Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9345

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 13 juni 2013

aan de eerste minister

OESO-onderzoek - Efficiëntie van de Belgische overheid

OESO
overheidsapparaat
belastingbeleid
depolitisering

Chronologie

13/6/2013Verzending vraag
18/7/2013Antwoord

Vraag nr. 5-9345 d.d. 13 juni 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een recent OESO-onderzoek plaatst België op de vierde plaats inzake ingevorderde belastingen, maar op de elfde plaats inzake de efficiëntie om dat belastinggeld te besteden. De cijfers kaderen in een vergelijking met twintig vergelijkbare industrielanden. De discrepantie tussen een hoge ranking qua belastingdruk en een lage plaats qua efficiëntie verklaart de OESO door een overheersende cultuur. Daarmee verwijst de OESO onder meer naar de wijze waarop de Belgische overheden vorm en inhoud krijgen. Specifiek op deze kwaliteit getoetst zakt België zelfs naar de vijftiende plaats. Daarbij valt op dat de OESO uitdrukkelijk verwijst naar de sterke politieke bemoeienissen bij de aanwijzing van topambtenaren, die ten koste gaat van de competentie. Professor Wim Moesen, een specialist inzake overheidsfinanciën stelt letterlijk "Een goede werking van de overheid wordt hoe langer hoe meer een troefkaart. Zeker nu we budgettair in ademnood zitten".

De verklaring voor ons blijkbaar niet echt efficiënt overheidsapparaat koppelen aan de cultuur van ons land klinkt bijzonder vaag en laat veel ruimte voor interpretatie. Toch draagt deze be- of zelfs veroordeling door een internationaal gereputeerde instelling zoals OESO, niet bij aan het goede imago van ons land.

1) Hoe interpreteert en evalueert de premier de vaststelling van de OESO dat ons land weliswaar hoog scoort qua inning van belastinggelden, maar tegelijkertijd slecht presteert inzake de efficiëntie van de besteding daarvan?

2) Vindt de eerste minister de analyse, meer nog de diagnose, waardevol en correct? Hoe duidt de premier de verklaring van OESO dat deze lage ranking te wijten is aan de cultuur van ons land, of "het civiele kapitaal", zoals het World Economic Forum dit benoemt?

3) Vindt de eerste minister het terecht dat OESO deze inefficiëntie ook koppelt aan de te zware politieke bemoeienissen bij de vormgeving van onze overheidsadministratie, waar politieke aanhorigheid blijkbaar zwaarder weegt dan ambtelijke competentie?

4) Op welke wijze kan ons land zich verweren tegen deze zware aantijgingen, die de goede en betrouwbare reputatie van België zeker niet bevorderen?

Antwoord ontvangen op 18 juli 2013 :

1 en 2. Ik laat de conclusies van deze analyse aan de auteurs van het onderzoeksrapport. Er zijn niettemin een aantal elementen die vragen oproepen. Volgens de auteurs bestaat het civiel kapitaal uit 3 componenten: een daadkrachtige regering, een efficiënte ambtenarij en een bevolking met voldoende burgerzin, die vertrouwen heeft in de overheid. Thans regeren we in België met een “zes partijen-meerderheid”, wat onmiddellijk wijst op de absolute noodzaak om steeds compromissen te sluiten. Bovendien kent ons land een ingewikkelde institutionele structuur, die de besluitvorming en bijgevolg ook de beslissingen over de besteding van de beschikbare middelen grondig beïnvloedt. Ondanks dit complex referentiekader slaagt België er toch nog in om goed te scoren in belangrijke domeinen zoals gezondheidszorg en onderwijs. De huidige regering kan niet verweten worden een tekort aan daadkracht op te brengen: algemeen wordt toegegeven dat er - na enkele politiek woelige jaren - op korte termijn ingrijpende hervormingen doorgevoerd (6de staatshervorming, pensioenen, tewerkstelling, enz.), die in de komende jaren voluit hun vruchten zullen afwerpen en ruim zullen bijdragen tot een kwalitatieve verbetering van het besteden van overheidsmiddelen.

3. Ook hier laat ik aan de auteurs van de studie hun verantwoordelijkheid inzake de keuze van de uitgangshypotheses en de conclusies. U weet evengoed als anderen dat binnen de Belgische overheid heel wat regels en procedures gelden inzake aanduiding van managers, beheerders, enz. Er worden objectieve selecties georganiseerd. Wat bepaalde belangrijke functies betreft is het een regeringsbeslissing die mede de “vormgeving van onze overheidsadministratie” bepaalt – zoals u het stelt – onder meer via de aanduiding van belangrijke verantwoordelijken. Die personen enkel op basis van dit procedé beschuldigen van politieke aanhorigheid, zonder te kijken naar hun realisaties, is kort door de bocht gaan. Ook de regering heeft er alle baat bij om competente en ervaren mensen te plaatsen waar deze onmisbaar zijn.

4. Zoals u uit het voorgaande wel al zal afgeleid hebben, ben ik het er niet mee eens dat de reputatie van België er op achteruit gaat, integendeel. België doet het een stuk beter dan heel wat andere Europese Unie (EU)-landen in verschillende domeinen en zelfs al blijft er nog heel wat werk te doen, toch krijgen we in de laatste jaren internationaal erkenning voor onze inspanningen. Ik zal er met onze regering alles aan doen om in de goede richting verder te evolueren, want ik hecht een bijzonder groot belang aan een goedwerkende en efficiënte overheidssector.