Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1344

van Peter Van Rompuy (CD&V) d.d. 14 april 2017

aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling

Windmolens - Private investeerders - Rendement

windenergie
particuliere investering
overheidsinvestering

Chronologie

14/4/2017Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 18/5/2017)
12/5/2017Antwoord

Vraag nr. 6-1344 d.d. 14 april 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag : er zijn gevolgen voor de bevoegdheden van de gemeenschappen en/of de gewesten want energie is een gedeelde bevoegdheid.

Het stimuleren van alternatieve vormen van energie is een belangrijk objectief van de Vlaamse en federale regering. Hiertoe investeert men o.a. in windmolens wat naast een maatschappelijke doelstelling ook resulteert in een financieel rendement.

Daarom volgende vragen:

1. Wat was het rendement dat private investeerders kregen voor een windmolenpark waarin ook de overheid investeerde? Graag kreeg ik een:

- overzicht per windmolenpark;

- overzicht per jaar;

- overzicht per private investeerder;

- en een overzicht per vorm van investering door de overheid.

2. Hoe evalueert de minister deze cijfers?

Antwoord ontvangen op 12 mei 2017 :

1) De Belgische wet- en regelgeving voorziet in een steunregime voor de offshore productie van hernieuwbare energie dat is vastgelegd in artikel 7 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en in het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen. Dit steunregime werkt via de toekenning van groenestroomcertificaten per geproduceerde MWh. De netbeheerder Elia koopt die certificaten en rekent de kosten ervan door aan de eindklant via de offshore toeslag.

De bepaling die een verzekerd rendement van 12 % voorzag werd recentelijk ingetrokken bij koninklijk besluit van 9 februari 2017 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002. Ik beschik bovendien niet over een overzicht van het rendement per private investeerder voor de offshore windmolenparken. In dat opzicht verwijs ik u naar de publiekelijk bekendgemaakte jaarrekeningen en -verslagen van de betrokken bedrijven.

2) Krachtens artikel 7, § 1bis, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt stelt de Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas (CREG) een gedetailleerd voorstel op van de Levelized Cost of Energy (LCOE) en van de parameters waarmee rekening mee moet gehouden worden om het niveau van steun te bepalen. Voor de drie laatste parken (Northwester 2, Seastar en Mermaid) en te uwer informatie, ik heb de waarde van de LCOE nog niet vastgelegd. Er zijn nog steeds analyses lopende en er werd bijkomende informatie gevraagd aan de CREG om rekening te houden met de marktevolutie en de bijzondere eigenschappen van de Belgische zone wat betreft de resultaten van de vergelijkende studie die ze verwezenlijkt heeft tussen de parken Borsele in Nederland en de Belgische parken.