Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1320

van Guy D'haeseleer (Vlaams Belang) d.d. 16 maart 2017

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Sociale inspecteurs - Agressie - Toename - Maatregelen

arbeidsinspectie
lichamelijk geweld
zwartwerk

Chronologie

16/3/2017Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 20/4/2017)
20/6/2017Antwoord

Vraag nr. 6-1320 d.d. 16 maart 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 6-1123 blijkt dat de jongste jaren de agressie tegen sociale inspecteurs fors is toegenomen. Op vier jaar tijd is die namelijk vernegenvoudigd.

1) Hoe verklaart u deze forse toename ?

2) Hoe reageert u daarop ? Overweegt u wetgevende maatregelen om de straffen hierop te verstrengen ?

Antwoord ontvangen op 20 juni 2017 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

Eerst en vooral lijkt het me nuttig om de cijfers te nuanceren die voorkomen in het antwoord op uw parlementaire vraag nr. 6-1123 van 17 november 2016. Het aantal gevallen van bedreigingen of agressie waarvan de sociaal inspecteurs van de Sociale Inspectie van de FOD Sociale zekerheid slachtoffer zijn geworden in de jaren 2013 tot en met 2016, blijft weining significant, ook al zijn deze gevallen zeker te betreuren. In 2016 vertegenwoordigden die gevallen minder dan 0,0001 % in vergelijking met de door de sociaal inspecteurs uitgevoerde controlebezoeken.

Er kunnen dus moeilijk conclusies worden getrokken uit deze cijfers, die gelukkig zeer laag zijn (1 geval in 2013, 1 geval in 2014, 4 gevallen in 2015 en 5 gevallen in 2016). Op basis van deze cijfers kan niet besloten worden dat er echt een stijgende tendens bestaat van agressie of bedreiging. Wat daarentegen wel vaststaat is dat het bestuur in geen geval bedreiging of agressie ten aanzien van zijn agenten tolereert, en dat het systematisch aan de sociaal inspecteurs die er het slachtoffer van geworden zijn, vraagt om er de gerechtelijke autoriteiten van in te lichten opdat de gerechtelijke vervolging kan worden aangevat.

Ook is het controlebeleid van de Sociale Inspectie duidelijk: elke controle waarbij er een mogelijk gevaar bestaat voor de sociaal inspecteurs mag alleen worden uitgevoerd met bijstand van de politie.

Voor wat artikel 209 van het Sociaal Strafwetboek betreft, dat iedere vorm van verhindering van toezicht beteugelt: het voorziet in zeer zware sancties (van niveau 4) ten aanzien van de daders; het gaat ofwel om gevangenisstraffen van zes maanden tot drie jaar en/of een administratieve geldboete van 600 tot 6.000 euro, ofwel om een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro. De strafrechtelijke of administratieve geldboeten moeten enerzijds worden verhoogd met opdecimes (wat momenteel overeenkomt met een vermenigvuldiging met 8), en anderijds worden ze vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. Bovendien kan de rechter aan de daders van de verhindering van toezicht de straffen opleggen die bepaald worden in de artikelen 106 en 107 van het Sociaal Strafwetboek (namelijk: het verbod om een onderneming of een inrichting uit te baten, een beroepsverbod, een sluiting van de onderneming). Momenteel lijkt het dus niet noodzakelijk om terzake nieuwe wetgevende initiatieven te nemen.