Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9994

van Paul Magnette (PS) d.d. 4 oktober 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

Model van bilaterale investeringsovereenkomst - Herziening - Aanpassing van de sociale en milieuclausules - Evolutie - Bilaterale verdragen - Lopende onderhandelingen

investering
buitenlandse investering
bevordering van investeringen
bilaterale overeenkomst
sociale clausule
milieunorm
garantie van investeringen
investering in het buitenland

Chronologie

4/10/2013Verzending vraag
18/4/2014Rappel
28/4/2014Einde zittingsperiode

Vraag nr. 5-9994 d.d. 4 oktober 2013 : (Vraag gesteld in het Frans)

Het debat over de bilaterale investeringsovereenkomsten roept tal van vragen op. Sedert de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 maken de buitenlandse directe investeringen integraal deel uit van het gemeenschappelijk buitenlands beleid dat tot de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie behoort. Een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 voorziet evenwel in overgangsregelingen, waardoor de lidstaten bestaande akkoorden kunnen wijzigen of nieuwe akkoorden kunnen sluiten. Om die zogenaamde overeenkomsten te sluiten, baseert België zich op een modelovereenkomst uit 2002 die, gelet op de economische crisis en de voortdurend snellere mondialisering, moet worden versterkt. Sommige overeenkomsten respecteren het model van 2002 overigens niet op het vlak van de sociale en milieugerelateerde clausules. De overeenkomsten met de Verenigde Arabische Emiraten en met Panama tonen dat aan, want de verwijzingen naar de wetgeving inzake milieu en universeel erkende arbeidsrechten zijn eruit verwijderd. Sommige collega's van mijn fractie hebben u reeds gevraagd om het Belgische model van bilaterale investeringsovereenkomt te herzien. We willen de sociale clausules versterken, er een instrument van maken om duurzame ontwikkeling te bevorderen en het recht van de Belgische staat te waarborgen om wetten te maken op het vlak van arbeidswetgeving, milieubescherming, sociale zekerheid en mensenrechten. De PS-fractie van de Senaat heeft trouwens het voorstel van resolutie 5-184 ingediend, dat in november 2010 werd aangenomen en dat ertoe strekt voorrang te verlenen aan het begrip “waardig werk” in het internationaal beleid van België, en dat ervoor pleit om in alle bilaterale investeringsovereenkomsten die door België worden gesloten, dwingende sociale clausules op te nemen, waaronder de inachtneming van de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (zie Stuk Senaat 5-184/5 – 2010/2011).

In februari 2013 werd over dit onderwerp een debat gevoerd in een gemengde parlementaire commissie. Tijdens de bespreking heeft uw vertegenwoordiger zelf erkend dat een aanpassing van de sociale en milieuclausules wordt overwogen (Zie de Gedachtewisseling over de overeenkomsten ter bevordering en bescherming van investeringen. Stuk Senaat 5-1976/1 – 2012/2013).

In juli 2012 hebt u in de plenaire vergadering van de Kamer van volksvertegenwoordigers zelf verklaard: “Ik wil eraan herinneren dat België een voortrekkersrol vervult in het debat over de sociale en milieubepalingen, maar dat we nog verder kunnen vooruitgaan.” (Zie de Handelingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, 53-103)

Ik heb de volgende vragen:

1) Blijft België, ondanks de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, onderhandelen over bilaterale overeenkomsten ter bevordering en bescherming van investeringen? Zo ja, met welke landen zijn er onderhandelingen aan de gang?

2) Wanneer zult u een herziening van het model van bilaterale investeringsovereenkomst mogelijk maken? Welke procedure hebt u voor ogen?