Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8503

van Zakia Khattabi (Ecolo) d.d. 14 maart 2013

aan de minister van Justitie

De nationale Mensenrechtencommissie

Unia
rechten van de mens
Myria

Chronologie

14/3/2013Verzending vraag
15/4/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3117

Vraag nr. 5-8503 d.d. 14 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Frans)

In de algemene beleidsnota van de minister staat te lezen dat er: “Om onze internationale verbintenissen na te leven, in overleg met de Gemeenschappen en de Gewesten, een nationale mensenrechtencommissie moet worden opgericht”.

Al enkele jaren stel ik vragen aan de opeenvolgende ministers van Justitie over de noodzaak om een Belgische instelling op te richten die zich zou bezighouden met alle aspecten van de mensenrechten.

In vele EU-lidstaten werd een nationale instelling voor de bevordering en de bescherming van de mensenrechten opgericht volgens de richtlijnen die werden vastgelegd in de zogenaamde Paris Principles van 1991 over de nationale instellingen voor de bevordering en de bescherming van de mensenrechten.

Ik maakte de voorgangers van de minister er al attent op dat de opvolging van de slotopmerkingen van de commissies van experten, opgericht door VN-verdragen inzake mensenrechten, soms te wensen overlaat. De evolutie in de internationale rechtspraak en de interpretatie van internationale verdragen met betrekking tot de mensenrechten die van toepassing zijn in België worden niet systematisch opgevolgd en er bestaat nog steeds geen plaats van overleg tussen de verschillende niet-gouvernementele organisaties die de bescherming en de bevordering van de mensenrechten als opdracht hebben, enerzijds, en de overheid, anderzijds.

Nu het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (CGKR) goed op weg is om een interfederaal karakter te krijgen, moet ook de oprichting van die instelling concreet gestalte krijgen.

Naar verluidt zou het samenwerkingsakkoord over het CGKR daarom voorzien in de oprichting van een werkgroep die daarover een specifiek samenwerkingsakkoord moet voorbereiden. We zij blij dat het samenwerkingsakkoord over het CGKR stelde dat er overleg zou kunnen worden gepleegd met het middenveld en met academici die deskundig zijn op het vlak van mensenrechten.

We zijn natuurlijk verheugd dat u van plan bent dit in samenwerking met deskundige mensen voor te bereiden.

Wat is de stand van zaken in deze werkgroep? Op welke wijze zullen de deskundigen uit het middenveld en uit de academische wereld geconsulteerd worden?

Antwoord ontvangen op 15 april 2013 :

Het Regeerakkoord voorziet inderdaad in de oprichting van een nationale mensenrechtencommissie in overleg met de gemeenschappen en de gewesten. Daartoe werden intussen al verschillende stappen genomen.

Het Overlegcomité heeft op 23 juli 2012 het werkkader dienaangaande bepaald. Een interfederale werkgroep werd vervolgens opgericht op initiatief van mezelf en de minister van Gelijke Kansen en met vertegenwoordigers van de premier, de vice-premiers en van de gemeenschappen en de gewesten. Deze werkgroep heeft als mandaat om tegen 30 juni 2013 een ontwerp van samenwerkingsakkoord op te stellen houdende de oprichting van een interfederale koepelinstituut voor de mensenrechten.

Deze toekomstige koepelinstituut zal het interfederale centrum voor gelijke kansen en strijd tegen discriminatie en racisme en het interfederale instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen, evenals het centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel omvatten en hierbij zal voldoende zichtbaarheid worden gegeven aan specifieke doelgroepen zoals kinderen, personen met een handicap, ...

Zoals het Regeerakkoord voorschrijft moet ook rekening gehouden worden met andere bestaande instellingen, zowel op het niveau van de deelstaten als op federaal niveau, die reeds een mensenrechtenmandaat uitoefenen. Ook een raadpleging van enkele academische experten en Niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) kan inderdaad plaatsvinden op een gegeven moment maar dit moet nog ter sprake komen in de interfederale werkgroep.

De interfederale werkgroep buigt zich dus over deze problematiek. De vooruitgang van de werkzaamheden wordt momenteel echter geconditioneerd door de kwestie van de interfederalisering van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding waarvoor we wachten op een advies van de Raad van State.