Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1193

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld) d.d. 15 december 2016

aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Overheidswebsites - Veilige communicatie - Lekken - Verbetering van de veiligheid - Maatregelen

internet
computercriminaliteit
gegevensbescherming
Nederland
ministerie
overheidsadministratie
internetsite

Chronologie

15/12/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 19/1/2017)
18/1/2017Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1176
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1177
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1178
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1179
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1180
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1181
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1182
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1183
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1184
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1185
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1186
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1187
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1188
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1189
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1190
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1191
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1192

Vraag nr. 6-1193 d.d. 15 december 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De verbindingen naar veel Nederlandse overheidswebsites zijn niet goed beveiligd. Dat blijkt uit onderzoek van de Open State Foundation, een non-profitorganisatie die « transparantie in de politiek wil vergroten ». Een beveiligde verbinding is te herkennen aan een slotje in de browser.

De organisatie onderzocht 1 816 overheidswebsites ; slechts 44 % daarvan ondersteunt beveiligde verbindingen. Nog eens 6 % heeft wel een beveiligde verbinding, maar heeft hem niet goed ingesteld, waardoor aanvallers alsnog een kans hebben.

Onder meer de verbinding naar de website van de Rijksrecherche is onbeveiligd. Die politie-organisatie doet onderzoek naar misdragingen door overheidsfunctionarissen, waaronder politiemedewerkers. Wie een misstand melde op de site van de Rijksrecherche, liep tot woensdagavond echter het risico dat anderen meelazen. Dat kon bijvoorbeeld bij openbare wifi-hotspots, zoals in de trein, in een hotel of restaurant : de verbinding was dan eenvoudig te onderscheppen.

Na melding van de NOS is dat formulier verwijderd van de site. « Het is tijdelijk niet meer mogelijk om misstanden te melden », laat een woordvoerder weten. Burgers met tips kunnen nog wel bellen. Er wordt onderzocht of « vervolgmaatregelen » nodig zijn.

Ook de voorpagina van de website van de Belastingdienst heeft geen beveiligde verbinding. Het inloggen op de Belastingdienst-site is wel beveiligd, maar doordat de voorpagina dat niet is, kan een hacker een onveilige verbinding afdwingen. Dat kan bijvoorbeeld door een valse wifi-hotspot op te zetten op een station of een andere drukke plek.

Ironisch genoeg is ook de verbinding van de overheidssite die is bedoeld om een « internetbewuste overheid » te promoten niet goed beveiligd.

Het onderzoek betrof de voorpagina's van de overheidssites ; het is mogelijk dat bepaalde onderdelen van de websites beter zijn beveiligd. Beveiligingsexperts raden echter aan om sowieso de volledige website van een veilige verbinding te voorzien. De onbeveiligde sites zijn te herkennen aan het ontbreken van een slotje in de browser.

Ook zijn er een aantal websites van Nederlandse ambassades in landen waar bassale mensenrechten worden geschonden die niet beveiligd zijn met een goed functionerende https-verbinding.

Eerder onderzoek naar de overheidssites in ons land toonde gelijkaardige zwakheden aan. In een reactie stelde Fedict, de federale overheidsdienst Informatie- en Communicatietechnologie, dat het reeds geplande maatregelen om de SSL-encryptie te verbeteren nu versneld zal uitvoeren.

Wat betreft transversaal karakter van de vraag : de verschillende regeringen en schakels in de veiligheidsketen zijn het eens over de fenomenen die de komende vier jaar prioritair moeten worden aangepakt. Die staan gedefinieerd in de kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan voor de periode 2016–2019, en werden besproken tijdens een Interministeriële Conferentie, waarop ook de politionele en justitiële spelers aanwezig waren. Eén van de vastgelegde prioriteiten is de informaticacriminaliteit. Het betreft aldus een transversale gewestaangelegenheid waarbij de rol van de Gewesten vooral ligt in het preventieve luik.

Daarom heb ik volgende vragen voor u :

1) Zijn er geen veiligheidsrisico's voor de websites van de federale overheidsdiensten waarvoor u bevoegd bent, alsook uw eigen sites ? Kunt u de sites waarvoor u instaat oplijsten ?

2) Is er geen risico dat, bij het inloggen van gebruikers via wifi-hotspots, dat de communicatie met de overheidssites waarvoor u instaat kan worden ingelezen ? Kan u dit toelichten ?

3) Is het waar dat van de overheidswebsites die wel een https-verbinding gebruiken er ook nog een aantal websites zijn die zodanig zijn ingesteld dat er ook daar een beveiligingsrisico bestaat ?

4) Kunt u oplijsten voor welke overheidssites u specifiek bevoegd bent en dit inclusief de sites van de federale overheidsdiensten waarvoor u bevoegd bent en de sites van de buitendiensten ?

5) Werden de eerder aangekondigde maatregelen om de SSL-encryptie te verbeteren daadwerkelijk doorgevoerd door Fedict op alle sites waarvoor u bevoegd bent ? Kunt u dit concreet toelichten ?

6) Kunt u garanderen dat geen enkele site waarvoor u bevoegd bent nog werkt met SSL-3 ? Kunt u dit desgevallend toelichten ?

7) Kunt u concreet oplijsten welke maatregelen reeds zijn genomen sinds het onderzoek naar de Belgische overheidssites enkele zwakheden oplijstte om aldus een veilige verbinding met overheidswebsites tot stand te brengen ?

Antwoord ontvangen op 18 januari 2017 :

Wat betreft mijn beleidsdomeinen beschik ik niet over federale overheidsdiensten die exclusief onder mijn bevoegdheid vallen. Ik verwijs daarom naar het antwoord dat wordt gegeven door de bevoegde ministers ter zake aan wie u dezelfde vraag heeft gesteld.

Ik hecht vanuit mijn beleidsbevoegdheid Privacy uiteraard belang aan de veiligheid van overheidswebsites en meer in het bijzonder van de persoonlijke gegevens die op deze websites worden verwerkt. De departementen die dergelijke websites beheren kunnen worden beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke of als verwerker in de zin van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. In dat opzicht zijn zij verplicht een aantal technische en organisatorische maatregelen te treffen om de veiligheid van de persoonsgegevens te waarborgen.

De Europese verordening 2016/679 betreffende de gegevensbescherming, die eerder dit jaar werd goedgekeurd, verduidelijkt verder welke deze verplichtingen kunnen zijn. Het gaat onder meer om de pseudonimisering en de versleuteling van persoonsgegevens ; het vermogen om op permanente basis de vertrouwelijkheid, integriteit, beschikbaarheid en veerkracht van de verwerkingssystemen en diensten te garanderen ; het vermogen om bij een fysiek of technisch incident de beschikbaarheid van en de toegang tot de persoonsgegevens tijdig te herstellen en een procedure voor het op gezette tijdstippen testen, beoordelen en evalueren van de doeltreffendheid van de technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verwerking. Bovendien hangt de uitvoering ervan af van de stand van de techniek, de uitvoeringskosten, en de aard, de omvang, de context en het doel van de verwerking alsook voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen.

Ten gevolge van deze Europese verordening werk ik overigens aan een nieuw wetgevend privacykader dat in mei 2018 rond moet zijn. Ik zal daarin bijzondere aandacht besteden aan de privacyregels voor de publieke sector enerzijds en de versterking van de Privacycommissie anderzijds. Ik ben ook de mening toegedaan dat de publieke sector net zoals de privésector onderworpen moet kunnen worden aan een controle door de Commissie ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer en dat deze Commissie bij vaststelling van inbreuken op de privacywetgeving maatregelen en sancties moet kunnen opleggen. De Europese verordening laat het aan de Lidstaten over om deze bevoegdheid al dan niet toe te kennen aan de toezichthoudende autoriteit en ik ben hier voorstander van. Ik ben ervan overtuigd dat alle departementen in het licht van de toekomstige privacywetgeving nog meer zullen investeren in de bescherming van de persoonsgegevens die zij ten slotte toch in het algemeen belang verwerken maar ik wil hen daarin ook ondersteunen. In dat opzicht werk ik aan een netwerk van data protection officers die de departementen zullen bijstaan om de standaarden die de Europese verordening voorziet mee te helpen bereiken.

Ik verwijs eveneens naar mijn oproep om zich ook in België beter te wapenen tegen aanvallen van buitenaf en cyberveiligheid meer als een prioriteit beschouwen, om de gegevens van de burgers die bij de overheid in databanken zitten beter te beschermen. Want de dreiging is reëel. Ik zal binnenkort samenzitten met het Centrum voor cybersecurity en de eerste minister, onder wiens bevoegdheid dit Centrum valt, om dit veiligheidsissue – cyberveiligheid – aan te pakken.

Zonder vertrouwen en veiligheid is een digitale markt niet mogelijk. België maar ook Europa moeten in staat zijn om cyberaanvallen te counteren die steeds gewiekster worden, geen rekening houden met grenzen. We moeten nauwer samenwerken met andere landen om expertise te delen.