Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1916

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld) d.d. 28 juni 2018

aan de minister van Justitie

IS-strijders in Syrië en Irak - Giften - Donateurs - Identificatie - Vervolging - Franse aanpak - Stand van zaken in België

financiering van terrorisme 
radicalisering
extremisme
religieus conservatisme
Syrië
Irak
terrorisme
financiering
gift

Chronologie

28/6/2018Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 2/8/2018)
21/12/2018Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1915
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1917

Vraag nr. 6-1916 d.d. 28 juni 2018 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

IIk verwijs naar mijn eerdere schriftelijke vragen nrs. 6 822 en 6 1161 betreffende de ondertussen ontbonden vzw Sanabil en uw uitgebreide antwoorden op mijn vragen.

We weten vandaag dat diverse ondersteuningsnetwerken en sympathisantenbewegingen van veroordeelde terroristen via brieven, literatuur en giften met hen in contact staan. De Franse vzw Sanabil waarvan ondertussen geweten is dat zij zich schuldig maakten aan bekeringsdrang en het verheerlijken van terrorisme, voerde een briefwisseling met minstens twintig gedetineerden in ons land, en met sommigen meerdere keren. Deze vereniging zonder winstoogmerk (vzw) richt zich actief tot wegens terrorisme veroordeelde gedetineerden. Naast zogenaamde " religieuze bijstand " stelt deze organisatie giften ter beschikking van de veroordeelden en hun familie en dit onder de vorm van geld, kleren en religieuze salafistische lectuur. De organisatie had zevenhonderdvijftig leden vanuit elf landen.

De Franse procureur van Parijs maakt zich zorgen over deze vormen van microfinanciering van terrorisme. Ook in Frankrijk worden regelmatig kleine bedragen overgemaakt aan gedetineerde terroristen en aan de familieleden van deze terroristen alsook aan de weduwen van overleden terroristen. De bedragen zijn laag om niet te veel op te vallen, maar er zijn veel " giften ", waardoor het bedrag oploopt.

Er werden 416 donateurs geïdentificeerd die deelnamen aan de financiering van IS vanuit Frankrijk en dit alleen al voor de jongste twee jaar. Het betrof in dit geval de financiering van IS vanuit Frankrijk en dit via 320 geïdentificeerde tussenpersonen die opereren vanuit Libanon en Turkije. De uiteindelijke bestemmelingen waren jihadisten die in Syrië en Irak opereerden. De familieleden en vrienden van de Syriëstrijders die giften hebben overgemaakt, worden momenteel vervolgd in Franrijk en enkelen werden reeds veroordeeld wegens deelname aan een terroristische groepering. Ook via postmandaten werd geld overgemaakt. De Franse Banque de la Poste wordt verweten onvoldoende oplettend te zijn geweest en ook zij wordt geviseerd door het Franse parket.

Wat betreft het transversaal karakter van deze vraag : in het Vlaams regeerakkoord wordt aandacht besteed aan het voorkomen van radicalisering en is er sprake van de oprichting van een cel met experten uit de diverse beleidsdomeinen om radicalisering te voorkomen, te detecteren en eraan te remediëren, met één centraal aanspreekpunt en in samenwerking met andere overheden. De coördinatie van deze cel gebeurt door het Agentschap Binnenlands Bestuur. Vooral voor wat betreft de proactieve aanpak en de handhaving vervult de federale overheid een sleutelrol. In de toekomst zal ook een federale ambtenaar van de federale overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken deel uitmaken van deze cel. Het betreft aldus een transversale aangelegenheid met de Gewesten. Ik verwijs tevens naar het recente actieplan van de Vlaamse regering ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.

Ik had dan ook graag een antwoord gekregen op de volgende aanvullende vragen :

1) Hoeveel donateurs hebben vanuit ons land rechtstreeks of via tussenpersonen geld overgemaakt aan IS-strijders in Syrië en Irak ? Ligt dit cijfer in dezelfde grootteorde als Frankrijk ? Kunt u dit toelichten ?

2) Werden er in ons land naar het voorbeeld van Frankrijk reeds mensen in vervolging gesteld omdat zij via giften bijdroegen aan de financiering van een terroristische groepering (in casu IS) ? Zo neen, waarom niet ? Gaat u dit laten onderzoeken ? Zo ja, kunt u dit cijfermatig toelichten en meedelen welke straffen zij riskeren ?

3) Bent u het met me eens dat de donateurs aan strijders die actief waren of zijn in Syrië en Irak in kaart moeten worden gebracht als preventieve maatregel en met het oog op vervolging ? Zo ja, kunt u toelichten wie wat heeft onderzocht ? Wat waren hiervan de resultaten ? Zo neen, waarom niet ?

4) Via welke weg verliepen de giften aan strijders van IS en werd ook hier gebruik gemaakt van postmandaten (zogenaamde " mandat cash ") ? Zo neen, via welke wegen werd dit geld overgemaakt ? Worden ook de tussenpersonen vervolgd ? Kunt u dit uitvoerig toelichten ?

Antwoord ontvangen op 21 december 2018 :

1) Net als Frankrijk schenkt ook België veel aandacht aan de problematiek van de financiering van terrorisme.

Eerst en vooral moet worden opgemerkt dat de financiering van terrorisme een daad is van deelneming aan de activiteiten van een terroristische groep in de zin van artikel 140 van het Strafwetboek In praktisch ieder onderzoek inzake feiten van terrorisme wordt ook onderzoek gedaan naar de financiering van terrorisme.

Bovendien hebben bepaalde dossiers die het federaal parket behandelt specifiek betrekking op de financiering van terrorisme. Zo zijn er onderzoeken aan de gang met betrekking tot de « money collectors » met het oog op de proactieve bestrijding van de financiering van terrorisme. Het gaat om onderzoeken naar personen (bijvoorbeeld familieleden, enz.) die ervan verdacht worden geld te hebben verstuurd via tussenpersonen in Libanon of Turkije. Samengevat komt het erop neer dat de « money collector » in Turkije of Libanon geld ontvangt van naaste familieleden van een foreign terrorist fighter (FTF) die zich in Syrië of in Irak bevindt. De strijder maakt de identiteit van die « money collector » via het internet kenbaar aan bijvoorbeeld een persoon in België. De « money collector » zorgt ervoor dat het geld terechtkomt bij de strijder en int daarvoor een commissie.

Het is zeer moeilijk om precieze cijfers over het aantal beklaagden en veroordeelden inzake financiering van terrorisme mee te delen omdat het geen specifieke tenlastelegging betreft. Het is dus niet mogelijk om het aantal personen die veroordeeld zijn voor financiering van terrorisme of personen die betrokken zijn bij de financiering van terrorisme te vergelijken met de cijfers van de Franse autoriteiten.

Algemeen kan worden gesteld dat, wat de zaken betreft waarin veroordelingen werden uitgesproken die in kracht van gewijsde zijn gegaan, de rechtbanken en hoven van beroep in verschillende vonnissen en arresten inzake terrorisme expliciet naar de financiering hebben verwezen als een van de daden van deelname aan de activiteiten van een terroristische groep. Er kan niet exact worden meegedeeld hoeveel personen betrokken zijn bij de financiering van terrorisme, maar als voorbeeld kunnen de volgende zaken worden vermeld :

– arrest van het hof van beroep te Brussel van 19 januari 2007 (GICM) : beklaagde L. E. H. nam deel aan de activiteiten van de terroristische groep GICM door meerdere initiatieven te nemen met het oog op het faciliteren van de noodzakelijke geldtransacties voor de financiering van de ongeoorloofde praktijken van de groep. In de zaak kwam ook aan licht dat er geld was geleend aan beklaagden om handelszaken (snackbars, slagerijen) te openen waarvan een deel van de opbrengst bestemd was voor de GICM. Een andere beklaagde, A. O., coördineerde meermaals de hulp aan leden van de GICM die zich niet op het Belgische grondgebied bevonden : het bood onder andere financiële hulp aan beklaagde R.I. toen die zich in Turkije bevond. Een andere beklaagde, K. B., financierde de exfiltratie van leden die zich in de conflictgebieden bevonden door hun vliegtuigtickets te betalen ;

– arrest van het hof van beroep te Brussel van 26 juni 2008 (AL QAEDA) : een van de beklaagden leende een som geld aan zijn broer die zich in de Iraakse conflictgebieden bevond. Dezelfde beklaagde beheerde onder andere de rekeningen van een andere persoon die zich in de conflictgebieden bevond, met als opdracht regelmatig geld te bezorgen aan de echtgenote van die persoon. Hij verstuurde ook geld naar de schoonfamilie van diezelfde persoon in Straatsburg, om zijn exfiltratie mogelijk te maken. Hij had ook de opdracht om geld af te halen van de rekening van een andere persoon die zich in Irak bevond om het aan de moeder van die persoon te bezorgen. Hij stuurde ook geld naar Turkije dat bestemd was voor strijders in de conflictgebieden en hij financierde ook de reis van andere personen om vanuit België naar Syrië en Irak te vertrekken. Er werd ook een handel in valse stukken georganiseerd opdat de naar de conflictgebieden vertrokken personen op onrechtmatige wijze werkloosheidsuitkeringen zouden kunnen ontvangen. De oorsprong van het geld kon niet worden vastgesteld omdat de beklaagde beweerde « meerdere investeerders » te hebben van wie hij de identiteit niet wilde onthullen ;

– arrest van het hof van beroep te Brussel van 1 december 2010 (AL QAEDA) : verschillende beklaagden maakten zich schuldig aan terrorismefinanciering om een extremistische vorm van de islam te promoten en om door middel van indoctrinatie jongeren te rekruteren en hun vertrek te faciliteren, inzonderheid naar de Pakistaans-Afghaanse conflictgebieden. Een beklaagde werd inzonderheid beschuldigd van het verstrekken van fondsen aan jihad-kandidaten ter financiering van hun vertrek en een andere beklaagde financierde de website via welke de betrokkenen werden geradicaliseerd en gerekruteerd. Ook de bewapening van de rekruten werd gefinancierd ;

– arrest van het hof van beroep te Luik van 23 maart 2011 (AKSh) : de beklaagde zamelde in België geld in ten voordele van de terroristische groep AKSh, voor de aankoop van militair materiaal. Dat geld werd overgemaakt aan afdelingen van de groep in Albanië en Macedonië. Tijdens de huiszoeking op het adres van de beklaagde werden uittreksels van die stortingen aangetroffen ;

– vonnis van de correctionele rechtbank te Brussel van 25 juni 2012 en arrest van het hof van beroep te Brussel van 21 februari 2013 (AL QAEDA) : de beklaagde nam initiatieven met het oog op de financiering van terrorisme en bevestigde daarvoor geld te ontvangen van een sjeik uit Qatar, Bahrein of Koeweit. Het onderzoek maakte het mogelijk om aan te tonen dat hij grote geldsommen ontving terwijl zijn inkomsten veel lager waren en dat hij een deel van het geld bezorgde aan leden van een terroristische groep ;

– vonnis van de correctionele rechtbank te Brussel van 29 juli 2015 (AL QAEDA) : beklaagde Z. stelde diverse middelen, waaronder grote geldsommen, ter beschikking van andere beklaagden, ter financiering van hun vertrek naar de conflictgebieden (Syrië). Dezelfde beklaagde had reeds financiële hulp geboden aan strijders die naar Somalië waren vertrokken. Hij verkreeg die financiële middelen inzonderheid door jongeren uit zijn omgeving in België aan te zetten tot het plegen van diefstallen. Een andere beklaagde, L., had diverse giften ontvangen die hij vervolgens besteedde aan de financiering van het vertrek van andere beklaagden naar de conflictgebieden ;

– vonnis van de correctionele rechtbank te Brussel van 25 november 2015 (ISLAMITISCHE STAAT) : in deze zaak had een vrouwelijke beklaagde in België voorwerpen verkocht met het oog op het helpen van een andere vrouwelijke beklaagde die haar echtgenoot die zich in de conflictgebieden bij Islamitische Staat had aangesloten achterna wilde reizen ;

– vonnis van 29 januari 2016 van de correctionele rechtbank te Brussel (ISLAMITISCHE STAAT) : in deze zaak bewerkstelligde beklaagde D. de radicalisering van tal van jongeren, die hij van hun omgeving isoleerde (inzonderheid door hen aan te zetten niet meer te werken en hun ouders niet meer te gehoorzamen) om hen vervolgens aan te zetten om deel te nemen aan de activiteiten van een terroristische groep, waarbij hij hen financieel volledig ten laste nam ;

– vonnis van de correctionele rechtbank te Brussel van 3 mei 2016 (ISLAMITISCHE STAAT) : in casu had een beklaagde een grote geldsom ter beschikking gesteld van de andere beklaagden om hun vertrek naar Syrië via Turkije te financieren. Dat geld is « het geld van de groep » geworden en heeft onder andere gediend om in een sportwinkel materiaal (tenten, enz.) aan te kopen om te gebruiken in de conflictgebieden ;

– vonnis van de correctionele rechtbank te Luik van 20 januari 2017 en arrest van het hof van beroep te Luik van 30 maart 2017 : in deze zaak had de beklaagde, die veroordeeld werd voor deelname aan de activiteiten van een terroristische groep, eveneens een grote som geld gegeven aan een jong meisje van wie hij de radicalisering bewerkstelligde opdat zij eveneens zou deelnemen aan de activiteiten van een terroristische groep (Islamitische Staat) ;

– vonnis van de correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, van 26 februari 2018 : in deze zaak hadden de beklaagden grote sommen geld overgemaakt aan personen in Turkije, zulks ten gunste van leden van Islamitische Staat die zich in de conflictgebieden bevonden.

2) Ja – zie antwoord op vraag 1).

Ook het volgende kan worden vermeld :

A. Samenwerking met de Cel voor financiële informatieverwerking (CFI)

Gemeenschappelijke omzendbrief nr. 9/2005 van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal vormt de basis voor een globale en coherente gerechtelijke aanpak inzake terrorisme. Hoofdstuk 13 van die omzendbrief betreft de samenwerking tussen het federaal parket en de CFI (Cel voor financiële informatieverwerking) op het stuk van de bestrijding van de financiering van terrorisme.

De CFI, die verantwoordelijk is voor de bestrijding van de financiering van terrorisme, publiceert elk jaar een jaarlijks verslag met een aantal statistieken. Er kan uit worden opgemaakt dat de CFI in 2016 112 dossiers heeft aangebracht voor een bedrag van 6,66 miljoen euro en in 2017 164 dossiers, goed voor een bedrag van 5,97 miljoen euro. Deze dossiers hebben zowel betrekking op donateurs als op « money collectors ».

Er dient te worden opgemerkt dat deze dossiers betrekking hebben op aangiften van vermoedens van financiering van terrorisme en dat dit niet automatisch leidt tot gerechtelijke vervolgingen en / of veroordelingen. Uit het gerechtelijk onderzoek moet blijken of deze bedragen al dan niet gebruikt zijn geworden voor de financiering van terrorisme. Uiteindelijk zal dus slechts een deel van dit bedrag beschouwd worden als een effectieve financiering van terrorisme.

B. Straffen waarin het Strafwetboek voorziet

Betreffende de strafmaat voor personen die deelnemen aan de activiteiten van een terroristische groep door financiële hulp te bieden, wordt verwezen naar de artikelen 137 en volgende van het Strafwetboek en in het bijzonder de artikelen 140 en 141 :

Art. 140.

§ 1. Iedere persoon die deelneemt aan enige activiteit van een terroristische groep, zij het ook door het verstrekken van gegevens of materiële middelen aan een terroristische groep of door het in enigerlei vorm financieren van enige activiteit van een terroristische groep, terwijl hij wist of moest weten dat zijn deelname zou kunnen bijdragen tot het plegen van een misdaad of wanbedrijf door de terroristische groep, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro.

§ 2. Iedere leidende persoon van een terroristische groep wordt gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar en met geldboete van duizend euro tot tweehonderdduizend euro.

Art. 141.

Wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro, iedere persoon die, op enigerlei wijze, direct of indirect, materiële middelen verstrekt of inzamelt, daaronder begrepen financiële hulp, met het oogmerk dat deze worden gebruikt of in de wetenschap dat zij, geheel of gedeeltelijk, zullen worden gebruikt,

1° om een misdrijf als bedoeld in de artikelen 137 en 140 tot 140septies te plegen of eraan bij te dragen ;

of

2° door een andere persoon wanneer de persoon die de materiële middelen verstrekt of inzamelt weet dat die andere persoon een misdrijf als bedoeld in artikel 137 pleegt of zal plegen.

Na correctionalisering, door de gecombineerde toepassing van de artikelen 25 en 80 van het Strafwetboek, kunnen de verdachten de volgende straffen krijgen :

– voor artikel 140, § 1, van het Strafwetboek : gevangenisstraf van ten minste een maand en ten hoogste vijf jaar ;

– voor artikel 140, § 2, van het Strafwetboek : gevangenisstraf van ten minste een jaar en ten hoogste vijftien jaar ;

– voor artikel 141 van het Strafwetboek : gevangenisstraf van ten minste een maand en ten hoogste vijf jaar.

3) Er wordt verwezen naar het antwoord op vraag 1) supra.

4) Er lopen onderzoeken naar de personen die ervan verdacht worden geld te hebben bezorgd aan personen die zich in Irak en Syrië bevinden.

Teneinde de lopende onderzoeken niet in het gedrang te brengen, kan het federaal parket niet communiceren over de zaken die zich in de fase van het opsporingsonderzoek bevinden, noch over de zaken die zich in de fase van het gerechtelijk onderzoek bevinden.

Er kan echter op algemene wijze worden gesteld dat voornamelijk van « money remittance »-diensten gebruik wordt gemaakt om geld over te maken aan « money collectors » in Turkije en Libanon (wat de financiering van IS betreft). Die « money collectors » zorgen er op hun beurt voor dat het geld bij IS terechtkomt.

De partnerdiensten besteden ook aandacht aan de virtuele valuta (bitcoins) en het Hawala-systeem (informeel banksysteem).

Voor het overige wordt verwezen naar het antwoord op vraag 2) supra.