Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1449

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld) d.d. 8 mei 2017

aan de minister van Justitie

Kinderen van Belgische Syriëstrijders - Indoctrinatie door ISIS - Trauma's - Risico's voor onze samenleving

radicalisering
terrorisme
extremisme
Syrië
kind
staatsburger
oorlogsmisdaad
trauma
kinderbescherming

Chronologie

8/5/2017Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/6/2017)
14/9/2017Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1448

Vraag nr. 6-1449 d.d. 8 mei 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds het uitbreken van de burgeroorlog in Syrië en de opkomst van jihadistische strijdgroepen in Syrië en Irak, komen er beelden naar buiten van oorlogsmisdaden die de betrokken partijen in de voortdurende strijd begaan. De terroristische organisatie 'Islamitische Staat in Irak en al-Sham' (ISIS) in het bijzonder heeft de strategie om misdaden tegen de menselijkheid te begaan om angst aan te jagen. Het doel heiligt het gebruik van ieder middel bij deze terroristische groepering. Dat geldt ook voor de behandeling en inzet van minderjarigen in ISIS-gebied. De Nederlandse Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) heeft onlangs een bijzonder interessant onderzoek naar de minderjarigen bij ISIS gepubliceerd .

Op dit moment verblijven er ten minste 80 minderjarigen met een Nederlandse link in het strijdgebied in Syrië en Irak, zowel bij ISIS als bij andere jihadistische strijdgroepen. Ongeveer de helft van hen bestaat uit jongens. De meerderheid van de kinderen bevindt zich bij ISIS. Ongeveer de helft van de Nederlandse minderjarigen is door één of beide ouder(s) meegenomen naar het strijdgebied. De andere helft is daar geboren. Minder dan twintig procent van de Nederlandse kinderen is 9 jaar of ouder en zou dus, gezien hun leeftijd, mogelijk training (hebben) ontvangen. Dertig procent van de Nederlandse minderjarigen heeft een leeftijd van 4 tot 8 jaar en vijftig procent is 3 jaar of jonger. Gezien ons land meer strijders telt is het zeker dat het aantal minderjarige minderjarigen met een Belgische link die in het strijdgebied Syrië en Irak verblijven hoger ligt en dat een groot deel van deze minderjarigen zich bij ISIS bevinden.

Bovendien zijn minderjarige kinderen van Belgische uitreizigers niet bij onze overheid gekend als ze aldaar werden geboren. Nederland heeft hier een concrete procedure voor uitgewerkt. Bij een eventuele terugkeer in Nederland zullen ze aan een DNA-test worden onderworpen om hun eventuele familieband vast te stellen.

Deze kinderen worden al van uiterst jonge leeftijd onderworpen aan de ISIS-doctrine. ISIS beschouwd de kinderen als één van de pijlers waarop het kalifaat rust. Ze worden geïndoctrineerd via het zogenaamde sharia-"onderwijs". Dit pseudo-onderwijs wordt gekoppeld aan militaire strategie. Hetzelfde geldt voor de fysieke training. Kinderen worden immuun gemaakt voor geweld en wonen onthoofdingen bij en voeren deze soms zelf uit (al dan niet onder dwang). IS ontwikkelde zelf specifieke opleidingsapps. De kinderen leren soms al op vijfjarige leeftijd wapens te hanteren en de zogenaamde beste van hen worden kandidaat voor zelfmoordaanslagen. De meisjes worden als minderjarige uitgehuwelijkt. Seksueel geweld en gearrangeerde huwelijken zijn de norm. Vanaf 9 jaar worden de jongens geselecteerd voor trainingskampen. Hierbij worden zij verder geïndoctrineerd en militair gevormd.

Gezien ISIS momenteel zwaar terrein verliest in Irak en Syrië zullen deze minderjarigen terugkeren naar ons land. De AIVD zegt hieromtrent het volgende: "De inzet van minderjarigen voor de voorbereiding of de uitvoering van terroristische aanslagen in Europa is voorstelbaar, zeker omdat het hen een mogelijk tactisch voordeel biedt."

Het leven in oorlogsgebied en onder ISIS-heerschappij is bijzonder traumatiserend voor de kinderen (blootstelling aan geweld, indoctrinatie, seksueel geweld, enz.).

Minderjarigen zijn luidens de AIVD in de eerste plaats terecht te beschouwen als slachtoffers van ISIS. De trauma's bij de kinderen zijn groot: plotseling spraakgebrek, agressie, hevige angsten en signalen van post-traumatische stressstoornissen.

Graag schets ik de Nederlandse aanpak tot op heden: "Bij aankomst in Nederland van minderjarigen uit ISIS-gebied wordt per kind beoordeeld welke zorg, veiligheidsmaatregelen en welke interventies passend zijn. Dit is, net als bij volwassenen, altijd maatwerk. Hoewel geen enkele minderjarige hetzelfde is of hetzelfde heeft meegemaakt, moeten we ervan uitgaan dat het leven daar ernstige gevolgen kan hebben voor de verdere ontwikkeling van deze minderjarigen. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) bekijkt of al sprake is van hulpverlening aan de minderjarige en besluit indien nodig tot het instellen van een raadsonderzoek. Tegelijkertijd stellen zorg- en veiligheidspartners in een multidisciplinair casusoverleg een behandelplan op dat de veilige ontwikkeling van het kind waarborgt en eventuele veiligheidsrisico's tegengaat. Een landelijk werkend multidisciplinair adviesteam ondersteunt het lokale casusoverleg in deze situaties. In dat team zijn specialistische zorgaanbieders vertegenwoordigd die als dat nodig is passende hulp kunnen bieden. De NCTV werkt samen met partners om het beleid ten aanzien van minderjarigen optimaal vorm te geven."

Wat het transversaal karakter van deze vraag betreft: in het Vlaams regeerakkoord wordt er aandacht besteed aan het voorkomen van radicalisering en is er sprake van 'het oprichten van een cel met experten uit de diverse beleidsdomeinen om radicalisering te voorkomen, te detecteren en eraan te remediëren, met één centraal aanspreekpunt en in samenwerking met andere overheden. De coördinatie van deze cel ligt bij het Agentschap Binnenlands Bestuur. Vooral voor wat betreft de proactieve aanpak en de handhaving vervult de federale overheid een sleutelrol. In de toekomst zal ook een federale ambtenaar van de FOD Binnenlandse Zaken deel uitmaken van deze cel. Het betreft aldus een transversale aangelegenheid met de Gewesten. Ik verwijs tevens naar het recente actieplan van de Vlaamse regering ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.

Ik had dan ook graag een antwoord gekregen op de volgende aanvullende vragen:

1) De Nederlandse veiligheidsdienst AIVD geeft aan dat er zich op dit moment 80 minderjarigen met een Nederlandse link in het strijdgebied in Syrië en Irak bij jihadistische groepen bevinden. Kunt u (bij benadering) aangeven hoeveel Belgische kinderen zich op dit ogenblik bevinden in het strijdgebied in Syrië en Irak bij jihadistische groepen alsook om hoeveel jongens, respectievelijk meisjes het gaat? Beschikt u over cijfers inzake de leeftijdscategorieën? Kunt u tevens aangeven hoeveel van deze kinderen zich bij ISIS bevinden? Zo neen, waarom niet en is het niet cruciaal in het licht van het hierboven geschetst rapport om hen te identificeren en te lokaliseren? Kunt u dit zeer uitvoerig toelichten?

2) Kunt u aangeven hoeveel Belgische minderjarigen die zich bevonden in het strijdgebied in Syrië en Irak bij jihadistische groepen tot op heden zijn teruggekeerd naar ons land? Kunt u tevens aangeven hoe de concrete opvang en begeleiding verloopt gezien de fysieke en psychische gevolgen van hun leven in het "kalifaat" alsook gezien de risico's bij hun terugkeer voor onze samenleving? Is er sprake van maatwerk en kunt u dit concreet toelichten?

3) Hoe reageert u op de bevindingen van het Nederlandse rapport van de AIVD van 7 april 2017 en welke belangrijke lessen neemt u mee uit dit rapport? Kunt u dit toelichten naar beleidsmaatregelen toe?

4) Hoe gaat de overheid om met kinderen van Syriëstrijders die aldaar geboren werden en hier dus niet officieel bekend zijn? Kunt u dit toelichten? Kunt u tevens aangeven om hoeveel kinderen het tot op heden gaat?

5) Bestaat er net als in Nederland bij ons een landelijk werkend multidisciplinair adviesteam met zorgverleners waarbij multidisciplinair maatwerk wordt geleverd naar zorg, veiligheidsmaatregelen en interventies toe? Zo neen, waarom niet en wat bestaat er specifiek bij ons voor wat betreft de minderjarige kinderen van terugkerende jihadi's uit Syrië en Irak?

Antwoord ontvangen op 14 september 2017 :

1) Bij het benaderen van de problematiek van kinderen met een Belgische link dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen :

– kinderen geboren in België die beschikken over Belgische identiteitsdocumenten ;

– kinderen geboren in Syrië en Irak die eventueel een Syrisch geboortecertificaat bezitten.

Daarnaast wordt er tevens een onderscheid gemaakt tussen :

– kinderen die niet vrijwillig zijn meegenomen door ouders of familieleden of kinderen ter plaatse ;

– minderjarigen die bijna de meerderjarigheid hebben bereikt en in het kader van hun opvolging als volwaardige strijders worden beschouwd. Het gaat hier om een drietal personen.

Er zouden naar schatting minimaal een honderdtal kinderen in Syrië bevinden van tenminste één Belgische onderdaan of inwoner, waarvan er 29 in België zijn geboren. Het zou hierbij gaan om ongeveer 38 meisjes en 42 jongens. Van een dertigtal kinderen is het geslacht onbekend.

Zestig procent van kinderen met een Belgische connectie vallen onder de leeftijdscategorie 0-4 jaar ; 20 % is tussen de 4 en 8 jaar oud ; 10 % is tussen de 9 en 12 jaar oud. Een kleine 10 % is ouder dan 12 jaar.

Bijna 80 % van kinderen met een Belgische connectie bevinden zich heden bij de terreurgroep Islamitische Staat.

2) Een twintigtal kinderen bevinden zich in België na enige tijd te hebben doorgebracht bij jihadistische groeperingen in de jihadistische conflictzone.

Wanneer het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) via haar kanalen kennis krijgt van een vermoedelijke terugkeer van een minderjarige (ongeacht deze minderjarige gevalideerd werd als foreign terrorist fighter–FTF), worden het openbaar ministerie, de bevoegde diensten van jeugdbescherming van de Gemeenschappen en de federale politie, onmiddellijk in kennis gesteld en wordt de beschikbare informatie over de minderjarige meegedeeld. Van zodra het OCAD op de hoogte is van de concrete terugkeerdatum en / of ingeval het OCAD nieuwe pertinente informatie krijgt over de minderjarige en de familieleden, wordt deze informatie aan dezelfde partners doorgegeven.

De eigenlijke opvolging gebeurt door de Gemeenschappen. De (jonge) kinderen die samen met hun moeder terugkeren en zelf geen foreign terrorist fighter of geradicaliseerd zijn, worden beschouwd als minderjarigen in gevaar of minderjarigen in een verontrustende situatie overeenkomstig de regelgeving van de Gemeenschappen. Ten aanzien van deze minderjarigen kan de jeugdrechter, op vordering van het jeugdparket een gerechtelijke maatregel van bewaring en bescherming opleggen, zoals de plaatsing in een pleeggezin, een onthaal-, oriëntatie en observatiecentrum en een « centre d’hébergement » of het onder toezicht plaatsen van een sociale dienst bij de jeugdrechtbank.

Inzake de minderjarigen die geradicaliseerd zijn of potentiële foreign terrorist fighters betreffen en terugkeren uit de conflictzone, zal het parket een onderzoek instellen naar de aanwezigheid van een als misdrijf omschreven feit en neemt het jeugdparket in voorkomend geval een voorlopige maatregel of vordert het een maatregel ten gronde bij de jeugdrechter. De jeugdrechter kan eveneens verschillende mogelijke gerechtelijke maatregelen nemen, waaronder de plaatsing in een gesloten centrum. De jeugdrechtbank kan, conform artikel 57bis van de Jeugdbeschermingswet, minderjarigen vanaf zestien jaar waarvoor het een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding niet geschikt acht, uit handen geven teneinde deze te laten vervolgen voor een bijzondere kamer binnen de jeugdrechtbank die het gemeen strafrecht en de gemeen rechtelijke strafprocedure toepast, mits aan bepaalde voorwaarden (waarvan de vaststelling een bevoegdheid van de Gemeenschappen betreft) wordt voldaan.

Verschillende diensten van de Gemeenschappen die een opdracht van begeleiding of opvang van minderjarigen hebben, hebben dan ook, zoals voorzien in het koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis « Het informatiebeheer » van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt, een rechtstreekse toegang tot de gemeenschappelijke gegevensbank foreign terrorist fighters en een plicht om deze databank te voeden. Deze databank bevat ook de persoonsgegevens en informatie van de minderjarigen die gekwalificeerd zijn als foreign terrorist fighters. Dit laat de bevoegde diensten van de Gemeenschappen toe om op efficiënte wijze relevante informatie te verkrijgen en te delen. Deze toegang tot de gegevensbank wordt actueel technisch gerealiseerd.

De geradicaliseerde minderjarigen en de minderjarige foreign terrorist fighters worden conform het Plan Radicalisme en de omzendbrief van 21 augustus 2015 opgevolgd in de lokale taskforce waar het openbaar ministerie, de politiediensten, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse deel van uitmaken, en waarin informatie tussen de diensten uitgewisseld en wordt bepaald op welke wijze de individuele foreign terrorist fighter wordt opgevolgd. Daarnaast kunnen de geradicaliseerde minderjarigen het voorwerp uitmaken van een bespreking in de lokale integrale veiligheidscel, indien deze door de burgemeester werd opgericht, waar de socio-preventieve diensten aanwezig zijn.

3) Het rapport van de NCTV en de AIVD stemt overeen met de bevindingen van de VSSE en het OCAD inzake de problematiek van kinderen bij jihadistische groeperingen en de mogelijke hiermee gepaarde dreiging.

De hierboven vermelde omzendbrief van 21 augustus 2015 van de ministers van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken betreffende informatie-uitwisseling rond en de opvolging van de foreign terrorist fighters afkomstig uit België wordt momenteel herwerkt en uitgebreid. In de nieuwe versie van de omzendbrief wordt, naast een algemene uitbreiding inzake de homegrown terrorist fighters en de haatpropagandisten, een rubriek ingevoegd die de opvolging van minderjarigen verder zal vastleggen. De gemeenschappelijke gegevensbank foreign terrorist fighters zal worden uitgebreid teneinde de homegrown terrorist fighters en haatpropagandisten op te nemen.

Er wordt tevens gewerkt aan een wettelijk kader voor de lokale integrale veiligheidscel (die bestaat uit de preventieve en (psycho-)sociale diensten, zoals de onderwijsinstellingen en jeugdzorg), in uitvoering van de totstandkoming van het wettelijk kader voor het casusoverleg en het gedeeld beroepsgeheim door mijn vijfde Potpourri-wet (die werd goedgekeurd in de plenaire zitting van de Kamer van volksvertegenwoordigers op 29 juni 2017).

4) Ongeveer zeventig kinderen zouden in Syrië of Irak geboren zijn van een ouder met een Belgisch verband.

Voor kinderen die aldaar geboren zijn en hier dus niet bekend zijn, moet eerst de afstamming worden vastgesteld, conform de voorwaarden in het Burgerlijk Wetboek. Dit kan op verschillende manieren :

– indien het kind beschikt over een buitenlands geboortebewijs, kan deze akte door de ambtenaar van burgerlijke stand erkend worden. Indien de erkenning wordt geweigerd, kan daar beroep tegen aangetekend worden bij de familierechtbank ;

– indien het kind niet beschikt over een geboortebewijs, moet een vervangend vonnis worden gevraagd bij de familierechtbank ;

– de moeder en / of vader kunnen het kind erkennen, waarbij een erkenningsakte wordt opgemaakt.

Op basis van de akten van de burgerlijke stand wordt het kind ook ingeschreven in de Belgische registers. Dit valt onder de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken.

5) Onverminderd de maatregelen die door een jeugdrechter worden uitgesproken en worden uitgevoerd door de Gemeenschappen, maken de minderjarigen die door het OCAD werden gekwalificeerd als foreign terrorist fighter en de geradicaliseerde personen het voorwerp uit van een consequente veiligheidsopvolging door de daartoe bevoegde lokale taskforce. Ze kunnen tevens het voorwerp uitmaken van een bespreking door de psychosociale diensten in de lokale integrale veiligheidscel, indien deze in de betrokken gemeente is opgericht.

Als strategisch en beleidsmatig orgaan op nationaal niveau werd de Nationale Taskforce opgezet, waar de verschillende federale diensten en de Gewesten en Gemeenschappen deel van uitmaken.