Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8648

van Bart De Nijn (N-VA) d.d. 27 maart 2013

aan de minister van Justitie

Forensische psychiatrische centra - Psychiatrisch zorgnetwerk - Risicoprofielen - Re-integratie - Aanpassing wetgeving

forensische geneeskunde
psychiatrische inrichting
opname in psychiatrische kliniek

Chronologie

27/3/2013Verzending vraag
24/7/2013Rappel
29/1/2014Antwoord

Vraag nr. 5-8648 d.d. 27 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik moet ongetwijfeld niet herhalen dat er op Europees niveau reeds veel kritiek is gekomen op ons interneringsbeleid en op de bijbehorende praktijken van veiligheidshandhaving, behandeling en re-integratie. Zo schenden we het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) onder andere door een gebrek aan gepaste therapie. Als voornaamste antwoord op deze kritiek is nu het initiatief genomen om twee forensische psychiatrische centra (FPC) te bouwen in Antwerpen en Gent om ongeveer de helft van de patiënten die momenteel als geïnterneerden in de gevangenis leven, veilig in deze centra te behandelen.

Hierrond heb ik volgende vragen:

1) Vindt de geachte minister de huidige initiatieven voldoende om de beoogde doelstelling te realiseren inzake de oprichting van een zorgcircuit/netwerk waarin de geïnterneerde volgens zijn persoonlijke behoefte moet behandeld worden en waarbij bijgevolg geïnterneerden toegang moet gegeven worden tot reguliere en residentiële instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) met het oog op hun re-integratie?

2) Zorgt het gegeven dat er nog altijd geen wettelijke verplichting is tot psychiatrisch deskundig onderzoek er niet voor dat van de huidige populatie geïnterneerden niet geweten is in hoeverre ze risico lopen op verval en welk veiligheidsrisico ze inhouden ten opzichte van zichzelf of de samenleving? Kan er door dit gebrek aan indicatiestelling wel een goede verdeling gemaakt worden van de huidige geïnterneerden over de verschillende GGZ-instellingen?

3) Erkent de geachte minister dat de FPC vooral instellingen zijn die het accent van het beleid op behandeling en beveiliging bevestigen en bijgevolg de component re-integratie voor een groot deel negeren? Is het daarom niet belangrijk in de selectie vooral mensen met hoge risicoprofielen naar FPC te laten gaan en mensen met mogelijkheden tot re-integratie meer te doen laten doorstromen naar andere reguliere en ambulante GGZ-voorzieningen? Is de focus op de uitbreiding van deze medisch-sociale eenheden voor lagere risicoprofielen dan ook geen belangrijke prioriteit die vergeten wordt in de toekomstige voorzieningen? Ik heb immers vernomen dat in de Belgische gevangenissen ongeveer 200 geïnterneerden een hoog risicoprofiel hebben en dus geschikte kandidaten zijn voor de FPC. De overige geïnterneerden hebben niet het profiel om ze in de richting van een FPC te sturen, maar zouden kunnen behandeld worden in reguliere GGZ-instellingen.

4) Wat vindt de geachte minister van de kritiek dat de initiatieven en de huidige wetgeving nog steeds niet zorgen voor een gedifferentieerde aanpak en dat er nog steeds een gebrek is aan schakels tussen de verschillende residentiële en ambulante instellingen in het zorgtraject voor geïnterneerden in de GGZ?

Antwoord ontvangen op 29 januari 2014 :

1) Er is de vaststelling dat in de FPC’s van Gent en Antwerpen aan zo’n 450 geïnterneerden een behandeling zal gegeven worden.

De geïnterneerdenpopulatie omvat echter een zeer diverse groep van mensen, met name met diverse en uiteenlopende noden op vlak van zorg, behandeling en beveiliging. De bedoeling van de FPC’s is dat geïnterneerden aldaar een behandeling krijgen zolang het veiligheidsniveau dat een FPC biedt, geïndiceerd is en dat men dan - zodra dit veiligheidsniveau niet langer geïndiceerd is - kan doorstromen naar een gepaste behandelings- en opvangvorm, bijvoorbeeld naar de reguliere ambulante hulpverleningssector, reguliere psychiatrische ziekenhuizen, etc…

Gezien het hier over een fundamentele vernieuwing gaat, zal de toekomst ons leren in welke mate deze doorstroom vlot of minder vlot verloopt en in welke mate het regulier zorgcircuit een adequaat antwoord kan geven.

2) Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen het moment waarop de internering wordt uitgesproken en het onderzoek dat hieraan ten grondslag ligt en het moment waarop de geïnterneerde aan de Commissie Bescherming Maatschappij (CBM) zijn invrijheidstelling of andere modaliteiten kan vragen. De dossiers die op dat moment voorgelegd worden zijn onderzocht en er is informatie over onder meer risico-inschatting, wat toelaat op oordeelkundige wijze te adviseren omtrent de inrichtingen waar geïnterneerden dienen te worden geplaatst.

3) Een FPC focust inderdaad op behandeling én beveiliging, het doel van de behandeling is risicovermindering én re-integratie.

Het is niet zo dat elke geïnterneerde per definitie in een FPC dient opgenomen te worden of dat bij wederopsluiting en oriëntatie richting FPC alle behandelfasen aldaar per definitie doorlopen dienen te worden.

Het is de bedoeling dat bestaande mogelijkheden in de samenleving in het algemeen en in de zorgsector in het bijzonder optimaal benut worden en dat iedereen die behandeling en zorg krijgt die hij of zij nodig heeft.

Een geïnterneerde die naar het reguliere circuit kan en indien zulks door de CBM/strafuitvoeringsrechtbank (SURB) (zodra deze laatste bevoegd wordt) wenselijk wordt geacht, hoeft dus niet in het FPC geplaatst te worden.

De CBM/SURB zal beslissen waar mensen geplaatst worden of onder welke voorwaarden zij vrij op proef gaan.

Zoals reeds aangehaald werd, is het risicoprofiel (low, medium en high) een dynamisch gegeven dat wel eens durft te verschillen, zowel op basis van de impact van een behandeling en/of andere omgevingsfactoren, als afhankelijk van de beoordelaar.

4) Het gebrek aan schakels tussen tussen de verschillende residentiële en ambulante instellingen in het zorgtraject voor geïnterneerden is niet zozeer een probleem van wetgeving, maar ligt in de uitvoering ervan. De realiteit leert dat er veel geïnterneerden in de gevangenis opgesloten blijven omdat men geen gepaste opvang kan vinden.

De redenen van niet-opname zijn divers: capaciteitsprobleem in de psychiatrische zorgsector, geen gepaste setting, geen geschikt behandelaanbod, te hoog recidiverisico, hulpverleningsvoorzieningen stellen soms als vereiste dat men zijn verdere reclassering in de desbetreffende regio moet uitbouwen, etc….

Een naadloze overgang is maar mogelijk als alle betrokkenen daartoe een inspanning leveren. De coördinatoren aangesteld door Volksgezondheid en door Justitie hebben dit nu als specifieke taak.

Tevens dient benadrukt te worden dat ook de Gemeenschappen een belangrijke rol spelen in dit verband.