Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8748

van Martine Taelman (Open Vld) d.d. 17 april 2013

aan de minister van Justitie

Jeugd- en stadsbendes - Evolutie - Repressie - Opvolging - Nationaal veiligheidsplan - Cijfergegevens

jeugdcriminaliteit
religieus conservatisme
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
georganiseerde misdaad
misdaadbestrijding
criminaliteit

Chronologie

17/4/2013Verzending vraag
17/9/2013Rappel
19/11/2013Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-8747

Vraag nr. 5-8748 d.d. 17 april 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit recent Nederlands onderzoek blijkt dat sinds 2010 er 45 jeugdbendes in Nederland zijn opgerold, maar dat er ook 34 nieuwe bij zijn gekomen.

De uittredende Nederlandse minister van Veiligheid en Justitie wilde alle criminele jeugdbendes van de straat halen, maar deze ambitie heeft hij niet kunnen waarmaken. Het terugdringen van het aantal criminele jeugdbendes blijkt lastiger dan gedacht. Ook in ons land zijn er aanwijzingen dat er nieuwe bendes komen die steeds gewelddadiger worden en veel met minderjarigen werken. Een rapport van de Franse DCRG van juli 2007 legt de link tussen jeugdbendes en fundamentalisme: `De stadsbendes zijn steeds meer etnisch samengesteld en zij zetten zich steeds meer af tegen de samenleving en dit fenomeen gaat soms samen met fundamentalisme.' Tot bewijs van het tegendeel deel ik deze mening niet.

In 2010 waren er in Brussel alleen al 24 stadsbendes actief, waarvan 14 in de stad Brussel. In het Nationaal Veiligheidsplan (2012- 2015) wordt de nodige aandacht besteed aan dit fenomeen. Ik citeer: "het geweld in de publieke ruimte, in het bijzonder op het openbare vervoer en door stadsbendes wordt een prioritair criminaliteitsfenomeen". Graag had ik concrete cijfers gehad om het fenomeen in kaart te brengen.

Ik had dan ook volgende vragen voor de geachte minister:

1) Hoeveel jongeren zijn heden betrokken in jeugd- en stadsbendes? Kan u het totaal geschatte aantal leden van jeugd- en stadsbendes weergeven en kan u de cijfers per stad weergeven en dit voor respectievelijk de laatste drie jaren?

2) Neemt dit fenomeen toe en kan de minister dit cijfermatig toelichten?

3) Hoeveel misdrijven kunnen op jaarbasis op het conto van deze jeugd- en stadsbendes worden gezet? Kan de minister een top drie geven van het soort misdrijven dat door deze bendes wordt gepleegd en is hier sprake van meer gewelddadige misdrijven en/of nieuwe criminaliteitsfenomenen?

4) Kan de geachte minister aangeven welke middelen en maatregelen werden getroffen of op til zijn om dit fenomeen in te dijken?

5) Zijn de hoger aangehaalde vaststellingen van de Franse veiligheidsdienst pertinent voor ons land? Is er met andere woorden ook in ons land sprake van een link tussen fundamentalisme en extremisme en het lidmaatschap van jeugdbendes? Zo neen, wie heeft dit onderzocht en kan de minister dit uitvoerig toelichten?

6) Wie volgt in ons land deze problematiek op? Kan de minister dit gedetailleerd oplijsten en volstaat deze opvolging?

Antwoord ontvangen op 19 november 2013 :

Er bestaat geen juridische definitie van de termen “stadsbende” en “jeugdbende”.  

Voorts kan ik u melden dat er op het niveau van de parketten geen specifieke registratierichtlijnen bestaan voor de zaken die gerelateerd zouden zijn aan dergelijke bendes.

Door de jaren heen werden er binnen de interne organisatie van bepaalde parketten initiatieven ontwikkeld om de opvolging van stadsbende-gerelateerde dossiers te regelen.

Dergelijke lokale, veelal tijdelijke, initiatieven waren echter gericht op een optimalisering van de operationele werking. Hierbij werd er geen bijzondere aandacht besteed aan eventuele specifieke registraties die zouden toelaten om een volledig en betrouwbaar statistisch beeld te kunnen schetsen. De databank van het College van Procureurs-generaal laat dus niet toe om betrouwbare elementen van antwoord te verstrekken op het statistische luik van deze vraag. 

Verschillende universiteiten hebben zich recentelijk over dit onderwerp gebogen, vanuit een criminologische, sociologische of antropologische invalshoek. 

Ik kan dan ook verwijzen naar de resultaten van de volgende onderzoeken: 

Specifiek voor Brussel merk ik op dat het Nationaal Instituut voor cirminalistiek en criminologie (NICC) en de VUB momenteel in opdracht van het “Brussels Observatorium voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie” een onderzoek voeren met de bedoeling om een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de gegevens die beschikbaar zijn op het niveau van de jeugddelinquentie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.  

De statistisch analisten van het Openbaar Ministerie stelden in het kader hiervan recentelijk een veelheid aan gegevens afkomstig uit de databank van het College van Procureurs-generaal ter beschikking aan de onderzoekers. De kans bestaat dat deze gegevens in combinatie met gegevens afkomstig uit andere databanken zullen toelaten om op termijn een beter zicht te krijgen op de inbreuken gepleegd door zogenaamde jeugd- en stadsbendes.

Het is echter nog te vroeg om hieromtrent garanties te kunnen bieden.