Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9017

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 13 mei 2013

aan de minister van Justitie

Het filmen van de arrestatie van een vermeend terrorist

arrestatie
terrorisme
religieus conservatisme
islam
rechten van de verdediging
opnameapparaat
beroep in de communicatiesector

Chronologie

13/5/2013Verzending vraag
18/6/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3447

Vraag nr. 5-9017 d.d. 13 mei 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De arrestatie van de vroegere woordvoerder van de ondertussen ontbonden vereniging Sharia4Belgium, werd door een aantal cameraploegen en journalisten live gevolgd en met de bijhorende dramatiek aan een breed publiek vertoond. Ongeacht de aard van de aanklachten tegenover een burger, blijft hij onschuldig tot een rechter daarover oordeelt. Tot dat tijdstip moeten justitie en politie alles doen om het onderzoek in de grootst mogelijke discretie te verrichten. Die wettelijke regels bestaan niet alleen in het voordeel van de privacy van de beklaagde maar ook – minstens even belangrijk – om het onderzoek niet in het vaarwater van vooringenomenheid, sfeerschepping – in het voor- of het nadeel van de beklaagde – te brengen.

De eigenlijke arrestatie van een beklaagde behoort zonder enige twijfel tot het geheim van het onderzoek, zelfs indien men daarbij groot machtsvertoon ontwikkelt. En zelfs indien er door omstandigheden toch camera's in de buurt zouden zijn, moeten ze absoluut ver weg van de arrestatie zelf worden gehouden.

De aanwezigheid van cameraploegen en journalisten bij de arrestatie van de vroegere woordvoerder van Sharia4Belgium betekent dus dat er overvloedig werd gelekt. Er kan gelekt zijn door justitie of politie, maar in elk geval door mensen waarvoor het beroepsgeheim tot de meest wezenlijke eigenschappen van hun functie zou moeten behoren. Dat feit is totaal onaanvaardbaar, laakbaar en een rechtstaat onwaardig.

Is de minister het eens met mijn analyse dat het moment van de arrestatie van de vroegere woordvoerder van Sharia4Belgium door justitie en/of de politie werd gelekt naar de media? Of vindt de minister daarvoor andere verklaringen? Beaamt de minister dat het een zware overtreding betreft en dat het onderzoek naar de persoon, personen of instantie die dat lek veroorzaakten met urgentie en hoge prioriteit dient te worden gevoerd? Zullen de schuldigen hard worden gestraft?

Bevestigt de minister dat de spektakelwaarde van deze arrestatie via de media zeker niet in het voordeel van de beklaagde speelt, zijn imago bij zijn tegenstanders meer heeft besmeurd en tegelijkertijd zijn heldhaftigheid bij zijn achterban sterk heeft verhoogd? Heeft de minister zich voor die fout bij de beklaagde verontschuldigd of vindt zij dat justitie in deze zaak geen enkele schuld treft, waarmee zij de reden van het lek meteen naar haar collega van Binnenlandse Zaken doorspeelt?

Op welke wijze zal de minister waarborgen dat dergelijke perslekken in de toekomst niet meer zullen gebeuren? Over welke instrumenten en mogelijkheden beschikt zij daarvoor?

Antwoord ontvangen op 18 juni 2013 :

De aanwezigheid van de pers bij sommige momenten van de gerechtelijke tussenkomst op 16 april 2013 waarop u doelt, maakte reeds op 24 april 2013 het voorwerp uit van een uitgebreid debat voor de raadkamer inzake de handhaving van de voorlopige hechtenis van de vier personen die door de onderzoeksrechter onder aanhoudingsmandaat werden gesteld wegens inbreuken op de tenlasteleggingen 139 en 140 van het Strafwetboek. Het betreft meer specifieke “deelname aan de activiteiten van een terroristische groep, zij het ook door het verstrekken van gegevens of materiële middelen aan een terroristische groep of door het in enigerlei vorm financieren van enige activiteit van een terroristische groep, terwijl hij weet dat zijn deelname bijdraagt tot het plegen van een wanbedrijf of misdaad door de terroristische groep.”

Het is niet uitgesloten dat dit aspect ook in de toekomst nog in de strafprocedure verder aan bod zal komen, reden waarom ik als minister van Justitie hierover thans geen uitspraken wens te doen.