Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1897

van Olga Zrihen (PS) d.d. 31 mei 2018

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

RIZIV-nummers - Artsen die niet meer echt actief zijn of die in het buitenland werken

dokter
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
toegang tot het beroepsleven
organisatie van de gezondheid
medisch onderwijs
werkende beroepsbevolking

Chronologie

31/5/2018Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 5/7/2018)
10/7/2018Antwoord

Vraag nr. 6-1897 d.d. 31 mei 2018 : (Vraag gesteld in het Frans)

De Planningscommissie-medisch aanbod maakte in mei 2015 een stand van zaken van de activiteit van de artsen. Een van haar leden verklaarde dat België 11.545 huisartsen telt in voltijds equivalenten. Nochtans zijn er 16.144 artsen met een RIZIV-nummer, met verschillende activiteitspercentages.

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen huisartsen die voltijds of deeltijds werken, en huisartsen die weliswaar een een RIZIV-nummer hebben, maar die in feite geen geneeskunde beoefenen.

Het gaat daarbij onder meer om gepensioneerden, artsen die zich hebben omgeschoold en die een ander beroep uitoefenen, of jonge artsen die na hun studies in België terugkeren naar hun eigen land - in de meeste gevallen is dat Frankrijk -, maar die hun RIZIV-nummer behouden.

De manier waarop de bevoegde Belgische instanties de activiteit van een arts omschrijven, zou de interpretatie van de resultaten kunnen vertekenen en niet overeenstemmen met de realiteit.

Zo hanteert de Planningscommissie met betrekking tot het PlanKad het volgende criterium: een huisarts wordt beschouwd als zijnde actief in België (hetzelfde voor het RIZIV en/of de RSZ) als hij aan minstens één van de volgende voorwaarden beantwoordt: hij heeft in de loop van het betrokken jaar minstens 500 prestaties of 0,1 VTE (voltijds equivalent) geleverd.

Daarnaast rijst de vraag of niet enkel de huisartsen die hun beroep in België uitoefenen en die verklaren dat zij wekelijks een minimum aantal uren besteden aan consulten en/of huisbezoeken in plaats van enkel geneesmiddelen voor te schrijven, als actieve huisartsen kunnen worden beschouwd?

Kunt u ons in dit verband de precieze, geüpdatete cijfers geven van de huisartsen die actief zijn in België, met andere woorden de huisartsen die verklaren dat zij wekelijks een minimum aantal uren besteden aan consulten en/of aan huisbezoeken en niet enkel aan het voorschrijven van geneesmiddelen?

Deze vraag betreft een transversale aangelegenheid, aangezien ze betrekking heeft op de uitreiking van RIZIV-nummers, een federale bevoegdheid die echter een impact heeft op de bevoegdheden van de gemeenschappen op het vlak van onderwijs, en meer in het bijzonder de gevolgen van de RIZIV-quota op het aantal geneeskundestudenten.

In het kader van de besprekingen over de hervorming van de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, werd onder meer voorgesteld om de RIZIV-nummers van gepensioneerde, inactieve, in het buitenland werkende of omgeschoolde artsen opnieuw "op de markt" te brengen om de jonge kandidaat-studenten geneeskunde een toekomst te bieden.

Wat is de stand van zaken?

Antwoord ontvangen op 10 juli 2018 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

De federale overheidsdienst Volksgezondheid (FOD VVVL) leverde de voorbije jaren een belangrijke inspanning om de Belgische artsenpopulatie in beeld te brengen via het gegevenskoppelingsproject PlanKad. Deze koppeling verbindt de gegevens van de FOD VVVL met de gegevensbanken van het Datawarehouse arbeidsmarkt & sociale bescherming en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV).

De resultaten van deze koppeling, met name de gegevens over welke artsen actief zijn en de omvang van de ontplooide activiteit, werden vervolgens geïntegreerd in wiskundige planningsscenario’s. Dit maakt dat de hierop gebaseerde quota-adviezen, opgesteld door de Planningscommissie, rekening houden met de niet- of weinig actieve artsen, en we dus niet moeten vrezen dat deze groep de toegang tot het beroep belemmert voor de nieuw instromende artsen.

Wijzen we er op dat het criterium dat gehanteerd wordt om de activiteitsstatus van de artsen te bepalen (het aantal RIZIV-prestaties) wel degelijk overeenkomt met de reële inhoud van het artsenberoep (consultaties, huisbezoeken, enz.). De in de vraag voorgestelde alternatieve indicator (« aantal arbeidsuren ») wordt bovendien voor het merendeel van de huisartsen niet geregistreerd.

Een overzicht van de actieve artsenbevolking, afgebakend op basis van dit criterium, vindt u terug in de rapporten per specialisme van PlanKad 2004-2012 : De artsen op de arbeidsmarkt.

Onder toezicht van de werkgroep Artsen van de Planningscommissie werd bovendien een voltijds equivalent-indicator uitgewerkt. Als theoretische maatman voor 1 VTE werd, en dit voor elk specialisme apart, de mediaan van de geboekte RIZIV-terugbetalingen gekozen binnen de leeftijdsgroep 45-54 van de in het RIZIV-kader actieve artsen.

De aldus geconstrueerde VTE-indicator dient evenwel met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Het blijft een proxy-indicator die vooral z’n nut heeft in het uitwerken van vergelijkingen tussen verschillende populatie-segmenten en het opvolgen van evoluties, maar z’n waarde als absolute indicator van werktijd en werkvolume is slechts beperkt.

Een update van de gegevens voor PlanKad Artsen en Tandartsen, en dit voor de periode 2004-2016, is voorzien voor het najaar 2018. De eerste resultaten worden verwacht voor midden 2019. Deze methodologie wordt continu geëvalueerd en bijgewerkt in functie van nieuw beschikbare informatie.