ontzegd worden indien het bezoek achter een transparante wand ontoereikend is om het gevaar af te wenden.

2) De reeds door de wet voorziene ordemaatregel die ten aanzien van bezoekers genomen kunnen worden (zie punt 1)) volstaan ruimschoots. De wet voorziet geen maximumtermijnen voor het opleggen van deze ordemaatregelen. Wel dienen ze steeds beperkt te zijn in de tijd en in verhouding te staan met de feiten die de ordemaatregel rechtvaardigen, zodat een regelmatige evaluatie zich opdringt. De toegevoegde waarde van een bijkomende strafrechtelijke procedure overtuigt niet.

3) Dit klopt. Ook hier zijn de maatregelen hierboven beschreven uiteraard van toepassing.

4) & 5) Het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen (DG EPI) beschikt niet over deze cijfers. Dergelijke gegevens bevinden zich enkel in de individuele dossiers van de gedetineerden op wie de bezoeken van toepassing zijn.