Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8451

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 11 maart 2013

aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister

Kernrampen - Aansprakelijkheid - Operatoren - Leveranciers - Internationale aansprakelijkheidsverdragen - Schade

kernongeval
kernreactor
aansprakelijkheid
kerncentrale

Chronologie

11/3/2013Verzending vraag
24/7/2013Rappel
17/9/2013Antwoord

Vraag nr. 5-8451 d.d. 11 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Blijkbaar valt de aansprakelijkheid voor de schade veroorzaakt door falende kernreactoren enkel op de schouders van de operatoren van deze centrales. Dit ligt vervat in internationale aansprakelijkheidsverdragen. Zo plaatste de multinational General Electric (GE) de reactoren in de centrales van Fukushima, maar kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor het falen en de daaropvolgende schade.

Hierover de volgende vragen.

1) Is het juist dat bij schade veroorzaakt door falende kernreactoren enkel de operatoren kunnen worden aansprakelijk gesteld?

2) Zo ja, welke internationale aansprakelijkheidsverdragen gelden hier? Van wanneer dateren die? Welke logica ging er aan het afsluiten van deze verdragen vooraf? Zijn deze verdragen ook bindend voor overheden?

3) Hoe en door wie kan er op deze verdragen worden ingegrepen, zodat bijvoorbeeld ook de leveranciers van de reactoren kunnen worden aansprakelijk gesteld indien bewezen dat hun geleverde toestellen fouten bevatten?

4) Wie draagt er momenteel de aansprakelijkheid voor de schade indien een Belgische reactor zou falen? Tot welk bedrag is de vergoeding van de schade beperkt? Volstaat dit om geraamde schade aan privaat en publiek bezit te compenseren?

5) Kan de geachte staatssecretaris waarborgen dat ingeval van schade veroorzaakt door het falen van een kernreactor, alle schade - zowel privaat als publiek - kan worden vergoed?

6) Hoe is de aansprakelijkheid geregeld voor de schade veroorzaakt in het buitenland?

7) Hoe is de aansprakelijkheid geregeld voor schade veroorzaakt door een falende buitenlandse reactor?

8) Welke zwakke plekken ontwaart de staatssecretaris in verband met schade, aansprakelijkheid, enz. bij falende kernreactoren?

Antwoord ontvangen op 17 september 2013 :

1 Op grond van artikel 5 van de wet van 22 juli 1985 betreffende de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, is de exploitant van een kerninstallatie inderdaad als enige aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een kernongeval.

2 Deze bepaling vormt een toepassing van het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, gewijzigd door het aanvullend protocol van 28 januari 1964, door het protocol van 16 november 1982 en door een protocol van 12 februari 2004 (dit laatste trad nog niet in werking).

Het sluiten van dit internationale verdrag is onder meer gerechtvaardigd omdat het altijd mogelijk is, dat een kernongeval grensoverschrijdende schade veroorzaakt en omdat er nood is aan een gemeenschappelijk internationaal kader dat niet discriminatoir is voor de vergoeding van de slachtoffers.

Het uitsluitend aansprakelijk stellen van de exploitant hangt nauw samen met het feit dat de exploitant een objectieve aansprakelijkheid draagt. Het slachtoffer van een kernongeval moet enkel bewijzen dat hij nucleaire schade geleden heeft en dat er een oorzakelijkheidsverband bestaat tussen die schade en het kernongeval. In tegenstelling tot het gewone gemeenrechtelijke stelsel inzake burgerlijke aansprakelijkheid, moet het slachtoffer dus niet aantonen dat de exploitant een fout begaan heeft, om hem aansprakelijk te kunnen stellen. Dat betekent dat de exploitant niet alleen voor zijn eigen fout aansprakelijk is, maar ook voor de daden, fouten of het verzuim van derden, leveranciers, of zelfs van personen met kwade intenties, met name terroristen. Hij is eveneens aansprakelijk voor nucleaire schade wanneer het ongeval te wijten is aan een natuurramp van uitzonderlijke aard (artikel 5, tweede lid, van voornoemde wet). De enige schade waarvoor de exploitant niet aansprakelijk wordt gesteld, is de schade die rechtstreeks veroorzaakt wordt door gewapende conflicten, vijandelijkheden, burgeroorlogen en opstand (artikel 5, laatste lid van diezelfde wet).

Deze wettelijke kanalisatie van de aansprakelijkheid is ook een essentieel element om de vrijmaking van verzekeringscapaciteiten te optimaliseren. Het zou voor de talrijke leveranciers van een kerninstallatie onmogelijk zijn, zich te verzekeren voor bedragen zoals vereist door het Verdrag van Parijs in zijn huidige stand (zie vraag 8) en, a fortiori, voor bedragen die nog hoger zijn, zoals vastgesteld in de huidige Belgische wet; bovendien zou, in geval van meerdere aansprakelijkheidsdragers, de schadeloosstelling van de slachtoffers vertraging oplopen door de vele verschillende rechtsprocedures.

Met andere woorden, afstappen van de wettelijke kanalisatie zou een vermindering betekenen van de bescherming geboden aan de slachtoffers van een kernongeval, een vertraging van hun schadeloosstelling en een ernstige rechtsonzekerheid veroorzaken.

Op dit ogenblik wordt het bovenvermelde Verdrag van Parijs door volgende landen geratificeerd : België, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Noorwegen, Nederland, Portugal, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Slovenië, Zweden, Zwitserland, Turkije.

Dit stelsel van wettelijke kanalisatie is overigens op dezelfde wijze van toepassing op Japan, zoals aangehaald door het geachte lid, maar ook bijvoorbeeld op Zuid-Korea of op de verdragsluitende Partijen bij het Verdrag van Wenen van 21 mei 1963 inzake wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade, waaronder volgende Europese unie-lidstaten : Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Tsjechische Republiek, Polen, Roemenië, Slovakije. Dit wereldwijd verdrag is minder ambitieus op het gebied van de vereiste dekking.

Het voornoemde Verdrag van Parijs is uiteraard bindend voor de landen die het hebben bekrachtigd ; het verdrag bevat, evenmin als de Belgische wet, geen enkele bepaling waarbij enig onderscheid wordt gemaakt in functie van het publieke of privékarakter van de persoon die kernschade ondervindt. Het onderscheid dat het geachte lid maakt in zijn vragen 4) en 5) tussen schade aan “privaat” of “publiek” bezit is hier dus zonder voorwerp.

3 Het Verdrag van Parijs werd onderworpen aan een herzieningsoefening, die op 12 februari 2004 werd voltooid. Het principe van de kanalisatie van de nucleaire aansprakelijkheid op de exploitant werd bij deze oefening gevalideerd en bevestigd, omwille van de redenen uitgelegd onder punt 2). Afstappen van deze kanalisatie zou tot onmiddellijk gevolg hebben dat de momenteel beschikbare verzekeringscapaciteiten in rook zouden opgaan.

4 Volgens artikel 8 van bovenvermelde wet is elke exploitant van een kerninstallatie verplicht om een verzekering of andere financiële zekerheid te hebben en in stand te houden, conform de wet. Enkel na voorlegging van het bewijs van een dergelijke dekking kan de exploitant van de Koning een erkenning als exploitant krijgen en kan hij dus zijn installatie exploiteren (artikel 10).

Volgens artikel 7 van diezelfde wet is de exploitant aansprakelijk voor een maximumbedrag van 1,2 miljard euro, en moet hij ook voor dat bedrag verzekerd zijn of een andere financiële zekerheid hebben.

Het voormelde bedrag komt overeen met de maximumcapaciteit van de verzekeringsmarkt. Het is volledig voorbehouden voor de vergoeding van kernschade, met uitsluiting dus van de kosten voor het behandelen van de aanvragen of de gerechtelijke kosten. Dit bedrag is bedoeld als vergoeding voor bepaalde ongevallen, maar is uiteraard onvoldoende als vergoeding voor de gevolgen van de slechtst denkbare scenario’s.

Het beperken van de aansprakelijkheid van de exploitant wordt traditioneel uitgelegd als zijnde een compensatie voor het buitengewone en van het gemeenterecht afwijkende karakter van de objectieve aansprakelijkheid en de kanalisatie die op de exploitant van een kerninstallatie berusten.

5 Het antwoord op deze vraag is negatief. Zelfs in een stelsel van onbeperkte aansprakelijkheid, zou het herstel van de schade beperkt blijven tot het verzekerde bedrag, vermeerderd met de activa van de exploitant. Deze situatie is niet typisch voor de kernindustrie; ze bestaat ook voor diverse grote technologische risico’s, met dit verschil, dat enkel de exploitanten van kerninstallaties onderworpen zijn aan een stelsel van objectieve burgerlijke aansprakelijkheid, van wettelijke kanalisatie en verplichte BA-verzekering.

6 Op grond van artikel 2, § 1, van voormelde wet zijn de bepalingen van Titel 1 van toepassing op de schade ontstaan uit een kernongeval waarvoor de aansprakelijkheid berust bij de exploitant van een kerninstallatie, gelegen op het Belgisch grondgebied, op voorwaarde dat het ongeval zich heeft voorgedaan op het grondgebied van een der verdragsluitende Staten of niet-verdragsluitende Staten, in volle zee of daarboven, en dat de schade geleden is op het grondgebied van een der verdragsluitende Staten, hetzij, in volle zee of daarboven, aan boord van een schip of een luchtvaartuig ingeschreven op het grondgebied van een dezer Staten, hetzij, in volle zee of daarboven, door een onderdaan van een dezer Staten.

7 Alle verdragsluitende partijen bij het voormelde Verdrag van Parijs, waaronder alle grensstaten van België die over kerninstallaties beschikken, zijn onderworpen aan dezelfde bepalingen inzake kanalisatie van de aansprakelijkheid.

Duitsland en Zwitserland onderscheiden zich door het feit dat de aansprakelijkheid van de exploitanten van kerninstallaties onbeperkt is (op basis van het vermogen van de aansprakelijke exploitant); hetzelfde zal voor Finland en Zweden gelden, zodra het Wijzigingsprotocol van 12 februari 2004 in werking zal treden. Het kunnen beschikken over de - op basis van de onbeperkte aansprakelijkheid - beschikbare bedragen, die hoger zijn dan de bedragen vereist door het Verdrag van Parijs, is afhankelijk van een wederkerigheidsvoorwaarde (of zal dat zijn, wat de twee laatst genoemde staten betreft).

8 De Belgische wet benut nu al de maximumcapaciteit van de verzekeringsmarkt. Het meest dringende dossier voor België is momenteel de inwerkingtreding van het Protocol van 12 februari 2004 tot wijziging van het Verdrag van Parijs. Zolang dit protocol niet in werking is getreden, zullen verscheidene buurlanden bedragen blijven bieden die veel lager liggen dan het bedrag van 1,2 miljard euro dat van toepassing is in geval van schadegevallen te wijten aan de exploitant van een installatie gelegen in België sinds 1 januari 2012. Het betreft vrij lage bedragen : 91,54 miljoen in Frankrijk, 340 miljoen in Nederland en 140 miljoen in het Verenigd Koninkrijk, daar waar het herziene Verdrag van Parijs voorziet in een minimumbedrag van 700 miljoen euro, waaraan de schijven van publieke fondsen nog worden toegevoegd van het Aanvullende Verdrag van Brussel, dat op zijn beurt ook werd herzien. Die inwerkingtreding hangt af van de vooruitgang geboekt door drie Partijen, namelijk België, Italië en het Verenigd Koninkrijk. De vorige regering is er niet toe gekomen het voorontwerp van wet tot wijziging van voornoemde wet van 22 juli 1985 aan te nemen; dat dossier moet opnieuw worden gelanceerd tijdens de huidige legislatuur, in samenspraak met mijn collega’s, de ministers van Economie, van Buitenlandse Zaken en van Financiën.