Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9087

van Martine Taelman (Open Vld) d.d. 23 mei 2013

aan de minister van Justitie

Privacy - Opvorderen gegevens van gebruikers van sociale media - Politie - Staatsveiligheid - Algemene Dienst inlichting en veiligheid - Rechtsbescherming - Akkoorden - Stand van zaken

eerbiediging van het privé-leven
virtuele gemeenschap
gerechtelijk onderzoek
toegang tot de informatie
officiële statistiek
geheime dienst
staatsveiligheid
datatransmissie
persoonlijke gegevens
sociale media

Chronologie

23/5/2013Verzending vraag
26/7/2013Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-9086

Vraag nr. 5-9087 d.d. 23 mei 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De bescherming van het gebruik van sociale media als Hyves, Twitter en Facebook laat mogelijk te wensen over. Daardoor kan de privacy van onverdachte gebruikers onder druk komen te staan. Onlangs oordeelde de rechtbank van de Amerikaanse staat Virginia dat de privégegevens van drie twitteraars gebruikt mogen worden in het Wikileaksonderzoek. Heden is onduidelijk in hoeverre bij ons de politie en/of andere veiligheidsdiensten zoals de staatsveiligheid de sociale media inkijken. Het is belangrijk voor de rechtsstaat dat we daar een duidelijk beeld over hebben. In Nederland maakten diverse parlementairen zich daaromtrent zorgen.

Graag antwoord op volgende vragen:

1) Op welke rechtsgrond vorderen politie- en justitiefunctionarissen thans gegevens van aanbieders van sociale mediadiensten zoals Twitter en Facebook? Gebeurt dat met of buiten medeweten van betrokkenen? Welke vormen van rechtsbescherming gelden in zulke gevallen voor betrokkenen en/of verdachten?

2) Hoe vaak is in respectievelijk 2010, 2011 en 2012 door politie en justitie de medewerking gevorderd van sociale media-aanbieders zoals Twitter, Hyves en Facebook ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek? In hoeveel gevallen betrof het verdachten en in hoeveel niet-verdachten? In hoeveel gevallen is uiteindelijk gemeld dat de gebruiker het voorwerp van een onderzoek is (geweest)? In hoeverre was er in al die gevallen rechterlijke controle op het gebruik en de verwerking van gegevens die bij aanbieders van sociale mediadiensten zijn opgevraagd?

3) Hoe vaak is in respectievelijk 2010, 2011 en 2012 door de Veiligheid van de Staat of de algemene dienst Inlichtingen en Veiligheid de medewerking gevorderd van sociale media-aanbieders zoals Twitter, Hyves en Facebook ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek? Kan worden aangeven op basis van welke meest voorkomende gronden de medewerking wordt gevorderd? In hoeverre was er in al die gevallen rechterlijke controle op het gebruik en de verwerking van gegevens die bij aanbieders van sociale mediadiensten zijn opgevraagd?

4) Kan de minister toelichten of er bepaalde protocollen werden gesloten met de sociale media en kan zij gedetailleerd oplijsten welke sociale media niet meewerkten bij die aanvragen? Waarom werkten ze niet mee?

Antwoord ontvangen op 26 juli 2013 :

1 en 2. Deze vragen betreffen maatregelen die genomen worden in het kader van een strafonderzoek. De Veiligheid van de Staat is niet bevoegd om hierop een antwoord te formuleren.

3. Eerst en vooral wens ik erop te wijzen dat de Veiligheid van de Staat een inlichtingendienst is en geen opdrachten uitvoert ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek.

In uitvoering van de artikelen 18/7, 18/8 en 18/17 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, is de Veiligheid van de Staat gemachtigd om de medewerking te vorderen van aanbieders van elektronische communicatiediensten.

Het gebruik en de verwerking van gegevens die bij aanbieders van sociale mediadiensten worden opgevraagd, is onderworpen aan de controle door de bestuurlijke Commissie belast met het toezicht op de inzet van de specifieke en uitzonderlijke inlichtingmethoden, en door het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten.

4. De Veiligheid van de Staat heeft geen protocollen afgesloten met verstrekkers van sociale mediadiensten.