Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9282

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 10 juni 2013

aan de minister van Justitie

Voorlopige bewindvoerders - Advocaten - Aanstellingen - Stand van zaken

advocaat
rechtsbevoegdheid
officiële statistiek

Chronologie

10/6/2013Verzending vraag
13/12/2013Herkwalificatie
17/12/2013Antwoord


Geherkwalificeerd als :

Vraag nr. 5-9282 d.d. 10 juni 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Voor mensen die - eventueel tijdelijk - de controle over hun verrichtingen verliezen, bijvoorbeeld door ziekte, kan een voorlopig bewindvoerder worden aangesteld. Via een procedure kan de persoon zelf of een direct betrokkene dit bij de vrederechter aanvragen. De vrederechter zal bij voorkeur iemand kiezen uit de nabije omgeving, bijvoorbeeld uit het gezin of familie. Maar het lijkt alsof steeds minder mensen met die verantwoordelijkheid willen worden geconfronteerd, vooral uit angst en onwennigheid tegenover de aansprakelijkheid en eventueel ook wegens de mogelijke kritiek vanwege andere familieleden. Als de vrederechter geen kandidaat vindt in de directe omgeving, zal hij daarvoor vaak een advocaat aanstellen.

Ongeacht de keuze van de voorlopige bewindvoerder, hij of zij wordt verplicht om de goederen en zaken van de persoon die hem/haar werd toevertrouwd te verzorgen als "een goede huisvader". In ruil voor die diensten kan de voorlopige bewindvoerder maximum 3 % van de inkomsten van de hem toevertrouwde persoon innen als vergoeding voor zijn bemoeienissen en inspanningen. Elk jaar en na het beëindigen van zijn opdracht, legt de voorlopige bewindvoerder een financieel verslag ter goedkeuring aan de vrederechter voor.

Hierover de volgende vragen.

1) In hoeveel gevallen per jaar, voor de periode 2006 - 2012, werd een advocaat aangesteld als voorlopig bewindvoerder? Hoe evalueert en interpreteert de geachte minister de evolutie van die aantallen?

2) In hoeveel gevallen per jaar, voor de periode 2006-2012, stelde de betrokken vrederechter problemen vast, zoals fraude, onzorgvuldigheid enzovoort, bij de verslaggeving van de advocaten die aangesteld zijn als voorlopige bewindvoerders?

3) Hoe verhoudt het aantal advocaten aangesteld als voorlopig bewindvoerder zich tot het totale aantal voorlopige bewindvoerders en hoe evolueerde die verhouding in de periode 2006-2012?

4) Op welke wijze, met welke criteria, enzovoort, wordt de maximale kostenbetaling, 3 % van de inkomsten van de persoon voor wie men het bewind voert, berekend?

5) Indien de persoon over geen inkomsten beschikt, hoe wordt de voorlopige bewindvoerder dan vergoed? Geldt er in die omstandigheid een verschil tussen een advocaat-voorlopig bewindvoerder en iemand anders?

6) Kan een voorlopig bewindvoerder die geen 3 % kosten kan heffen omdat er geen inkomsten zijn, beslissen tot de verkoop van eigendommen om die kosten alsnog betaald te krijgen?

7) Wie volgt dat aspect op binnen de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie? Bestaan daarover onderzoeken en voorziet Justitie daaromtrent in specifieke beleidsmaatregelen?

Antwoord ontvangen op 17 december 2013 :

1.- 2.-3. De jaarlijkse statistieken van de Hoven en rechtbanken bevatten slechts gegevens over het aantal verzoeken betreffende het voorlopig bewind, die werden ingediend op grond van artikel 488bis van het Burgerlijk Wetboek, doch bevatten geen cijfergegevens met betrekking tot de inhoud van de beslissingen betreffende het voorlopig bewind (zoals bijvoorbeeld of het gaat om professionele dan wel familiale bewindvoerders). Er zijn ook geen cijfergegevens beschikbaar met betrekking tot problemen vastgesteld bij de verslaggeving door advocaten-bewindvoerders.

4. Indien een bewindvoerder wordt aangesteld, kan de vrederechter bij gemotiveerde beslissing na overlegging van het jaarlijks verslag een forfaitaire vergoeding toekennen, die niet meer mag bedragen dat drie procent van de inkomsten van beschermde persoon (artikel 488bis h), § 1, eerste lid, BW).

De inkomsten waarop de vergoeding wordt berekend, zijn de vaste inkomsten van de beschermde persoon: inkomsten uit arbeid, inkomensvervangende tegemoetkomingen (zoals een invaliditeitsuitkering, vergoeding wegens arbeidsongevallen, werkloosheidsvergoedingen en ziekteuitkeringen, pensioenen, …), opbrengsten uit huur en pacht, interesten op roerende kapitalen, dividend, inkomsten uit intellectuele rechten, enzovoort (V. BERTOUILLE, K. ROTTHIER en E. VAN DEN EEDEN, Voorlopig bewind – Praktische handleiding, Mechelen, Kluwer, 2008, 169 tot 176).

De vrederechter houdt bij de begroting van de vergoeding rekening met alle elementen die hem als relevant voorkomen. Zo kan hij onder meer rekening houden met de aard en de omvang van het te beheren vermogen, de omvang van de opdracht, de relatie bewindvoerder-beschermde persoon alsook de financiële mogelijkheden van de beschermde persoon.

Naast de vergoeding kunnen ook de gemaakte kosten zoals briefwisseling, verplaatsingskosten, communicatiekosten, kopieerkosten enzovoort worden vergoed mits voorlegging van een staat en na controle door de vrederechter.

De vrederechter kan tenslotte ook een vergoeding toekennen in verhouding tot de vervulde buitengewone ambtsverrichtingen (artikel 488bis h), § 1, eerste lid, BW). Buitengewone ambtsverrichtingen maken dus het voorwerp uit van een afzonderlijke bezoldiging en vallen niet binnen de voormelde forfaitaire vergoeding.

5. Er kunnen zich inderdaad problemen stellen indien een voorlopig bewindvoerder een negatief vermogen moet beheren of wanneer de beschermde persoon slechts een beperkte financiële draagkracht heeft, maar houdt de vrederechter bij de begroting van de vergoeding ook rekening met de financiële mogelijkheden van de beschermde persoon.

Wat dat betreft heeft het Grondwettelijk Hof in een arrest van 30 november 2005 onderstreept dat « de wetgever ermee rekening hield dat de beschermde personen vaak over een beperkt inkomen beschikken en dat een al te hoge beheersvergoeding zware financiële gevolgen voor die personen zou meebrengen” (arrest nr. 175/2005 van 30 november 2005, B.4.2). Het Hof heeft hier uit afgeleid dat “de wetgever, enerzijds, de voorlopige bewindvoerder een behoorlijke vergoeding wenste te verzekeren, maar, anderzijds, die vergoeding binnen redelijke perken wenste te houden teneinde winstbejag te vermijden en rekening te houden met de vaak precaire financiële situatie van de te beschermen personen” (B.5.1).

Er bestaat bovendien geen verschil in vergoeding tussen een professionele voorlopige bewindvoerder en een andere voorlopige bewindvoerder.

6. De verkoop van onroerende goederen in naam van de beschermde persoon door de voorlopige bewindvoerder is een buitengewone ambtsverrichting en kan enkel na een voorafgaande en bijzondere machtiging van de vrederechter (artikel 488bis f), § 3, b) en i) BW). De voorlopige bewindvoerder kan dus niet zelf beslissen tot de verkoop van onroerende goederen. De vrederechter kan voor zulke buitengewone ambtsverrichtingen wel onder bepaalde voorwaarden een vergoeding toekennen. De begroting van deze vergoeding wordt overgelaten aan de appreciatie van de vrederechter die daarbij ook rekening zal houden met de financiële draagkracht van de beschermde persoon. Binnen bepaalde rechtsleer wordt het standpunt verdedigd dat in geval van verkoop van een onroerend goed van de beschermde persoon, en meer bepaald op grond van de beslommeringen en verantwoordelijkheden voor de bewindvoerder die hiermee gepaard gaan, deze aanspraak zou kunnen maken op een percentage van de verkoopprijs (A. CLABOTS “Verkoop van een onroerend goed van een onder voorlopig bewind gestelde meerderjarige”, TVV 2007/1, 861). In de praktijk blijken vrederechters eerder een vergoeding toe te kennen op basis van een forfait of uurtarief (V. BERTOUILLE, K. ROTTHIER en E. VAN DEN EEDEN, op. cit., 172 en 176-178).

7. De materie van het voorlopig bewind wordt op wetgevend vlak binnen de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie opgevolgd door het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden.

Er bestaan hieromtrent geen onderzoeken binnen de FOD Justitie. Wat betreft uw vraag naar specifieke beleidsmaatregelen wijs ik u graag op de publicatie van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid (BS, 24 juni 2013). Deze wet zal op 1 juni 2014 in werking treden en zal de huidige beschermingssystemen voor wilsonbekwame personen volledig hervormen met belangrijke nieuwe opdrachten voor vrederechters, vertrouwenspersonen en bewindvoerders.