Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9020

van Bart Laeremans (Vlaams Belang) d.d. 13 mei 2013

aan de minister van Justitie

De nakende Europese richtlijn die de aanwezigheid van een advocaat zal opleggen bij ieder verhoor

richtlijn (EU)
advocaat
rechtsbijstand
rechten van de verdediging

Chronologie

13/5/2013Verzending vraag
3/6/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3476

Vraag nr. 5-9020 d.d. 13 mei 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Tijdens de commissiebespreking van de gevolgen van de Salduz-wetgeving heeft de minister verklaard dat zij een uitgebreid dossier heeft over de Europese richtlijn die momenteel wordt voorbereid en die ons zou opleggen dat in de toekomst bij alle politieverhoren de aanwezigheid van een advocaat verwacht wordt.

De minister stelde terecht dat die richtlijn grote gevolgen zou hebben voor onze strafvervolging en dat ons rechtssysteem daardoor zou evolueren van een inquisitoir systeem naar een accusatoir systeem. Tevens stelde de minister dat ze er bijna in was geslaagd om die richtlijn tegen te houden met een blokkeringsminderheid, maar dat een aantal landen inmiddels zou hebben afgehaakt.

Dat roept natuurlijk een reeks vragen op.

1) Kan de minister meedelen wat het onderwerp van die richtlijn zal zijn ? Wat zal er met andere woorden nog in staan, naast de bijstand van een advocaat bij alle verhoren?

2) Om welke specifieke redenen stelt de minister dat de wijzigingen inzake bijstand en eventueel nog andere wijzigingen ons zouden laten evolueren van een inquisitoir naar een accusatoir systeem? Steunt de minister zich daarbij op concrete studies, artikels of uitspraken van magistraten of professoren?

3) Wanneer zou de richtlijn klaar zijn, in werking treden en hoeveel tijd zouden de lidstaten krijgen om ze om te zetten in interne wetgeving?

4) Op welke wijze heeft de minister tot op heden weerwerk geboden tegen deze van bovenuit opgelegde revolutie in ons strafrecht? Heeft de minister de Europese instanties gewezen op de verregaande consequenties? Bestaat daar briefwisseling over? Op welke wijze wordt er vandaag nog weerwerk geboden?

5) Welke landen stonden aanvankelijk mee op onze lijn, waardoor de minister bijna een blokkeringsminderheid had gevonden? Welke landen haakten inmiddels af en waarom? Is er nog een kans dat de richtlijn het uiteindelijk niet haalt of alsnog wordt afgezwakt?

6) Bestaat de mogelijkheid dat er voor bepaalde landen een uitzondering wordt gemaakt?

Antwoord ontvangen op 3 juni 2013 :

1. Het voorstel voor een richtlijn betreft het recht op toegang tot een advocaat en het recht op communicatie met een derde bij aanhouding. Het beoogt voornamelijk voor iedere Europese burger het recht op bijstand van een advocaat te waarborgen, ongeacht waar hij zich bevindt in de Europese Unie en vanaf het tijdstip waarop hij wordt verdacht of beschuldigd van het plegen van een strafbaar feit. Dat recht omvat het recht om vertrouwelijk met zijn advocaat te communiceren en te spreken en het recht op diens aanwezigheid bij alle verhoren alsook in het kader van de uitvoering van bepaalde onderzoekshandelingen.

2. Onze strafprocedure, net als deze van vele West-Europese landen, wordt traditioneel betiteld als een rechtspleging met inquisitoire trekken. Onder invloed van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, dat zijn oorsprong vindt in een accusatoire of adversaire rechtstraditie, en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is er steeds meer een kruisbestuiving ontstaan tussen beide rechtstradities. Dat zorgde in talrijke landen voor een hervormingsbeweging in de richting van een meer accusatoire rechtspleging. Ook in de Belgische strafrechtspleging hebben sinds de Wet Franchimont allerlei adversaire elementen hun intrede gedaan, wat verder is gezet met de Salduz-wet inzake de bijstand van de advocaat. Ik heb in functie van de nieuwe richtlijn de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid de opdracht gegeven om een praktijkgericht onderzoek te laten uitvoeren naar de knelpunten in de huidige Belgische strafprocedure met het oog op het schrijven van een nieuwe strafprocedure.

3. Over de tekst die voortvloeit uit de besprekingen in trialoog, moet binnenkort een akkoord worden bereikt tussen de Europese instellingen, aangezien het Ierse voorzitterschap van de Raad zich tot doel had gesteld een dergelijk akkoord voor juni te sluiten. De procedure kan dus voor het einde van het jaar helemaal worden voltooid. De lidstaten moeten vervolgens de vereiste maatregelen nemen om uiterlijk drie jaar na die datum in overeenstemming te zijn met de richtlijn.

4. Tal van initiatieven werden genomen om de aandacht van de Europese instellingen te vestigen op de reserves van België ten aanzien van het voorstel voor een richtlijn van de Commissie. Die initiatieven werden niet alleen op het niveau van de Raad van de ministers van Justitie genomen, maar ook in contacten met de commissie en het Europees Parlement. Het College van procureurs-generaal heeft eveneens zijn bekommernissen ten aanzien van dat voorstel te kennen gegeven door middel van een brief van 21 december 2011 aan de Europese instellingen. Ik verwijs voor meer details naar de discussie in deze Commissie op 30 april.

5. Vanaf het begin van de onderhandelingen maakte België deel uit van een kleine groep lidstaten die vergelijkbare reserves hadden bij het door de Commissie ingediende voorstel voor een richtlijn. Die reserves zijn blijven bestaan tot op de laatste ministerraad van 8 juni 2012, maar daar zijn toen een aantal lidstaten overstag gegaan, en behoorde België tot een kleine minderheid die niet langer in staat was de bespreking te blokkeren.

6. De mogelijkheid bestaat niet dat er voor bepaalde landen een uitzondering wordt gemaakt.