Rampmanagement - Lokaal niveau - Kleinere dorpen en gemeenten - Burgemeester - Expertise en ervaring - Ontwikkelen van vaardigheden en competenties - Permanente wachtdienst
vertegenwoordiger van lokale of regionale autoriteit
gemeente
preventie van milieurisico's
natuurramp
ramp door menselijk toedoen
brandbestrijding
4/6/2013 | Verzending vraag |
27/8/2013 | Antwoord |
Zowel in het lokaal veiligheidsbeleid als in de coördinatie van acute lokale rampen die op gemeentelijk niveau aangepakt kunnen worden, is de burgemeester de centrale spilfiguur. Hij/zij stelt onder meer prioriteiten in het veiligheidsbeleid en in de coördinatie van een ramp, regisseert de samenwerking tussen de verschillende lokale actoren en kan bijgevolg als absolute eindverantwoordelijke aangeduid worden in het veiligheidsbeleid en bij rampmanagement.
De rol als burgemeester in dit verhaal zal ik zeker niet in twijfel trekken. Hij/zij is het centrale punt van informatie en communicatie en heeft het beste overzicht. Bij de competenties om een ramp te bestrijden en de technische knowhow om de situatie te doorgronden twijfel ik echter wel wanneer het over kleine dorpen en gemeenten gaat. Niettegenstaande dat hij/zij bijgestaan wordt door de lokale brandweercommandant en de lokale politie is er in de kleine gemeenten van ons land te weinig expertise en organisatorische flexibiliteit om een ramp aan te kunnen. Er gebeuren immers te weinig grote gebeurtenissen of rampen waardoor zowel de hulpverlening als de burgemeester niet genoeg geroutineerd zijn om een ware ramp aan te kunnen. Oefening baart kunst, en zo ook met rampmanagement. Grotere brandweerzones en grotere gemeenten of steden houden hun kennis en praktische ervaring up to date door de alledaagse werkelijkheid; kleinere gemeenten en kleinere brandweerzones hebben deze mogelijkheid veel minder.
Graag had ik in dit kader dan ook volgende vragen gesteld:
1) Welke theoretische opleidingen krijgen burgemeesters in het kader van rampmanagement? Wordt deze theoretische kennis opgefrist doorheen de tijd of wordt dit aan de burgemeester zelf overgelaten?
2) Hoe wordt de theorie in de praktijk omgezet om een burgemeester ook vaardigheden te laten ontwikkelen en niet enkel een theoretisch inzicht te geven? Hoe worden deze vaardigheden en competenties up to date gehouden en (eventueel) versterkt?
3) Wordt er een verschillende aanpak (meer sessies, meer inhoud, meer herhalingssessies,…) gehanteerd in training en praktische opleidingen tussen kleinere gemeenten en grotere gemeenten naar burgemeesters en brandweerkorpsen toe?
4) Welke maatregelen of mogelijkheden ziet de geachte minister om het verschil in de kwaliteit van de aanpak van rampen tussen brandweerzones en gemeenten weg te werken ?
5) Steunt zij een voorgesteld initiatief om een bijstand te organiseren waar een permanente wachtdienst met veel expertise in rampmanagement kleinere gemeenten kan bijstaan in het aanpakken van acute rampen?
Vragen 1 en 2
Ik werk in eerste instantie via een piramidale structuur met de lokale overheden. Dit wil zeggen dat mijn diensten de lokale noodplanning ontwikkelen met de gouverneurs en via hen met de burgemeesters. De gouverneurs kennen namelijk beter de specifieke noden op het terrein en kunnen bijgevolg federale richtlijnen aan deze specifieke noden aanpassen en hun politiek hieromtrent preciezer bepalen. De opleidingen noodplanning en crisisbeheer voor de burgemeesters worden bijgevolg grotendeels op provinciaal niveau georganiseerd waarbij de gouverneurs vrij kunnen beslissen wie waarin wordt opgeleid.
Algemeen kan gesteld worden dat elke provinciegouverneur ongeveer jaarlijks minstens een opleiding organiseert met als voornaamste doelpubliek de gemeentelijke noodplanningsambtenaren en de burgemeesters. Sommige gouverneurs organiseren eveneens ‘sleutel-op-de-deur’-oefeningen voor hun burgemeesters.
Daarenboven worden er door een aantal andere instanties opleidingen georganiseerd, die ook open staan voor de burgemeesters. De belangrijkste opleidingen zijn hier de volgende :
het postgraduaat Rampenmanagement dat jaarlijks georganiseerd wordt door de Universiteit Antwerpen en het provinciaal opleidingsinstituut Vesta ;
Rampenmanagement, dat eveneens jaarlijks gevolgd kan worden aan de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) ;
Planicom, een opleiding die meermaals per jaar georganiseerd wordt door de Universiteit Luik.
Het federale niveau zit niet stil als dusdanig. Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe reglementering betreffende de noodplanning werden, samen met de provinciegouverneurs, informatiesessies georganiseerd voor de burgemeesters. Deze opleidingen werden dit jaar herhaald voor de recentelijk verkozen burgemeesters. In een aantal provincies zijn ook de eerste schepenen of de ambtenaren belast met de noodplanning uitgenodigd. Elke provinciegouverneur legt eigen accenten in het programma, maar de doelstellingen zijn uiteraard dezelfde:
Er wordt telkens een toelichting gegeven over de principes van noodplanning en crisisbeheer,de fasering en rol van de disciplines. Daarenboven krijgt elke burgemeester een gids ‘lokale noodplanning’. Deze gids wil een nuttige werkbasis zijn voor alle actoren van de lokale noodplanning. De gids bestaat uit een theoretisch gedeelte, dat wordt aangevuld met een aantal praktische werkinstrumenten (zoals actiefiches, een typestructuur van een Algemeen Nood- en Interventieplan en een aantal modellen en formulieren, zoals een model van politievordering voor de burgemeester dat hij kan gebruiken bij een evacuatie of een schuilmaatregel).
Het informeren over de burgerrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de burgemeester in het kader van noodplanning en crisisbeheer.
Het organiseren van een situationele inleving aan de hand van een oefening. Deze oefening heeft twee bedoelingen: enerzijds de boodschap meegeven dat geen enkele gemeente risicovrij is, waarbij het accent dus gelegd wordt op het belang van voorbereiding en kennis, en anderzijds een aantal goede reflexen en goede praktijken meegeven voor het eigenlijke beheer van een noodsituatie. Voor deze oefening werd dan ook een realistisch scenario uitgewerkt dat denkbaar is in elke gemeente.
Naast deze initiatieven van federale en provinciale samenwerking werd tot op heden in 2013 nog het volgende georganiseerd voor burgemeesters :
Een tweedaagse opleiding Noodplanning en crisisbeheer door de federale diensten van de provinciegouverneur van Antwerpen voor de burgemeesters van de provincie. Dit is een initiatief dat op regelmatige basis herhaald wordt. Het programma bestaat onder andere ook uit de basisinformatie over noodplanning en crisisbeheer, crisiscommunicatie, aansprakelijkheid, de disciplines en oefeningen.
Het initiatief van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG): een driedaagse opleiding voor de nieuwe burgemeesters waarbij één dag besteed is aan ‘de burgemeester als regisseur van het lokaal veiligheidsbeleid’. Naast meer uitleg over de brandweerhervorming, komen ook brandpreventie, noodplanning, crisisbeheer en aansprakelijkheid aan bod.
Zowel het initiatief van de provinciegouverneur van Antwerpen als het initiatief van de VVSG worden in nauw overleg met het Crisiscentrum georganiseerd.
Vraag 3
Er wodt geen onderscheid gemaakt tussen de opleiding van burgemeesters en brandweerkorpsen in kleinere en grotere gemeentes.
Vraag 4
De harmonisering van het crisisbeheer op gemeentelijk niveau wordt gestimuleerd, zowel in het stadium van de voorbereiding als tijdens het crisisbeheer zelf.
Wat de voorbereiding betreft, bestaan er een groot aantal juridische en praktische tools die op mijn niveau ontwikkeld werden. Het gaat trouwens om een opdracht vermeld in het operationeel plan van mijn diensten. Op juridisch vlak hebben mijn voorgangers een reglementering uitgewerkt die de basisprincipes inzake noodplanning en crisisbeheer definieert, opdat deze standaardregels in alle gemeenten identiek zouden zijn. Deze basisprincipes werden geformaliseerd in het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen en vervolledigd met nuttige richtlijnen in de vorm van ministeriële omzendbrieven. Eén omzendbrief betreft de interventie van de disciplines, vergezeld van aanvullende delen en gidsen voor elke discipline, onder andere discipline 1.
Er zijn ook talrijke praktische initiatieven en instrumenten, waaronder ik bijvoorbeeld kan opnoemen :
de reeds vermelde informatie- en opleidingssessies ;
thematische gidsen, onder andere de gids over de lokale noodplanning in het algemeen ;
een brochure met de basisinformatie over noodplanning en crisisbeheer ;
een DVD met getuigenissen van burgemeesters ;
een flyer waarin de rol van de burgemeesters nog eens wordt benadrukt en de tools die door het Crisiscentrum worden aangeboden ;
vorig jaar hebben mijn diensten een onderzoek aangestuurd over de rol van de burgemeester in noodsituaties; de burgemeesters kunnen de desbetreffende praktische gids raadplegen op de website van het Crisiscentrum.
De gouverneurs vullen deze federale tools en initiatieven op nuttige wijze aan met intensieve en persoonlijke projecten en begeleidingsmaatregelen op hun niveau, in het bijzonder aangepast aan de specifieke kenmerken van hun gemeenten.
In geval van een noodsituatie kan de harmonisering van het crisisbeheer door de gemeenten eveneens verzekerd worden aan de hand van diverse middelen. Zo kan de supra-gemeentelijke overheid (de gouverneur of, indien nodig, ikzelf) interveniëren om de noodsituatie te beheren, de interventie van verschillende gemeenten of brandweerkorpsen te coördineren of ondersteuning te bieden als de situatie dat vereist.
Vraag 5
In geval van noodsituaties kunnen de gemeenten ondersteund worden door de gouverneur, die een permanentie organiseert, zelfs als er geen wachtdienst als dusdanig beschikbaar is. Indien een burgemeester niet (meer) in staat is om het beheer van een noodsituatie op zijn grondgebied te verzekeren, bijvoorbeeld wegens de technische aard of complexiteit van de situatie, kan de gouverneur, of ikzelf, het beheer op ons niveau overnemen.
Daarnaast wordt er nagedacht over de oprichting van teams die de sleutelfuncties in geval van noodsituaties vervullen. Deze praktijk wordt soms zelfs al toegepast. Bij het treinongeval in Wetteren bijvoorbeeld werd de informatieverstrekking aan de media en de bevolking verzekerd door een pool van gemeentelijke, provinciale en federale communicatoren. De gouverneur heeft het beheer van de noodsituatie op zich genomen en nauw samengewerkt met de betrokken burgemeesters. Er was overigens sprake van een vruchtbare samenwerking tussen die burgemeesters.
Het principe van de oprichting van dergelijke teams en de praktische haalbaarheid ervan moeten nog bestudeerd worden. Wat echter discipline 5 betreft, zal het Crisiscentrum dit jaar nog een opleiding organiseren voor een team D5 bestaande uit communicatoren van de verschillende niveaus.