Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9626

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 juli 2013

aan de minister van Justitie

de vrijlating van een cannabisdealer wegens een procedurefout

strafprocedure
gerechtelijke dwaling
handel in verdovende middelen
advocaat
rechter
straffeloosheid

Chronologie

19/7/2013Verzending vraag
10/9/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3805

Vraag nr. 5-9626 d.d. 19 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Iedereen weet dat ons recht niet uitmunt in eenvoud van procedures, structuren en gebruiken. Juist daarom bestaan er advocaten die de burgers daarin naar best vermogen wegwijs maken. Tegelijkertijd mag iedereen verwachten dat de overheid zelf, bedenker en organisator van al deze complexiteit, nog een minimale beheersing van de regels aankan.

Niemand mag echter verwachten dat magistraten - zoals ook advocaten - totaal feilloos zijn. De complexiteit van ons recht vertoont zoveel figuurlijke en letterlijke bypasses en achterkamers dat de kans op procedurefouten spectaculair toenam. De media brengen ons daarover regelmatig op de hoogte.

Toch mag de recente procedurefout van een Kortrijkse onderzoeksrechter niet in deze context worden beschouwd. De foute inschatting die hij maakte is zeker geen falen dat verklaard wordt door ingewikkelde regelgeving of een recente vernieuwing. Helemaal niet. Deze onderzoeksrechter verbood een 's nachts opgetrommelde advocaat om zijn cliënt bij te staan tijdens een verhoor omdat de raadsman zijn toga niet droeg. Zijn weigering om de raadsman zonder toga toe te laten leidde naar een beslissing tot vrijlating vanwege het Hof van Cassatie. Men moet hier durven stellen dat het recht hier geridiculiseerd wordt omdat de vertegenwoordiger van de overheid niet in staat blijkt om de niet zo moeilijke regels correct toe te passen. Voor alle duidelijkheid: er is geen verplichting voor een advocaat om zijn toga te dragen tijdens een verhoor.

Bevestigt de minister dat door de beoordelingsfout van deze onderzoeksrechter het Hof van Cassatie de cannabisdealer in kwestie meteen in vrijheid stelde omwille een procedurefout?

Hoe verklaart de minister deze fout, waarbij de regel tot het dragen van toga's niet meteen als juridische spitstechnologie mag worden beschouwd? Bevestigt de minister dat zulke fouten ervoor zorgen dat de maatschappelijke waardering van Justitie steeds sterker wankelt en dat het (gelukkig vaak foute en onterechte) beeld van flaterende magistraten hierdoor wordt aangedikt. Met welke instrumenten kan de minister, uiteraard met respect voor de scheiding van de machten en de bestaande hiërarchie, deze onderzoeksrechter confronteren met zijn verpletterende aansprakelijkheid? Op welke mate kan de minister zorgen dat onze rechterlijke macht minder gemakkelijk het foute en ongewenste beeld van knoeiers versterkt? Bracht de minister dit grove euvel ter sprake op het College van Procureurs-generaal? Hoe reageerden onze topmagistraten en zijn zij bereid tot maatregelen ter zake?

Antwoord ontvangen op 10 september 2013 :

Vooreerst moet er op gewezen worden dat in casu geen vrijspraak werd verleend door de onderzoeksrechter, die daar geen wettelijke bevoegdheid voor heeft. Wel is het zo dat de onderzoeksrechter in kwestie ter gelegenheid van de voorleiding van de verdachte in zijn kabinet, van de advocaat eiste dat deze zijn cliënt bijstond in toga. De advocaat, die op dat ogenblik geen toga bij had, stond erop zijn cliënt zonder toga te kunnen bijstaan, wat hem door de onderzoeksrechter werd geweigerd. De onderzoeksrechter verhoorde de verdachte aansluitend zonder bijstand van de advocaat, wat strijdig is met art. 16 paragraaf 2 van de Wet op de voorlopige hechtenis. Aansluitend op dat verhoor, leverde de onderzoeksrechter een bevel tot aanhouding af lastens de verdachte. 

De raadkamer van Kortrijk bevestigde deze aanhouding op 24 mei 2013. De verdachte ging hiertegen in beroep, beroep dat evenwel door de Kamer van Inbeschuldigingstelling van Gent werd verworpen bij arrest van 4 juni 2013. Dat arrest werd evenwel door het Hof van Cassatie vernietigd, omwille van het feit dat de verdachte niet de wettelijk vereiste bijstand van een raadsman had gekregen. 

Het vereiste van het dragen van een toga betreft een gebruik om de neutraliteit van de medewerkers van het gerecht te onderlijnen. Het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat dit gebruik evenwel ondergeschikt is aan het recht op bijstand van een raadsman. 

Het concrete gevolg van de aanvankelijke eis van de onderzoeksrechter om enkel een advocaat in toga toe te laten in zijn kabinet, is dan ook dat het bevel tot aanhouding onregelmatig werd bevonden, en dat de verdachte dan ook in vrijheid moest worden gesteld. Het onderzoek naar de door betrokkene gepleegde feiten, gaat evenwel onverminderd verder. 

Het is mij op heden niet bekend of de tuchtoverheid van de onderzoeksrechter in kwestie enige actie zal ondernemen. 

Ik wil hier ook nog eens verwijzen naar de tuchtwet die in de plenaire van de Senaat op 4 juli werd gestemd. Met deze tuchtwet en de nieuw in het leven geroepen tuchtrechtbanken geeft de wetgever de nodige instrumenten aan de rechterlijke macht om een tuchtprocedure te starten.