Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9400

van Louis Ide (N-VA) d.d. 25 juni 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering - Rapport - Pneumologen - Testen

medisch onderzoek
kosten voor gezondheidszorg
officiële statistiek
ziekte van de luchtwegen

Chronologie

25/6/2013Verzending vraag
21/1/2014Antwoord

Vraag nr. 5-9400 d.d. 25 juni 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Onlangs werden in De Standaard de resultaten van een recent rapport van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle (DGEC) bekendgemaakt. Daaruit blijkt dat pneumologen te veel nutteloze testen zouden uitvoeren.

85% van de longartsen zouden vier testen doen om de longfunctie te meten. Naar aanleiding van dit rapport en de berichtgeving hierover had ik graag het volgende geweten:

1) Naar welk rapport verwijst De Standaard in haar berichtgeving?

2) Waar kan dit rapport worden geraadpleegd?

3) Op basis van welke richtlijnen baseert de DGEC zich om 3 testen als standaard voor het meten van de longfunctie voor te stellen?

4) Hoeveel testen zijn er gedaan in 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012?

5) Wat zijn de uitgaven voor die testen voor de jaren 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012?

5) Is er sprake van een meeruitgave als abstractie wordt gemaakt van de indexatie?

Antwoord ontvangen op 21 januari 2014 :

1. De Standaard verwijst naar een rapport dat betrekking heeft op de Impactmeting van de Preventiecampagne “Doelmatig gebruik van Longfunctietesten” uitgevoerd in februari 2009 (zie Comité DGEC van 15 januari 2013).

2. Het rapport wordt gepubliceerd op de RIZIV website (www.riziv.be wilt u meer weten? Studies & onderzoek);

3. De Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle (DGEC) hanteert “meer dan 3 testen” als een van de selectiecriteria voor het aflijnen van de aan te schrijven doelgroep van deze preventiecampagne. Het is een indicator voor ondoelmatig gebruik van gespecialiseerde longfunctietesten, die afgeleid is uit de guidelines die het KCE in juli 2007 gepubliceerd heeft in zijn rapport nr. 60 “Longfunctietesten bij volwassenen”. Als we dit criterium toepasten op de gegevens gebruikt voor de preventiecampagne, bleek dat heel wat artsen sets van 4 testen uitvoerden, nl. een spirometrie (met of zonder dilatatie/provocatieproef), een volumebepaling, een diffusiecapaciteit en een weerstandsmeting.

4. Hierna volgt het aantal verstrekkingen en de overeenkomstige uitgaven voor de meest frequente gespecialiseerde longfunctietesten zoals boven opgesomd. De gegevens werden gegroepeerd van februari tot januari van het volgend jaar om een beter zicht te hebben op het effect van de preventiecampagne die plaatsvond in de maand februari van 2009. De informatie is gebaseerd op factureringsgegevens van de verzekeringsinstellingen en bevat boekingen tot 31 december 2011.

Februari 2001 – Januari 2002 : 1.552.623 verstrekkingen - 44.153.809 € ;

Februari 2002 – Januari 2003 : 1.592.923 verstrekkingen - 46.146.099 € ;

Februari 2003 – Januari 2004 : 1.565.609 verstrekkingen - 46.641.077 € ;

Februari 2004 – Januari 2005 : 1.620.015 verstrekkingen - 48.866.329 € ;

Februari 2005 – Januari 2006 : 1.636.130 verstrekkingen - 49.430.956 € ;

Februari 2006 – Januari 2007 : 1.655.348 verstrekkingen - 50.996.221 € ;

Februari 2007 – Januari 2008 : 1.705.527 verstrekkingen - 53.388.850 € ;

Februari 2008 – Januari 2009 : 1.722.642 verstrekkingen - 55.073.541 € ;

Februari 2009 – Januari 2010 : 1.589.463 verstrekkingen - 51.983.094 € ;

Februari 2010 – Januari 2011 : 1.568.151 verstrekkingen - 51.286.574 €.

Vanaf het moment van de campagne van februari 2009, is er een duidelijke terugval van het aantal testen tot op het niveau van de periode van 2001 tot en met 2002. Detailanalyse toonde aan dat slechts een deel van de betrokken artsen het aantal testen verminderden en dat er dus nog ruimte is voor verbetering in verhouding tot de guidelines van het KCE.

5. Deze analyse werd niet specifiek uitgevoerd voor de beoogde verstrekkingen. Indien men echter rekening houdt met de globale jaarlijkse theoretische index voor de geneeskundige verstrekkingen stelt men een stijging vast tussen 2001 en 2008. Vanaf 2009 is er een daling en krijgt men bedragen die lager zijn dan in 2001 (uitgaven bij constante prijzen).

Jaar

Bedrag bij theoretische constante prijzen (EUR)

2001

44.153.809

2002

44.880.470

2003

44.483.621

2004

45.970.206

2005

45.790.603

2006

46.196.414

2007

47.579.405

2008

48.297.414

2009

43.697.961

2010

42.713.895