Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9131

van Marie Arena (PS) d.d. 24 mei 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

De veroordeling van de Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever in het 2012-verslag van de missiehoofden van de Europese Unie

Israël
Palestijnse kwestie
certificaat van oorsprong
Palestina
voorkeurtarief
etiketteren

Chronologie

24/5/2013Verzending vraag
15/10/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3259

Vraag nr. 5-9131 d.d. 24 mei 2013 : (Vraag gesteld in het Frans)

Op 27 februari heeft de gezamenlijke pers de inhoud bekendgemaakt van een vertrouwelijk rapport van de missiehoofden van de Europese Unie in Oost-Jeruzalem en Ramallah, dat door AFP werd onthuld. In dat rapport pleiten de missiehoofden van de EU ervoor dat de 27 lidstaten de financiële transacties ten gunste van activiteiten, infrastructuren en diensten in de nederzettingen zouden beletten en ontmoedigen en zouden informeren over de problematische gevolgen ervan voor de rechtstreekse buitenlandse investeringen.

In dat document laken de missiehoofden eens te meer de illegale annexatie van Oost-Jeruzalem en bestempelen ze de kolonisatie als systematisch, opzettelijk, uitdagend en van die aard dat ze de voouitzichten op de stichting van een levensvatbare en aanpalende Palestijnse Staat in de weg staat. Het rapport wijst erop dat de nederzetting op de zuidflank van Jeruzalem tegen eind 2013 een buffer dreigt te vormen tussen Oost-Jeruzalem en Bethlehem en dat de bezetting van de E1-zone de Westelijke Jordaanoever dreigt te verdelen tussen noord en zuid.

Het rapport waarschuwt er vooral voor dat opdat de oplossing, gestoeld op de coëxistentie van twee Staten, zou slagen, Jeruzalem de hoofdstad moet worden van twee Staten (Israël en Palestina). Voor de missiehoofden van de EU is het echter duidelijk dat het huidige beleid van Israël een grote bedreiging vormt voor deze oplossing en, als dat zo blijft, deze oplossing zo goed als onuitvoerbaar maakt.

Via dit rapport vragen de missiehoofden dat de EU maatregelen neemt om meer inspanningen te doen om de kolonisatie in en rond Oost-Jeruzalem te stoppen en roepen ze op tot een strikte toepassing van het associatieverdrag tussen de EU en Israël, meer bepaald wat de in dit akkoord bepaalde voorkeursbehandeling betreft voor de producten uit de nederzettingen.

Bij gebrek aan een efficiënt controlemechanisme van de Europese Unie blijven producten uit de Israëlische nederzettingen op de Europese markt komen met een voorkeursbehandeling voor producten die eigenlijk uit Israëlisch grondgebied komen, ondanks de aanbevelingen (van 5 juli 2012) van het Europees Parlement die pleiten voor een efficiënte toepassing van het controlemechanisme van de EU om dit te verhelpen.

Rekening houdend met de aanbevelingen en de waarschuwingen van de missiehoofden van de EU in hun rapport; met het feit dat landen als Engeland en Denemarken geëist en verkregen hebben dat de producten vervaardigd in bezet gebied een specifieke vermelding zouden krijgen; en de noodzakelijke coherentie ( of de verplichte coherentie) tussen het handelsbeleid en het buitenlands optreden van de Europese Unie, heb ik de volgende vragen:

1) Is de minister op de hoogte van dit rapport en, zo ja, wat is zijn standpunt en dat van de regering met betrekking tot de aanbevelingen die het bevat?

2) Welke acties zal de minister ondernemen, gelet op de duidelijke aanbevelingen in dit rapport, die ook al door het Europees Parlement werden geformuleerd in de resolutie van 15 juli 2012, om concrete acties op Europees vlak te ondersteunen opdat producten uit de Israëlische nederzettingen niet de voorkeursbehandeling zouden genieten die bepaald is in het associatieverdrag EU-Israël?

3) Zou de minister, naar het voorbeeld van de wetgeving die in Engeland en Denemarken werd aangenomen met betrekking tot de etikettering van producten uit de Israëlische nederzettingen, bereid zijn de goedkeuring van dergelijke maatregelen te verdedigen opdat de consumenten duidelijk zouden kunnen zien waar de producten die ze gebruiken, vandaan komen?

Antwoord ontvangen op 15 oktober 2013 :

Het rapport waarnaar u verwijst is een rapport van de Posthoofden dat een informeel document is voor “beperkt gebruik” voor de instanties van Buitenlandse zaken op Europees niveau. Sta mij dus toe mijn verbazing mee te delen over het feit dat u in het bezit bent van een vertrouwelijk document. Ter herinnering, deze rapporten van de posthoofden komen van het terrein, hebben géén officieel karakter en zijn bestemd voor het Politiek en Veiligheidscomité als materie tot nadenken van COPS en zijn lidstaten. In deze context begrijpt u goed dat ik dit rapport en de aanbevelingen dat het bevat niet zal bespreken.

Dit gezegd zijnde is het standpunt van de Belgische regering zeer duidelijk wat betreft de nederzettingen. Deze zijn illegaal en zijn een obstakel voor de vrede en zelfs een bedreiging voor de twee Staten oplossing waar wij voorstander van zijn. Mijn diensten volgen daarom nauwgezet de evolutie op met betrekking tot de bezetting, onder andere in de E1 zone, en dragen op een constructieve manier bij tot de uitvoering van de Conclusies die in mei en december 2012 aangenomen zijn door de Raad van de Europese unie (EU).

Wat de vraag over de producten uit de Israëlische nederzettingen betreft, wens ik te verduidelijken dat wij gehouden zijn aan de Europese wetgeving van 2005 die specifieert dat de producten afkomstig uit de grondgebieden buiten de grenzen van 1967 niet mogen genieten van de preferentiële tarieven uit het EU-Israël Associatieakkoord. Het is de bevoegdheid van de Commissie om de goede toepassing van de richtlijnen na te gaan zodat de producten afkomstig uit de nederzettingen niet genieten van dezelfde faciliteiten als de Israëlische producten.

Betreffende uw vraag relatief aan de wetgevingen aangenomen door het Verenigd Koninkrijk en Denemarken over de etikettering van de producten afkomstig uit de nederzettingen, komt het inderdaad de Staten van de EU toe om ervoor te zorgen dat de gebruikers goed geïnformeerd zijn.

Ik heb mij uitgesproken voor een betere informatie van de gebruiker maar ik houd vol dat het in géén geval mag gaan over een boycot. Mijn departement draagt op een constructieve manier bij aan de uitvoering van de Raadsconclusies opdat de Europese regels toegepast zouden worden conform het Europees beleid naar Israël toe. In deze context, verheug ik mij dat de Hoge Vertegenwoordigster Ashton zich ook inzet in het dossier van de etikettering van de producten uit de nederzettingen om de dingen vooruit te laten gaan. Een Europees kader is inderdaad essentieel. België is bereid deel te nemen aan dit soort Europese stappen.

Mijn departement werkt zo met onze Europese partners, en meer bepaald in het Benelux formaat, nauw samen aan de uitwerking van vrijwillige richtlijnen (niet-bindende) gericht op het informeren van de gebruikers over de exacte herkomst van de producten. Een intern werk is gaande met de andere bevoegde departementen, en meer bepaald met Economische zaken, omdat het van essentieel belang is dat elke maatregel kan steunen op een stevige wettelijke en technische basis. Ik zal het Parlement op de hoogte houden van de vordering in dit complex dossier.