Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8306

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 26 februari 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

Federale Politie - Cel Vermiste Personen - Identificatie van stoffelijke overschotten - Stand van zaken

politie
dood
doodslag

Chronologie

26/2/2013Verzending vraag
26/4/2013Antwoord

Vraag nr. 5-8306 d.d. 26 februari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De media berichtten recent dat de Cel Vermiste Personen van de Federale Politie over 81 lichamen beschikt die (voorlopig) niet konden worden geïdentificeerd. Sinds de oprichting van deze cel konden 768 stoffelijke overschotten worden geïdentificeerd.

Hierover de volgende vragen.

1) In welke categorieën kan men de geïdentificeerde stoffelijke overschotten onderbrengen? Over welke soort mensen gaat het ?

2) Hoe lang duurt het gemiddeld om een stoffelijk overschot te identificeren?

3) Hoe zijn de geïdentificeerde stoffelijke overschotten verdeeld/gespreid over diverse nationaliteiten?

4) In hoeveel gevallen gaat het om een bewezen of sterk vermoeden van misdaad bij overlijden?

5) In hoeveel gevallen zijn er van de geïdentificeerde stoffelijke overschotten nog nabije familieleden (gezinsleden)?

6) Wat zijn de belangrijkste obstakels die een identificatie van een stoffelijk overschot bemoeilijken en/of onmogelijk maken?

7) Is de cel voldoende uitgerust (personeel, materieel, financieel) om haar werkzaamheden optimaal uit te voeren?

Antwoord ontvangen op 26 april 2013 :

1. Er zijn in principe drie mogelijkheden :

Het kan hierbij gaan over personen die eerder als vermist werden opgegeven, of over personen van wie de verdwijning niet werd gemeld.

Voor het jaar 2012 kan een beknopt algemeen overzicht gegeven worden :

In totaal werden in 2012 op Belgisch grondgebied 31 lichamen/lichaamsresten aangetroffen die niet onmiddellijk konden geïdentificeerd worden. Daarvan werden er door het aansluitend onderzoek 20 geïdentificeerd (allen van het mannelijk geslacht).

Elf indetificatiedossiers zijn nog aan de gang (vier mannen en zeven vrouwen).

2. Over de gemiddelde duur van de identificatie bezit de Cel Vermiste Personen van de federale politie geen statistieken.

Elke zaak is uniek. Soms kan een lichaam snel geïdentificeerd worden (dankzij de aanwezigheid van exploiteerbare elementen, zoals documenten, kledij, sieraden, juwelen, tatoeages, littekens, ...). Soms dienen andere technieken te worden aangewend (zoals inzet odontoloog voor vergelijking tandgegevens, antropologische kenmerken (leeftijdsbepaling, ras, afkomst, isotopenonderzoek,DNA, ...).

De duur van de identificatie is dus steeds afhankelijk van de beschikbare identificatie- en onderzoekselementen.

3. Betreffende de nationaliteit van de geïdentificeerde personen worden door de Cel Vermiste Personen evenmin statistieken bijgehouden.

4. Betreffende het mogelijke verband met een misdrijf is dit inderdaad een aspect dat voor de Cel geen doorslaggevend element vormt. De hoofdopdracht is vooral van humanitaire aard, dit wil zeggen proberen een lichaam zo snel als mogelijk een naam proberen geven, zodat de onzekerheid van een familie zo snel als mogelijk kan worden weggenomen.

Het achterhalen van de doodsoorzaak is een taak voor de recherche.

5. Betreffende de naasten en familieleden worden evenmin specifieke gegevens bijgehouden. Voor wat Belgische slachtoffers betreft, geldt de systematische procedure van de slechtnieuwsmelding, via de slachtofferbejegenaars van de lokale politie of van het Parket.

Indien het gaat om een buitenlandse onderdaan, verloopt deze contactname via het departement Buitenlandse Zaken.

6. De belangrijkste obstakels bij het identificeren van een stoffelijk overschot zijn :

7. De herverdeling van personeel en middelen binnen de federale politie maakt momenteel het voorwerp uit van een project “optimalisatie” vanwege de Commissaris-generaal. Het betreft een voorstel dat nu wordt geanalyseerd.