Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9203

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 5 juni 2013

aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden

Het ontslag van de NMBS-vertrouwenspersoon voor daklozen

Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
dakloze

Chronologie

5/6/2013Verzending vraag
17/6/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3296

Vraag nr. 5-9203 d.d. 5 juni 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Drie jaar geleden stapte de NMBS in een Europees project met de naam "Hope in Stations". Daartoe werd een vertrouwenspersoon voor daklozen aangeworven. Die stond in voor de soms moeilijke verhouding tussen vele daklozen die de NMBS-stations opzoeken voor beschutting en bedelarij en het stationspersoneel. Zeker de grootstedelijke stations zijn belangrijke plaatsen in het dagelijkse leven van daklozen. Ze vinden er hun netwerk, waarbij het station functioneert als hun natuurlijk biotoop. Uiteraard kan hun aanwezigheid aanleiding zijn tot overlast, zowel reëel als in de perceptie van reizigers en personeelsleden. Een brugfiguur lijkt daar meer dan noodzakelijk.

Dat bewees ook de praktijk van de voorbije jaren. De vertrouwenspersoon, een mevrouw, vervulde haar taak blijkbaar met veel gevoel, enthousiasme en zin voor evenwicht tussen de soms sterk uiteenlopende belangen en noden. Daartoe nam de vertrouwenspersoon heel uiteenlopende initiatieven, waaronder de vorming van het betrokken NMBS-personeel. Daardoor creëerde ze begrip en kennis voor die zeker niet gemakkelijke, maar onontwijkbare doelgroep van daklozen.

Recent nam de vertrouwenspersoon ontslag. Zij wil hierover zelf niet communiceren, maar blijkbaar evalueerde zij haar eigen impact op de NMBS-systemen als ruim onvoldoende en geraakte ze door dit gebrek aan begrip en aandacht meer en meer gefrustreerd. Haar kwaliteiten werden echter bijzonder duidelijk beklemtoond door de daklozen en hun verenigingen. Nooit voordien vormden zij zo'n sterk front, waarbij ze zelfs - in elk geval de Brusselse daklozen - beslisten tot een gezamenlijke protestactie. Daarbij betreuren de daklozen eerst en vooral het verdwijnen van een persoon die zij ondertussen vertrouwden - dus deze doelstelling leek geslaagd - en verwoorden zij hun vermoeden dat de reden voor dit ontslag moet worden gezocht bij een desinteresse van de betrokken NMBS-directies. Daarnaast groeit de vrees dat de functie van de vertrouwenspersoon zal worden ingevuld door een veel minder vriendelijke partner, namelijk het ronduit repressieve Securail.

De reacties van de NMBS lijken dit vermoeden te bevestigen. De woordvoerster stelde heel duidelijk dat de vertrouwenspersoon niet wordt vervangen, omdat het EU-project Hope for Stations ondertussen afliep. Daarbij verzekert de NMBS dat Securail ondertussen veel meer voeling met de betrokken doelgroepen opbouwde en ook in staat zouden zijn tot een vriendelijke, meer menselijke aanpak.

Hoe evalueert de minister het ontslag van de vertrouwenspersoon voor daklozen van en bij de NMBS en de protestacties vanwege de daklozen die hierop volgden? Gaat de minister akkoord met het standpunt van de NMBS dat dergelijke vertrouwenspersoon niet echt noodzakelijk is en dus niet moet worden vervangen? Kan de minister bevestigen dat Securail ondertussen best in staat is om de functies en activiteiten van de vertrouwenspersoon over te nemen en verwerpt hij de kritiek van onder meer de daklozen dat Securail toch vooral staat voor een repressieve, weinig communicatieve en niet echt uitmuntende menselijke aanpak? Vindt de minister het niet schrijnend dat een geslaagd project zoals Hope for Stations en de werking van de ontslagnemende vertrouwenspersoon, waarmee de NMBS ook eens op een menselijke en sociale wijze scoort, nu plots worden afgebroken? Is de minister bereid om hieromtrent tussen te komen en bij de NMBS aan te dringen om die geslaagde formule zeker niet af te schaffen, dus te behouden en zelfs te versterken? Is de minister bereid om hierover met de daklozen en hun verenigingen in dialoog te treden, zonder dat de NMBS hiertussen als buffer of stoorzender kan werken? Is de minister bereid om zelf rechtstreeks contact op te nemen met de ontslagnemende vertrouwenspersoon teneinde uit eerste hand te aanhoren hoe zij haar functie evolueerde en welke positieve en negatieve aspecten hierbij doorslaggevend waren? Beaamt de minister dat de NMBS dit niet mag afdoen als een akkefietje of een minder belangrijk item?

Antwoord ontvangen op 17 juni 2013 :

Wat het project “Hope in Station” betreft, werd ik me door de actoren op het terrein ook bewustgemaakt over de kwaliteit van het geleverde werk door de sociaal referent en van het belang van de gevoerde acties voor de daklozen en de stationsgebruikers.

Ik heb me geïnformeerd bij de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS)-Groep, die me informeert over de beslissing van de sociaal referent om een einde te stellen aan zijn opdracht en me verzekert "het werk dat door de sociaal referent werd geleverd te willen benutten en verderzetten" en zelfs "de huidige benadering, die beperkt is tot de Brusselse stations, te willen uitbreiden tot alle Belgische stations die met dit probleem geconfronteerd worden".

Zoals u, denk ik ook dat het voor de toekomst belangrijk is om de acties verder te zetten die tot een betere wederzijds begrip leiden van de noden en verwachtingen van de verschillende stationsgebruikers.

Ik heb dan ook bij de NMBS Holding aangedrongen opdat de contacten met de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Maatschappelijke Integratie voor de integratie van ervaringsdeskundigen binnen de NMBS een gunstige afloop kunnen vinden, in overeenkomst met de vraag die door de Regering werd verwoord in het kader van het Federaal Plan Armoedebestrijding.