Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8423

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 8 maart 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

Pleeggezinnen - Uitspraken van de voorzitter van de Turkse parlementaire commissie voor de mensenrechten - Terughalen van Turkse pleegkinderen in Europa

pleegouder
Turkije
aangenomen kind
kinderbescherming

Chronologie

8/3/2013Verzending vraag
9/12/2013Herkwalificatie
2/1/2014Antwoord

Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-4445

Vraag nr. 5-8423 d.d. 8 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Volgens Ayhan Üstün, de voorzitter van de Turkse parlementaire commissie voor de mensenrechten, zijn vijf- tot negenduizend Turkse kinderen in christelijke of homoseksuele gezinnen in Europa geplaatst. Dat gebeurt met maar met één doel, zegt Üstün: assimilatie.

Turkije wil nu dat Turkse kinderen die in België, Nederland en Duitsland in pleeggezinnen worden ondergebracht voortaan enkel bij "gezinnen met dezelfde culturele en religieuze achtergrond" terechtkomen.

De commissie die door de Turkse regering in het leven is geroepen, gaat de komende maanden contact opnemen met ouders, politici, Jeugdzorg en Turkse organisaties.

Hierover de volgende vragen.

1) Hoe beoordeelt de geachte minister de uitspraak van de voorzitter van de Turkse parlementaire onderzoekscommissie voor de mensenrechten dat de Turkse regering zou overwegen Turkse kinderen die zijn ondergebracht bij christelijke en homoseksuele gezinnen in Europese landen terug te halen naar Turkije? Hoe beoordeelt hij de opvatting van de Turkse autoriteiten dat Turkse kinderen die in België, Nederland en Duitsland in pleeggezinnen worden ondergebracht voortaan enkel bij "gezinnen met dezelfde culturele en religieuze achtergrond" terechtkomen?

2) Heeft de geachte minister de ambassadeur van Turkije al om uitleg gevraagd? Heeft Turkije hieromtrent contact opgenomen met België? Klopt het dat de Turkse regering de Turkse ambassades in Europese landen heeft opgedragen aandacht te besteden aan de kwestie van de pleegzorg? Wat zijn daarbij concreet de bezwaren van de Turkse regering tegen het pleeggezinnenbeleid in België en andere Europese landen?

3) Heeft hij contact opgenomen met de bevoegde ministers van de gemeenschappen? Heeft hij het voornemen om samen met de gemeenschappen het gesprek aan te gaan met de Turkse ambassadeur om uit te leggen hoe het Belgisch systeem van Jeugdzorg werkt?

Antwoord ontvangen op 2 januari 2014 :

België is, evenals Turkije, partij bij het Verdrag van Den Haag inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van de interlandelijke adoptie. Deze conventie handelt om de adoptie van minderjarige kinderen in een land waar zij niet geboren zijn en streeft ernaar om de internationale adoptie te reglementeren teneinde te garanderen dat ze alleen maar plaatsvindt “in het hoger belang van dat kind en met eerbied voor de fundamentele rechten”. 

De Belgische wetgeving inzake adoptie is zeer duidelijk en voorziet een omkadering van de kinderen en hun toekomstige ouders, waaronder een voorbereidingscyclus georganiseerd door de bevoegde gemeenschap. De wet voorziet ook dat ouders die wensen te adopteren aan een reeks voorwaarden beantwoorden, zoals de bevestiging van hun geschiktheid door een jeugdrechtbank op basis van een reeks socio-psychologische criteria. De procedure voor een internationale adoptie vergt enkele bijkomende stappen die beantwoorden aan criteria eigen aan dit soort adoptie. Hieronder hoort onder andere de conformiteit van de adoptieprocedure met die van het geboorteland van het kind. 

Het is niet zonder enige verbazing dat ik de uitspraken van de voorzitter van de Turkse parlementaire commissie voor de mensenrechten heb vernomen. Adoptie is in ons land hoofdzakelijk een gemeenschapsbevoegdheid. Dat laat niet na dat ik als minister van buitenlandse zaken kan zeggen dat ik het volste vertrouwen erin heb dat de regels die ik hierboven beschreven heb ernaar streven het best mogelijke tehuis voor elk kind te vinden, en dit, in absolute wijze, verder dan louter volgens confessionele criteria. 

Turkije is vrij om haar buitenlandse vertegenwoordigingen de instructie te geven informatie te vergaren met betrekking tot nationale of lokale adoptiemodaliteiten, ook in België. Deze praktijk heeft niets uitzonderlijks. In dit kader bezocht een Turkse parlementaire onderzoekscommissie op studiebezoek België van 17 tot 19 juni 2013. Ter gelegenheid van dit bezoek hebben zij contact gehad met de bevoegde gemeenschapsdiensten, de Kamercommissie Justitie, het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding en Turkse Niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) in België.

De bevindingen van de Turkse onderzoekscommissie zijn in de herfst in een rapport samengevat. De evaluatie van de Belgische pleegzorg is zeer positief.

Daarnaast zijn de mogelijkheden besproken om het aantal Turkse pleegouders in België te verhogen en meer statistisch onderzoek uit te voeren over de situaties van families van Turkse oorsprong. 

Gezien de extreem gevoelige aard van dit dossier, het gaat immers om de toekomst van jonge kinderen die niettegenstaande hun prille leeftijd reeds heel wat moeilijkheden hebben moeten doorstaan, en de positieve evoluties die ik hierboven vermeld heb, acht ik het niet nuttig om een politisering van de zaak aan te moedigen, en de Turkse ambassadeur om verdere uitleg te vragen.