Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-109

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 28 oktober 2014

aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de Minister van Financiën

Zesde Staatshervorming - Federaal wetenschapsbeleid - Communautisering - Gevolgen voor het fundamenteel onderzoek - Interuniversitaire attractiepolen (IUAP) - Overleg met de Gemeenschappen - Samenwerking tussen onderzoekers in België

basisonderzoek
federalisme
Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid
wetenschappelijk onderzoek
onderzoeksbeleid
universitair onderzoek

Chronologie

28/10/2014Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 27/11/2014)
4/2/2015Rappel
2/6/2015Antwoord

Vraag nr. 6-109 d.d. 28 oktober 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 31 januari 2014 werden de wetten die de overdracht van bevoegdheden naar de Gewesten en de Gemeenschappen regelen en die de bijzondere financieringswet hervormen, in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

De bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming voorziet in een communautisering van het federaal wetenschapsbeleid in 2017. Op 1 oktober 2014 berichtte De Standaard : "Vlaamse en Waalse onderzoekers pleiten voor het federaal wetenschapsbeleid". De Federale Raad voor wetenschapsbeleid, een netwerk van Belgische onderzoekers uit de twee taalgemeenschappen die vijf jaar lang samenwerken aan een thema, stelde recent een resolutie op waarin ze aan de federale regeringsonderhandelaars vraagt om de interuniversitaire attractiepolen (IUAP) verder te laten functioneren op het federale niveau. De IUAP's werden in 1987 opgericht en bestaan thans uit zesenveertig netwerken, die zesduizend personen bijeenbrengen en jaarlijks meer dan tweeduizend internationale wetenschappelijke publicaties produceren. De IUAP's hebben volgens de Raad bijgedragen aan het tot stand brengen van excellerende wetenschappelijke netwerken op alle wetenschappelijke gebieden. De onderzoekers zijn van mening dat een overheveling van het federaal wetenschapsbeleid een " desastreuze invloed zal hebben op het niveau en de kwaliteit van het fundamenteel onderzoek in ons land ".

Ik heb volgende vragen voor de staatssecretaris :

1) Hoe schat ze de risico's van de overheveling van het wetenschapsbeleid in? Welke gevolgen vreest ze voor het niveau en de kwaliteit van het fundamenteel onderzoek in België ?

2) Hoe rijmt de overheveling van de IUAP's met het subsidiariteitsprincipe ? Op welke manier blijft de efficiënte werking van de IUAP's bij de splitsing ervan over de Gemeenschappen gegarandeerd ?

3) Werd er met de Gemeenschappen al overleg gepleegd over de toekomstige structurering van het fundamenteel onderzoek in België en over de IUAP's als instrument voor de inpassing van Belgische onderzoeksploegen in de internationale en inzonderheid Europese netwerken ?

4) Plant ze nog een overleg met de Federale Raad voor wetenschapsbeleid ?

5) Welke inspanningen zal ze nemen om onderzoekers uit het noorden en het zuiden van het land ook na 2017 bijeen te brengen opdat samenwerking mogelijk is rond fundamenteel onderzoek en opdat ook buitenlandse partners betrokken kunnen worden ?

Antwoord ontvangen op 2 juni 2015 :

1. De bevoegdheidsverdeling inzake wetenschapsbeleid tussen de federale overheid en de Gemeenschappen en Gewesten, is sinds 1980 vastgelegd bij artikel 6bis van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980. Conform de bepalingen in deze wet situeert de primaire bevoegdheid inzake de ondersteuning van fundamenteel onderzoek zich op het niveau van de Gemeenschappen.

Deze regering heeft in het Regeerakkoord gesteld dat zij zal toezien op de correcte uitvoering van de zesde staatshervorming en dus ook de overheveling van het Programma Interuniversitaire attractiepolen naar de Gemeenschappen.

Dit programma is momenteel het enige instrument dat specifiek gericht is op het tot stand brengen van een samenwerking tussen onderzoeksgroepen in het noorden en het zuiden van het land. Toch moet hier het een en het ander worden gepreciseerd en dat is tevens een gedeeltelijk antwoord op de vragen 2 en 5. De federale financiering van de IUAP’s is door de zesde Staatshervorming de facto afgeschaft. De huidige regering trekt deze beslissing niet in twijfel. Het probleem ten gronde met de IUAP’s is dat er extra geld ter beschikking wordt gesteld om te netwerken in bepaalde domeinen. We leven in een geglobaliseerde wereld, waar netwerking inderdaad van groot belang is. Dat geldt in het bijzonder voor wetenschappelijk onderzoek. Netwerking is vandaag de dag absoluut noodzakelijk om aan top-onderzoek te doen.

Hierin ligt tegelijkertijd de sterkte en de zwakte van de IUAP’s. De sterkte omdat het deze noodzakelijke netwerking stimuleert. De zwakte omdat netwerking de normaalste zaak van de wereld zou moeten zijn, ook zonder specifiek geld uit te geven opdat de verschillende teams zouden netwerken. Ik zou het willen vergelijken met een wetenschapper die voor zijn onderzoek absoluut een microscoop nodig heeft. Normaal gezien zou die wetenschapper deze microscoop uit eigen initiatief en met eigen middelen moeten financieren. Desnoods na het stellen van prioriteiten, waarbij hij zelf beslist of die microscoop nodig is of niet. Indien hij tot het besluit komt dat die microscoop absoluut noodzakelijk is, zal hij de gepaste financiële middelen hiervoor voorzien. Wat niet normaal zou zijn, is dat de wetenschapper aan zijn normale financieringskanalen vraagt of hij aub extra financiële steun zou kunnen krijgen om hem aan te zetten om de microscoop met zijn normale middelen te betalen. Je moet de microscoop dus maar 1 keer betalen. Je betaalt de wetenschapper niet extra OPDAT hij aub een microskoop zou kopen.

Het probleem is dat dergelijke extra financiële steun de normale prioriteiten van de wetenschapper wijzigt, ten voordele van de microscoop, want hij krijgt er extra geld voor. Deze verstoring van de normale prioriteiten is ongewenst. Een ander inherent risico is dat er schijnsamenwerkingsverbanden worden opgezet, dat men het geld int en vervolgens terugkeert naar zijn eigen kleine hoekje. In deze zin is het NIET toekennen van steun een manier om te discrimineren tussen goede en slechte wetenschappers : de goede zullen hoe dan ook netwerken en de slechte niet.

Netwerking moet met andere woorden een automatisme zijn, dat geen extra middelen vereist om ertoe aan te zetten. Wetenschappers moeten inzien dat ze hoe dan ook aan netwerking moeten doen om zichzelf te positioneren in het internationale kader.

Het Horizon2020 programma van de Europese Commissie (H2020) beoogt het onderzoek in domeinen die de EC belangrijk acht. Ook voor H2020 is netwerking uiteraard belangrijk. Het is echter geen doel op zich, in tegenstelling tot de IUAP’s die netwerking wel als doel op zich hebben en waarbij het thema van het onderzoek eerder arbitrair is. Dat is geen gezonde situatie.

Indien na de federale financiering van de IUAP’s er geen regionale opvolging zou komen, zou dat uiteraard voor problemen zorgen. Deze wetenschappers zijn niet tevreden met het wegvallen van deze extra federale financiering. Vandaar de petitie. Wij zullen nagaan wat de impact is van dit wegvallen en wij zijn bereid tot overleg met alle betrokkenen, inclusief de Gewesten en de Gemeenschappen en de Federale Raad voor wetenschapsbeleid. Met het oog op het belang dat deze regering hecht aan zelfstandige, competente Federale Wetenschappelijke Instellingen zullen wij er in het bijzonder over waken dat de impact op de werking van de Federale Wetenschappelijke Instellingen minimaal is.

2. Het is aan de Gemeenschappen om vanaf 2017 invulling te geven aan een eventueel vervolgtraject op het Programma. Ik ga ervan uit dat zij, bij de uitwerking van nieuwe steunmaatregelen, zullen rekening houden met de bekommernis van de onderzoeksgemeenschap in dit land.

3. De overheveling van het Programma is voorzien in 2017, na de beëindiging van de huidige, zevende fase. Het is dan aan de Gemeenschappen om verder invulling te geven aan mogelijke vervolgtrajecten op het Programma. Ik zal uiteraard met de Gemeenschappen overleg plegen over de overgang.

4. Idem als 3 voor overleg met de Federale Raad voor wetenschapsbeleid.

Rekening houdend met het subsidiariteitsprincipe zal ik in onderling overleg met de gewesten, de gepaste maatregelen uitwerken voor samenwerking rond fundamenteel onderzoek, over de grenzen van de Gewesten heen, in een Europese en zelfs mondiale context.