Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-976

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 27 januari 2011

aan de minister van Justitie

Terrorisme - Recente maatregelen - Internationale samenwerking

terrorisme
Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse
politiële samenwerking (EU)

Chronologie

27/1/2011Verzending vraag
23/3/2011Antwoord

Vraag nr. 5-976 d.d. 27 januari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De laatste weken werden in verschillende ons omringende landen en in België allerlei acties ondernomen aangaande mogelijke terreurbedreigingen. Hierbij werden door politie en parket heel wat verdachten opgepakt. Het is hierbij opvallend dat men klaarblijkelijk nog steeds niet weet over welke mogelijke terroristische acties het gaat en dat er steeds meer verdachten worden vrijgelaten zonder enige aanwijzigen van betrokkenheid bij terreuraanvallen.

Vanzelfsprekend mag de geachte minister niet tussenkomen in lopende gerechtelijke dossiers noch informatie hieromtrent meedelen. Maar anderzijds moet ook hij beducht zijn dat onze rechtsregels niet worden misbruikt en dat er zonder voldoende grond, dus op ongepaste en ontoelaatbare wijze, mensen worden aangehouden en vastgezet.

Kan de geachte minister mij verzekeren dat al deze acties vanuit Justitie gebaseerd zijn op stevige dossiers en niet louter als stemmingmakerij kunnen bekeken worden? Belegde hij aangaande deze onderzoeken contacten met zijn ambtsgenoten in de ons omringende landen? Werd deze veiligheidsproblematiek besproken tijdens de voorbije vergaderingen van de Europese Raad van ministers van Justitie? Wie voert de veiligheidsanalyses in deze aangelegenheid?

De strijd tegen internationaal terrorisme blijft uiteraard belangrijk, maar misbruiken zijn ook reëel. In het verleden werd deze strijd tegen terrorisme misbruikt om binnenlandse paniek te veroorzaken en buitenlandse vijandbeelden te creëren. Kan hij waarborgen dat in deze fase niet een zelfde " komedie " wordt opgevoerd? Beseft hij dat mogelijke misbruiken de - al niet zo sterke - geloofwaardigheid van Justitie zal ondermijnen en tevens de overheid uiterst kwetsbaar maakt voor ernstige schadeloosstellingen? Worden zulke algemene en Europese acties besproken op het overleg tussen hem en het college van procureurs-generaal? Over welke waarborgen beschikt de bevolking om voldoende beschermd te zijn tegen enerzijds terrorisme, maar anderzijds ook tegen willekeur en repressie van overheidsdiensten? Hoe wordt het noodzakelijk maar moeilijke evenwicht tussen die twee goed en voldoende bewaard? Moeten belangrijke spelers, en zo ja welke, niet mee verantwoordelijk worden gesteld bij misbruiken van macht?

Kan hij mij verzekeren dat mijn argwaan in deze zaak totaal onterecht is en dat alles uiterst correct verloopt, omdat machtsmisbruiken en willekeurigheid niet voorkomen?

Antwoord ontvangen op 23 maart 2011 :

Het federaal parket heeft mij de volgende inlichtingen medegedeeld.

De vraag dateert van 27 januari 2011 en hanteert als uitgangspunt dat “de laatste weken in België allerlei acties werden ondernomen (…), waarbij door politie en parket heel wat verdachten werden opgepakt en (…) waarbij er steeds meer verdachten worden vrijgelaten zonder enige aanwijzingen van betrokkenheid bij terreuraanvallen.

Er zijn “de laatste weken” helemaal geen dergelijke gerechtelijke interventies inzake terrorisme gebeurd. De laatste gerechtelijke tussenkomsten waarin personen, verdacht van terrorisme, werden aangehouden, dateren van meer dan drie maanden geleden, met name 23 november 2010. Deze personen bevinden zich nog steeds in voorlopige hechtenis.

De vraag berust dus op een verkeerd uitgangspunt.

Aangaande de hechtenistoestand van de personen aangehouden naar aanleiding van de voormelde gerechtelijke tussenkomsten op 23 november 2011 werd reeds een stand van zaken gegeven in het antwoord op de parlementaire vraag n° 5-1220 van de heer Anciaux van 6 februari 2011 over terrorisme – politieraids – evaluatie – resultaten.

Het antwoord op deze vraag, die vanuit eenzelfde “argwaan”, zoals de vraagsteller het zelf formuleert, is gesteld, kan hier als hernomen beschouwd worden.

In de huidige vraag wordt verder gesteld “dat in het verleden de strijd tegen het terrorisme werd misbruikt om binnenlandse paniek te veroorzaken en buitenlandse vijandbeelden te creëren” en vraagt de vraagsteller “waarborgen dat in deze fase niet een zelfde “komedie” wordt opgevoerd”.

Deze bewering strookt niet met de werkelijkheid en wordt in de vraag nergens onderbouwd. De vraag berust dus ook hier op een verkeerd uitgangspunt.

Tenslotte, op 3 februari 2009 werden de procureur-generaal te Gent en de federale procureur, samen met de beleidsmagistraat en hoofd van de sectie terrorisme op het federaal parket, gehoord door de Commissie voor de Justitie van de Kamer van volksvertegenwoordigers met betrekking tot de evaluatie van de antiterrorismewetgeving.

Met het oog op deze hoorzitting werd een lijvig beleidsdocument klaargemaakt dat alle aspecten van de gerechtelijke aanpak van het terrorisme in België belicht en dat werd gevoegd bij de parlementaire stukken.

Alle beleidsaspecten van de strijd tegen het terrorisme komen in dit document aan bod.

De vraagsteller wordt uitgenodigd dit parlementair document na te lezen.

Ik meen dat het federaal parket dat in de gerechtelijke aanpak van het terrorisme het voortouw neemt, zich op een nauwgezette en ernstige manier van zijn taak kwijt en zich met overtuiging inzet opdat de strijd tegen het terrorisme met alle betrokken diensten (federale en lokale politie, Veiligheid van de Staat, militaire inlichtingendienst ADIV, OCAD, Crisiscentrum van de regering, enz.), elkeen uiteraard binnen zijn wettelijke bevoegdheden, en in een geest van samenwerking zou worden gevoerd.

De recente veroordelingen voor het Hof van beroep te Brussel (de zogenaamde GICM-zaak, de zogenaamde zaak Murielle Degauque en anderen, de zogenaamde zaak Malika El Aroud en anderen) tonen aan dat het federaal parket door de rechtbanken en hoven gevolgd wordt in deze aanpak.

De wijze waarop het federaal parket dient in te staan voor de bestrijding van terrorisme is trouwens minutieus vastgelegd in de gemeenschappelijke omzendbrief van 15 juli 2005 van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal betreffende de gerechtelijke aanpak inzake terrorisme (COL 9/2005). Dit belangrijke beleidsdocument werd op 15 juli 2005 eveneens goedgekeurd door het Ministerieel Comité voor Inlichting en Veiligheid. Dit beleidsdocument is in het bijzonder van belang omdat het de gerechtelijke aanpak inzake terrorisme in België vastlegt en de samenwerking regelt tussen alle partners in de strijd tegen het terrorisme. De inhoud ervan is dwingend ten aanzien van het Openbaar Ministerie, de federale politie en alle andere diensten die afhangen van de ministers die deel uitmaken van het Ministerieel Comité.