Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9761

van Sabine Vermeulen (N-VA) d.d. 8 augustus 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

Israëlische projecten in de bezette gebieden - Bevriezing van Europese fondsen - Labeling van de producten - Impact op de vredesonderhandelingen

Palestina
Israël
Palestijnse kwestie
internationale rol van de EU

Chronologie

8/8/2013Verzending vraag
30/4/2014Antwoord

Vraag nr. 5-9761 d.d. 8 augustus 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Volgens een maatregel die op 19 juli in het Publicatieblad van de Europese Unie (EU) gepubliceerd werd, zullen toekomstige akkoorden tussen de EU en Israël een bepaling bevatten waarin staat dat steun van de Europese Commissie niet ten goede mag komen aan Israëlische projecten in de bezette gebieden werken meer bepaald op de Westelijke Jordaanoever, in Oost-Jeruzalem (het Arabische deel van de stad) en op de Golanhoogte.

De richtlijn, die op 30 juni door de Commissie is aangenomen, bepaalt dat beurzen, schenkingen en andere vormen van financiële hulp tussen 2014 en 2020 niet meer mogen worden toegekend aan Israëlische instellingen die zijn gevestigd in de bezette gebieden.

Hierover aan u de volgende vragen.

1) De Nederlandse regering is tegen een officiële boycot, maar stelt dat zij wel "producten uit de nederzettingen voor de consument herkenbaar wil maken". Hoever staan de onderhandelingen met uw Benelux-collega's over een gezamenlijke labeling?

2) Wordt volgens u de hervatting van de vredesonderhandelingen met deze recente beslissing van de Europese Unie (EU) bemoeilijkt? Hebben de onderhandelaars Martin Indyk en John Kerry de EU opgeroepen voorzichtig te zijn of hebben ze (nog) geen inbreng aan de zijlijn gegeven bij deze maatregel?

Antwoord ontvangen op 30 april 2014 :

1. Ondanks het feit dat de ministers van de Benelux zich hadden uitgesproken voor de publicatie van vrijwillige richtlijnen over de labeling van producten afkomstig uit de bezette gebieden, lieten onze Nederlandse collega’s ons een paar maanden geleden weten dat zij de coalitie wilden verbreden met andere EU-lidstaten. Het is enkel op deze voorwaarde dat zij overwegen om richtlijnen uit te vaardigen. Uit de demarches die in Benelux-formaat in de diverse Europese hoofdsteden werden ondernomen tijdens de maand juni 2013, blijkt dat er in dit stadium niet echt een kritieke massa onder de Europese lidstaten bestaat die bereid zijn om zich achter dit initiatief te scharen, hetzij omwille van interne redenen, hetzij omdat ze verwachten dat de EDEO, onder leiding van de Hoge Vertegenwoordiger, hierin het voortouw zou nemen. In deze omstandigheden is het zowel voor België als voor Luxemburg niet wenselijk om over te gaan tot de publicatie van de richtlijnen.

Ik wens niettemin te onderlijnen dat de Belgische positie niet gewijzigd is : de nederzettingen zijn illegaal volgens het internationale recht en, aangezien ik de gelegenheid heb gehad om dit te bespreken met mijn Israëlische collega's, we zullen onze doelstelling voor meer transparantie blijven verderzetten, hetgeen betekent dat we de consumenten willen informeren over de herkomst van de producten. België zal blijven pleiten opdat dit dossier op Europees niveau verder opgevolgd wordt.

2. Ik denk niet dat de Europese richtlijnen de vredesonderhandelingen hebben bemoeilijkt, integendeel. Uit contacten met de diverse stakeholders blijkt zelfs dat de publicatie van deze richtlijnen de partijen ertoe aan gezet heeft zich rond de onderhandelingstafel te scharen. De publicatie ervan toont ook aan dat de EU werk maakt van de beslissingen van de Raad en een serieuze partner blijft.