Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1896

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 31 mei 2018

aan de minister van Financiën, belast met de Bestrijding van de fiscale fraude

Nieuw durffonds 'Belgian Growth Fund (BGF)' - Financiering - Private sector - Overheid

beleggingsmaatschappij
overheidsinvestering
particuliere investering
durfkapitaal
startende onderneming
Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij
bedrijfsovername

Chronologie

31/5/2018Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 5/7/2018)
9/12/2018Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 6-2096

Vraag nr. 6-1896 d.d. 31 mei 2018 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 29 mei jl. berichtte het dagblad De Standaard over de lancering van het nieuwe, federale durffonds 'Belgian Growth Fund'. Dit grootschalig durfkapitaalfonds moet groeibedrijven in België houden. Volgens informatie, die De Standaard kon inkijken, streeft de federale overheid naar een fondsomvang tussen 300 en 450 miljoen euro. De middelen zouden afkomstig zijn van zowel de publieke sector, de Federale Participatie  en Investeringsmaatschappij (FPIM), als van de private sector.

Met het durffonds wil de minister "jonge beloftevolle bedrijven (…) helpen doorgroeien", aldus het krantenartikel. De zogenaamde scale-ups zouden immers maar al te vaak naar het buitenland, in het bijzonder de Verenigde Staten, trekken om aldaar het nodige kapitaal op te halen voor verdere ontwikkeling. Het durffonds is een zogenaamd 'dakfonds' en investeert niet rechtstreeks in groeibedrijven, maar loodst het geld naar "fondsen die op hun beurt bedrijven zoeken".

De middelen voor het nieuw durffonds zullen deels afkomstig zijn vanuit de middelen van de Federale Participatie  en Investeringsmaatschappij (FPIM), een onderdeel van de federale begroting. De financiële situatie van de federale regering bepaalt, samen met de financiële gezondheid van de deelstaten de prestatie van België op begrotingsvlak ten overstaan van de Europese Commissie. Daarnaast zijn de Gewesten bevoegd voor 'Innoveren en Ondernemen'. Hierdoor is er een verwevenheid met regionale durffondsen die investeren in groeibedrijven, bijvoorbeeld de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) en de GIMV. Hieruit blijkt dan ook meteen het transversale karakter van het onderwerp van deze vraag.

Ik heb volgende vragen voor de minister:

1. Met het 'Belgian Growth Fund' streeft de minister naar een omvang tussen 300 en 450 miljoen euro.

a. Hoeveel procent hiervan wordt nagestreefd in de private sector?

b. Hoeveel procent zal afkomstig zijn van de overheid? Op welk begrotingsartikel zullen deze middelen in de toekomst ingeschreven worden, buiten de middelen afkomstig van de Federale Participatie  en Investeringsmaatschappij (FPIM)?

c. Wat betreft de publieke middelen zou er "ook gekeken wordt naar regionale structuren zoals PMV en de Société Régionale d'Investissement de Wallonie (SRIW)". Graag ontving ik verdere en meer gedetailleerde toelichting hieromtrent.

2. Het krantenartikel stelt dat de minister "wil dat die groeiers in eigen land gevestigd blijven, van hieruit aangestuurd worden én zich internationaal ontwikkelen".

a. Heeft de minister zicht op het aantal scale-ups dat jaarlijks sinds 2014 of vanaf wanneer er gegevens beschikbaar zijn uit België zijn vertrokken? Over welke aantallen gaat het dan?

b. Voorziet de minister hiervoor in een samenwerking met de regionale agentschappen, zoals het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) in Vlaanderen? Zo ja, welke invulling wordt aan deze samenwerking gegeven? Zo nee, waarom niet?

3. De middelen uit het durffonds zullen niet rechtstreeks in groeibedrijven worden geïnvesteerd, maar wel in fondsen die op zoek gaan naar groeiers.

a. Kan de minister een aantal voorbeelden geven van dergelijke fondsen, die "op zoek gaan naar bedrijven"?

b. Door wie en op welke manier wordt beslist over welke fondsen voor investering weerhouden worden? Is er hiervoor een leidraad en/of een toets uitgewerkt? Hoe verloopt de procedure concreet?

c. Hoe zal de zoektocht naar investeerders concreet verlopen?

d. Op welke manier, over welke termijn en volgens welke criteria wordt de investering in het fonds geëvalueerd? Hoe verloopt de procedure concreet?

e. Hoe kan de overheid toezicht houden op de besteding van de middelen als de besteding wordt uitbesteed aan andere fondsen? Krijgen deze andere fondsen na hun selectie carte blanche?

4. Kan de minister meer details geven over het beheer van het fonds?

a. Klopt het dat 51% van de beheersstructuur in handen van de private sector zal zijn en dat de overheid, via de FPIM, over een minderheidsaandeel van 49% beschikt?

b. Wanneer is de beslissing over de selectie van de private beheerder(s) voorzien?

c. Het effectieve beheer zal gebeuren vanuit een apart vehikel, BGF Management. Welke actoren zullen van dit vehikel deel uitmaken? Hoe luiden de belangrijkste opdrachten binnen de taakomschrijving van dit vehikel?

d. Waarom wordt het beheer van het dakfonds uitbesteed? Werd er een kosten-batenanalyse uitgevoerd waarbij het intern beheer van het fonds en de uitbesteding ervan werden geanalyseerd? Zo ja, bleek hieruit dat uitbesteding lagere kosten en grotere baten oplevert tegenover intern beheer? Zo nee, waarop steunt de beslissing tot uitbesteding van het beheer?

5. Wanneer is de effectieve start van het fonds voorzien?

6. Kan het fonds ook investeren in projecten met een sociale impact of een sociaal rendement? Kan het fonds hierin ook investeren indien deze projecten via de techniek van de sociale impactobligaties gefinancierd worden?