Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9634

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 juli 2013

aan de minister van Justitie

de rol van de Staatsveiligheid in het afluisterschandaal

geheime dienst
telefoon- en briefgeheim
spionage
Europese Unie
Verenigde Staten
staatsveiligheid

Chronologie

19/7/2013Verzending vraag
10/9/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3872

Vraag nr. 5-9634 d.d. 19 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Recent raakte bekend dat de Amerikaanse geheime dienst de diplomatieke vertegenwoordigingen van de EU in Washington en New York met afluisterapparatuur heeft uitgerust en infiltreerde in het interne computernetwerk. Ook in de Brusselse gebouwen van de EU-ministerraad werden mails en telefoontjes afgetapt. Tot die conclusie komt het blad Der Spiegel, na inzage in de geheime documenten afkomstig van klokkenluider Edward Snowden.

Deze onthullingen ontlokken terecht verontwaardiging en vragen over de handelwijzen van de VS. Maar daarnaast stelt zich meteen de vraag welke rol onze Veiligheid van de Staat in deze vervulde. Faalde deze dienst in zijn opdracht en was ze totaal niet op de hoogte? Of wisten ze best van deze praktijken maar deden ze er niets aan? Ik weet eerlijk gezegd niet wat het ergste is. Ondertussen profiteerden onze diensten voor de Veiligheid van de Staat mee van informatie verzameld door het PRISM spionageprogramma. Er stellen zich dus veel vragen over de betrokkenheid bij en de mate waarin men op de hoogte was van deze laakbare praktijken. Ik ondervroeg (5-7364) de minister eerder over het ontbreken van enige aandacht hiervoor in het jaarverslag van de Veiligheid van de Staat voor spionage door bevriende naties. Daaruit kan ik opmaken dat dit absoluut geen prioriteit was en wellicht ook is. Het vernietigende rapport van het Comité I over rol van de Veiligheid van de Staat in de afhandeling van het afluisterschandaal in het Justus Lipsius gebouw lijkt erop te wijzen dat de dienst ook niet over de noodzakelijke competenties in deze beschikt. Indien zo betekent dit nog maar eens een stevige knauw in onze geloofwaardigheid en reputatie ten opzichte van de vele aanwezige internationale instituties en bedrijven in ons land.

Waren de Veiligheid van Staat en bij uitbreiding de minister op hoogte van deze spionageactiviteiten van de Verenigde Staten? Zo ja, welke gevolgen hebben de Veiligheid van de Staat en de Minister hieraan gegeven? Zo neen, beschouwt de minister dit als een falen van de diensten van de Veiligheid van de Staat?

In welke mate is de Veiligheid van Staat in het kader van haar inlichtingenopdracht bezig met het luik spionage en inmenging? Over welke middelen en mankracht beschikt ze voor deze opdracht? Is de minister van mening dat de Veiligheid van Staat over voldoende competenties en middelen beschikt om deze opdracht naar behoren uit te voeren?

Uit het jaarverslag leid ik af dat de Veiligheid van de Staat geen aandacht besteedt aan wat de inlichtingendiensten van "bevriende" staten in ons land verrichten. Klopt deze hypothese? Beaamt de minister dat dit een ronduit naïeve, nalatige en zelfs gevaarlijke toestand is?

In welke mate is de Belgische Staatsveiligheid tevens verantwoordelijk voor de bescherming van de Europese Instituties en haar gebouwen op het Belgisch grondgebied? Is België, als klein land en dus met kleine en beperkte veiligheidsdiensten, wel opgewassen tegen deze taak? Zijn er hieromtrent al gesprekken gevoerd met de Commissie en met de andere lidstaten?

Antwoord ontvangen op 10 september 2013 :

Ik verwijs reeds naar de antwoorden die ik hieromtrent eerder heb gegeven. 

1/ Het inwinnen van inlichtingen over inmengings- en spionageactiviteiten vanwege vreemde mogendheden/inlichtingendiensten, is één van de aandachtsgebieden van de Veiligheid van de Staat. De bevoegdheid hiertoe is neergelegd in de artikelen 7 en 8 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. 

Om strategische en operationele redenen kan geen informatie meegedeeld worden over de juiste middelen en mankracht waarover de Veiligheid van de Staat beschikt om deze taak uit te voeren.  

Ik wijs er ook op dat, niettegenstaande de Veiligheid van de Staat meer slagkracht heeft doordat de dienst sinds 2010 gemachtigd is om de zogenaamde bijzondere inlichtingenmethoden (BIM) aan te wenden, de uitzonderlijke methoden (telefoontap, observatie in een private plaats of een woning, hacking van een computer, enz.) niet mogen ingezet worden voor het inzamelen van informatie over inmengingsactiviteiten.  

2. Uit het jaarverslag kan niet afgeleid worden dat de Veiligheid van de Staat geen aandacht besteedt aan de activiteiten van inlichtingendiensten van “bevriende” staten in België. Ik wens er trouwens nogmaals op te wijzen dat deze rapporten geen algemeen overzicht bieden van de wettelijke opdrachten en de activiteiten van de dienst.  

De Veiligheid van de Staat onderhoudt nauwe relaties met inlichtingendiensten van bevriende landen die een vertegenwoordiging hebben in België. Van belang hierbij is een correcte werkrelatie en respect voor de Belgische wetgeving. Wanneer de Veiligheid van de Staat weet heeft van ongeoorloofde inlichtingenactiviteiten door buitenlandse diensten, wordt hierop gereageerd, ongeacht of het om een zogenaamde ‘bevriende’ of een andere dienst betreft. 

3. De Europese instellingen staan zelf in voor de veiligheid van hun personeel, middelen en gebouwen. Als gastland is België, waaronder de Veiligheid van de Staat, belast met de opvolging van de dreigingen tegen deze instellingen die buiten de bevoegdheidssfeer van de Europese Unie (EU) vallen. Hiervoor werken de Belgische diensten nauw samen met de bevoegde diensten van de EU en van de EU-Lidstaten. Er wordt dan ook permanent overleg gepleegd tussen de verschillende diensten die betrokken zijn bij de bescherming van de Europese instellingen gevestigd in België.