Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8674

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 3 april 2013

aan de minister van Justitie

Parentale ontvoeringen - Toename - Gemengde koppels - Stand van zaken - Tussenkomsten - Bemiddeling - Preventie - Child Focus

vrijheidsberoving
officiële statistiek
rechtsbijstand
burgerlijke rechtsvordering
alternatieve geschillenbeslechting

Chronologie

3/4/2013Verzending vraag
24/7/2013Rappel
13/12/2013Herkwalificatie
17/12/2013Antwoord


Geherkwalificeerd als :

Vraag nr. 5-8674 d.d. 3 april 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De media melden een forse groei van het aantal parentale ontvoeringen, met de economische crisis als oorzakelijk verband. In Brussel zou er een jaarlijkse toename zijn met 30 tot 40 procent, dus van 60 naar 90 dossiers per jaar. Wegens zijn grote diversiteit kent Brussel veel meer koppels van verschillende nationaliteiten. Parentale ontvoeringen zijn vooral te wijten aan problemen binnen die koppels.

Als gemengde koppels uiteenvallen, komt in heel wat gevallen één van de partners financieel in de problemen. België blijkt dan ook plots niet meer het beloofde land. In die context kan een ouder snel beslissen om naar het vaderland terug te keren.

Hierover de volgende vragen.

1) Hoeveel gevallen van parentale ontvoering zijn er jaarlijks vastgesteld gedurende de periode 2007-2012? Kan de geachte minister tevens aangeven welke landen daarbij als voornaamste bestemming gelden? Hoeveel van deze kinderen keerden er uiteindelijk terug?

2) In hoeveel gevallen is de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie voor dezelfde periode jaarlijks tussengekomen op basis van het Haagse Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen? Met welk resultaten? In hoeveel gevallen is de FOD justitie buiten dit verdrag om tussenbeide gekomen? Met welk resultaten? Zijn er (verdrags)landen die absoluut weigeren om mee te werken? Zo ja, welke?

3) Hoe vaak hebben belanghebbenden die een zaak voor een buitenlandse rechter wensten te brengen, gebruik kunnen maken van de gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand in het buitenland?

4) Onderzoek wijst uit dat bemiddeling tussen de ouders de beste manier is om tot een goede oplossing te komen, met name dat het kind terugkeert. Wanneer juridische elementen worden gebruikt is er veel minder kans op succes, de terugkeercijfers liggen dan beduidend lager. Bovendien is bemiddeling voor het kind ook psychologisch en emotioneel minder schadelijk dan een strafrechtelijke vervolging. Is de minister op de hoogte van deze vaststelling? Wordt hiermee rekening gehouden wanneer Justitie tussenkomt en bij de begeleiding van belanghebbenden?

5) Child Focus vraagt een grotere aandacht voor preventie. Bij scheidingsprocedures moet er meer aandacht uitgaan naar begeleiding van en bemiddeling tussen koppels van gemengde afkomt. Op welke wijze wordt hier nu al aandacht aan geschonken? Op welke wijze zal de geachte minister de aanbevelingen van Child Focus hieromtrent incorporeren in haar beleid?

Antwoord ontvangen op 17 december 2013 :

1) en 2)

Tabel 1 geeft het aantal uitgaande dossiers voor de periode 2007-2012 weer. Men spreekt van een uitgaand dossier wanneer het Federaal Aanspreekpunt Internationale Kinderontvoeringen van de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie, dat optreedt als Belgische Centrale Autoriteit, een verzoek naar het buitenland richt in het kader van de van toepassing zijnde internationaalrechtelijke instrumenten inzake parentale kinderontvoering, voornamelijk het Verdrag van ’s-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, aangevuld door de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (Brussel II-bis Verordening).

Tabel 2 geeft de aangezochte landen alsook het aantal dossiers per land weer in de periode 2007-2012.

Voor wat betreft het resultaat van een dossier wordt onderscheid gemaakt tussen dossiers in behandeling en dossiers die afgesloten zijn. Bij afsluiting registreert het Federaal Aanspreekpunt Internationale Kinderontvoeringen steeds de reden voor afsluiting.

Hierbij een overzicht van de redenen tot afsluiting voor uitgaande dossiers, waarbij België als verzoekende staat optreedt, die in het kader van het Verdrag van ’s-Gravenhage werden geopend tussen 2008 en 2012 en werden afgesloten vóór 31 december 2012.

* Ongeveer 32 % van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een vrijwillige terugkeer of een regeling in der minne betreffende het omgangsrecht (voor of na het instellen van gerechtelijke procedures);

* Ongeveer 16 % van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een rechterlijke beslissing die (in eerste of tweede aanleg) de terugkeer van het kind naar België beveelt of een grensoverschrijdend omgangsrecht instelt;

* Ongeveer 8 % van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een akkoord tussen de ouders waarbij het kind niet terugkeert naar België;

* Ongeveer 6 % van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een verwerping van het verzoek tot terugkeer of tot vaststelling van een omgangsrecht door de buitenlandse rechtscolleges;

* Ongeveer 3% van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een verwerping van het verzoek door de buitenlandse Centrale Autoriteit;

* Ongeveer 1 % van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een verwerping van het verzoek door de Belgische Centrale Autoriteit (het Federaal Aanspreekpunt Internationale Kinderontvoeringen);

* Ongeveer 32 % van de afgesloten dossiers werden geklasseerd zonder verder gevolg wegens:

* De overige 3 % betreft dossiers die om uiteenlopende redenen afgesloten werden, waaronder de leeftijd van het kind, de onmogelijkheid om het kind te lokaliseren, enz.

Daarbuiten is het Federaal Aanspreekpunt Internationale Kinderontvoeringen tussengekomen op grond van het Protocolakkoord tot instelling van een raadgevende Marokkaans-Belgische commissie inzake burgerrechtelijke zaken, gedaan te Rabat op 29 april 1981 en Protocolakkoord tot instelling van een raadgevende Belgisch-Tunesische commissie inzake burgerlijke zaken, gedaan te Tunis op 27 april 1989, alsook op grond van het Europees Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen.

Hierbij een overzicht van de redenen tot afsluiting voor uitgaande dossiers, waarbij België als verzoekende staat optreedt, die op grond van de twee bovengenoemde protocolakkoorden, en dus buiten het kader van het Verdrag van ’s-Gravenhage, werden geopend tussen 2007 en 2012 en werden afgesloten vóór maart 2013.

* Ongeveer 71 % van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een vrijwillige terugkeer;

* Ongeveer 6 % van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een akkoord tussen de ouders waarbij het kind niet terugkeert naar België;

* Ongeveer 13 % van de afgesloten dossiers werden geklasseerd zonder verder gevolg wegens:

* De overige 10 % betreft dossiers die om uiteenlopende redenen afgesloten werden, waaronder de leeftijd van het kind, de aanwending van de protocolakkoorden om (louter) informatie betreffende de toestand van het kind op te vragen, de verderzetting van het dossier op grond van het Verdrag van ’s-Gravenhage, enz.

Volledigheidshalve kan ik u informeren dat het Europees Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen zelden meer wordt toegepast.

Er kan niet worden gesteld dat er verdragslanden bestaan die absoluut weigeren mee te werken. Alles hangt af van de omstandigheden van ieder individueel dossier.

3)

In verband met rechtsbijstand in het buitenland dient vooreerst te worden verduidelijkt dat bij toepassing van het Verdrag van 's-Gravenhage een onderscheid wordt gemaakt tussen staten die een voorbehoud omtrent de kosten hebben gemaakt en staten die dat niet hebben gedaan.

Een dergelijk voorbehoud houdt in dat een staat slechts gehouden is tot betaling van de kosten verbonden aan de bijstand van een raadsman of juridisch adviseur dan wel van de gerechtskosten, voor zover deze kosten kunnen worden gedekt door zijn stelsel van rechtshulp en rechtsbijstand. Concreet betekent dit dat wanneer een staat geen voorbehoud heeft gemaakt, de bovengenoemde kosten niet ten laste van de belanghebbende kunnen worden gelegd.

Is er wel een voorbehoud, en maakt een staat daar effectief gebruik van, dan kan de belanghebbende een verzoek tot (gedeeltelijke) kosteloze rechtsbijstand indienen. De eventuele toekenning van rechtsbijstand gebeurt overeenkomstig het recht van de staat waar de zaak aanhangig moet worden gemaakt: in sommige staten wordt rechtsbijstand onmiddellijk toegekend bij het indienen van het terugkeerverzoek (bijvoorbeeld Verenigd Koninkrijk), in andere staten wordt nagegaan of de belanghebbende al dan niet over voldoende middelen beschikt (bijvoorbeeld Canada, Nederland), in nog andere staten worden zowel de onvermogendheid van de belanghebbende als de slaagkansen van de zaak afgetoetst (bijvoorbeeld Duitsland). Ten slotte zijn er staten die wel een voorbehoud hebben gemaakt maar daar, voor het moment, geen gebruik van maken zodat de belanghebbende in de terugkeerprocedure eveneens kosteloos wordt vertegenwoordigd (bijvoorbeeld Frankrijk, waar het Openbaar ministerie de terugkeer vordert).

Aangezien het systeem voor toekenning van (gedeeltelijk kosteloze) rechtsbijstand van land tot land verschilt, en aangezien het in staten zonder voorbehoud in principe niet nodig is rechtsbijstand aan te vragen, kan op deze vraag niet met grotere nauwkeurigheid worden geantwoord.

4)

Dialoog en bemiddeling tussen de ouders in gevallen van parentale kinderontvoering of het niet-naleven van grensoverschrijdend omgangsrecht krijgen inderdaad de voorkeur om tot een oplossing te komen.

Daarom heeft het Federaal Aanspreekpunt Kinderontvoeringen de gewoonte om vooreerst te peilen naar de bereidwilligheid van de ontvoerende ouder voor een minnelijke oplossing. Doorgaans wordt de gerechtelijke procedure op grond van het Verdrag van 's-Gravenhage pas opgestart indien duidelijk is geworden dat een akkoord in der minne tussen de ouders niet mogelijk is.

België heeft in het kader van zijn Europese unie (EU)-voorzitterschap een seminar op hoog niveau georganiseerd inzake bemiddeling bij grensoverschrijdende conflicten in familiezaken en internationale kinderontvoering in het bijzonder, waarbij een bemiddelingsmodel en een daarmee samengaand pilootproject werd voorgesteld.

In overeenstemming met de conclusies van het bovengenoemde seminar werd bovendien een EU-werkgroep in het leven geroepen die als taak heeft aanbevelingen te doen aan de Raad van de Europese Unie en Europese Commissie over de meest aangewezen en doeltreffende middelen teneinde het gebruik van internationale familiale bemiddeling in gevallen van internationale parentale ontvoering te bevorderen en te verbeteren. Dit laat toe om op grensoverschrijdend niveau te streven naar overeenstemming en reciprociteit tussen de verschillende lidstaten alsook naar uniformiteit in de verschillende systemen die in de lidstaten bestaan inzake bemiddeling in grensoverschrijdende familiezaken en internationale kinderontvoering in het bijzonder.

5)

Het komt geregeld voor dat het Federaal Aanspreekpunt wordt gecontacteerd door ouders die willen weten wat ze kunnen ondernemen om een parentale kinderontvoering te voorkomen of wat ze dienen te doen indien hun kind naar het buitenland zou worden meegenomen of er zou worden achtergehouden. Ook krijgt het Federaal Aanspreekpunt van tijd tot tijd oproepen van ouders die overwegen om zich met hun kind in het buitenland te vestigen en willen weten waarmee ze rekening moeten houden.

Naargelang de vragen waarmee de ouders komen aankloppen, verschaft het Federaal Aanspreekpunt informatie over de problematiek van parentale kinderontvoering en de werking van het Verdrag van ’s-Gravenhage (en de andere internationale instrumenten). Het geeft preventief advies om parentale kinderontvoering tegen te gaan en licht de wettelijke bepalingen en de daarmee samenhangende procedures toe, die moeten worden gerespecteerd wanneer men een verhuis naar het buitenland voor ogen heeft. Ten slotte wordt de ouder, indien nodig, verder doorverwezen naar de bevoegde instantie in België.

TABEL 1

Uitgaande dossiers, geopend in de periode 2007-2012

Jaar

Dossiers Den Haag1

Dossiers KID2

Dossiers LUX3

Jaarlijks totaal

2007

67

11

1

79

2008

87

7

0

94

2009

83

12

0

95

2010

84

9

0

93

2011

108

18

1

127

2012

115

8

0

123

1. Dossiers aangelegd met toepassing van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen.

2. Dossiers aangelegd met toepassing van de bilaterale akkoorden tussen enerzijds België en Tunesië en anderzijds België en Marokko.

3. Dossiers aangelegd in toepassing van het Europees Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen.

TABEL 2

Bestemming van de verzoeken ingediend door de FOD Justitie in de periode 2007-2012

Jaar

Aantal verzoeken

 

 

2007

17

France

Frankrijk

8

Maroc

Marokko

7

Allemagne

Duitsland

Turquie

Turkije

5

Pays-Bas

Nederland

Royaume-Uni

Verenigd Koninkrijk

Etats-Unis

Verenigde Staten

3

Canada

Canada

Espagne

Spanje

Tunisie

Tunesië

2

Australie

Australië

Grèce

Griekenland

Italie

Italië

Roumanie

Roemenië

Serbie

Servië

1

Afrique du Sud

Zuid-Afrika

Danemark

Denemarken

Equateur

Ecuador

Grand-duché de Luxembourg

Groothertogdom Luxemburg

Irlande

Ierland

Suède

Zweden

2008

19

France

Frankrijk

9

Pays-Bas

Nederland

6

Turquie

Turkije

5

Allemagne

Duitsland

Italie

Italië

Portugal

Portugal

4

Espagne

Spanje

Maroc

Marokko

Pologne

Polen

Roumanie

Roemenië

3

Canada

Canada

Tunisie

Tunesië

2

Equateur

Ecuador

Israël

Israël

Royaume-Uni

Verenigd Koninkrijk

Etats-Unis

Verenigde Staten

1

Afrique du Sud

Zuid-Afrika

Argentine

Argentinië

Autriche

Oostenrijk

Bosnie

Bosnië

Brésil

Brazilië

Bulgarie

Bulgarije

Chili

Chili

Colombie

Colombia

Danemark

Denemarken

Grèce

Griekenland

Hongrie

Hongarije

Irlande

Ierland

Macédoine

Macedonië

Mexique

Mexico

Suède

Zweden

2009

19

France

Frankrijk

11

Maroc

Marokko

Pays-Bas

Nederland

8

Allemagne

Duitsland

6

Espagne

Spanje

5

Turquie

Turkije

4

Portugal

Portugal

Royaume-Uni

Verenigd Koninkrijk

3

Afrique du Sud

Zuid-Afrika

Slovaquie

Slovakije

2

Australie

Australië

Canada

Canada

Italie

Italië

Suisse

Zwitserland

1

Brésil

Brazilië

Bulgarie

Bulgarije

Costa Rica

Costa Rica

Ecosse

Schotland

Grand-duché de Luxembourg

Groothertogdom Luxemburg

Hongrie

Hongarije

Israël

Israël

Paraguay

Paraguay

Pologne

Polen

Roumanie

Roemenië

Thaïlande

Thailand

Tunisie

Tunesië

Etats-Unis

Verenigde Staten

2010

15

France

Frankrijk

10

Pays-Bas

Nederland

7

Allemagne

Duitsland

5

Roumanie

Roemenië

Tunisie

Tunesië

4

Canada

Canada

Espagne

Spanje

Maroc

Marokko

Pologne

Polen

Etats-Unis

Verenigde Staten

3

Royaume-Uni

Verenigd Koninkrijk

2

Chypre

Cyprus

Equateur

Ecuador

Israël

Israël

Italie

Italië

Portugal

Portugal

Turquie

Turkije

1

Australie

Australië

Autriche

Oostenrijk

Bosnie

Bosnië

Brésil

Brazilië

Burkina Faso

Burkina Faso

Chili

Chili

Finlande

Finland

Grand-duché de Luxembourg

Groothertogdom Luxemburg

Hongrie

Hongarije

Irlande

Ierland

Kosovo

Kosovo

Macédoine

Macedonië

Mexique

Mexico

Norvège

Noorwegen

Suède

Zweden

Ukraine

Oekraïne

2011

23

France

Frankrijk

16

Maroc

Marokko

8

Pays-Bas

Nederland

Turquie

Turkije

Etats-Unis

Verenigde Staten

7

Allemagne

Duitsland

Pologne

Polen

6

Royaume-Uni

Verenigd Koninkrijk

4

Brésil

Brazilië

Tunisie

Tunesië

3

Canada

Canada

République Dominicaine

Dominicaanse Republiek

Suisse

Zwitserland

2

Bulgarie

Bulgarije

Equateur

Ecuador

Grand-duché de Luxembourg

Groothertogdom Luxemburg

Italie

Italië

Roumanie

Roemenië

1

Afrique du Sud

Zuid-Afrika

Argentine

Argentinië

Australie

Australië

Autriche

Oostenrijk

Bosnie

Bosnië

Costa Rica

Costa Rica

Croatie

Kroatië

Danemark

Denemarken

Ecosse

Schotland

Espagne

Spanje

Hong Kong

Hong Kong

Hongrie

Hongarije

Macédoine

Macedonië

Norvège

Noorwegen

Pérou

Peru

Portugal

Portugal

Ukraine

Oekraïne

2012

27

France

Frankrijk

14

Maroc

Marokko

9

Etats-Unis

Verenigde Staten

8

Turquie

Turkije

7

Allemagne

Duitsland

5

Bulgarie

Bulgarije

Mexique

Mexico

Tunisie

Tunesië

4

Espagne

Spanje

Royaume-Uni

Verenigd Koninkrijk

3

Italie

Italië

Pays-Bas

Nederland

2

Brésil

Brazilië

Canada

Canada

Costa Rica

Costa Rica

Portugal

Portugal

Slovaquie

Slovakije

Suède

Zweden

1

Australie

Australië

Biélorussie

Wit-Rusland

Croatie

Kroatië

Danemark

Denemarken

Grand-duché de Luxembourg

Groothertogdom Luxemburg

Irlande

Ierland

Israël

Israël

Lettonie

Letland

Lithuanie

Litouwen

Paraguay

Paraguay

Pérou

Peru

Pologne

Polen

Roumanie

Roemenië

Serbie

Servië

Seychelles

Seychellen

Tchéquie

Tsjechië

Thaïlande

Thailand