Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-805

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 29 december 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Belasting over de toegevoegde waarde (BTW) - Bijhorend terrein - BTW-eenheden

BTW
bouwterrein

Chronologie

29/12/2010Verzending vraag
8/2/2011Antwoord

Vraag nr. 5-805 d.d. 29 december 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Vanaf 1 januari 2011 wordt de gelijktijdige overdracht door eenzelfde persoon van een nieuw gebouw, samen met het bijhorend terrein, onderworpen aan dezelfde fiscale regeling. Als gevolg is eveneens BTW verschuldigd over het bijhorende terrein, indien het gebouw wordt overgedragen met toepassing van de BTW.

Artikel 1, §9, 2° van het BTW-Wetboek stelt hierbij als voorwaarde dat het bijhorende terrein en het gebouw door "éénzelfde persoon" worden overgedragen.

Enerzijds laat de administratie in haar beslissing E.T.119.318 de dato 28 oktober 2010 weten dat die voorwaarde strikt moet worden geïnterpreteerd.

In bovengenoemde beslissing valt, anderzijds, eveneens te lezen dat, indien de overdracht van het gebouw en het bijhorende terrein gebeurt door twee verschillende leden van een BTW-eenheid, dit voor de toepassing van de BTW "geacht wordt" te gebeuren door dezelfde persoon.

Vermits in de BTW-wetgeving letterlijk staat dat de BTW-eenheid erin bestaat om "verschillende personen" die in juridisch opzicht onafhankelijk zijn, als één belastingplichtige te beschouwen (artikel 4, §2, BTW-Wetboek) en aangezien de wet het heeft over eenzelfde persoon en niet over eenzelfde belastingplichtige met betrekking tot de toepassing van BTW op het bijhorende terrein, lijkt dat standpunt van de administratie met betrekking tot de BTW-eenheid ons op zijn minst merkwaardig, om niet te zeggen in tegenspraak met de wetgeving. Dit alles leidt tot verwarring bij de BTW-plichtige. Graag had ik dan ook een verduidelijking gekregen.

Ik heb dan ook volgende vragen voor de minister:

Kan de minister bevestigen dat voor de toepassing van de nieuwe BTW-regeling met betrekking tot het bijhorende terrein, het gebouw en het bijhorende terrein moeten worden overgedragen door "éénzelfde persoon", zoals de wet stelt, en dat dit in elk geval strikt moet worden geïnterpreteerd?

a) Zo ja, kan hij bevestigen dat vermits een BTW-eenheid conform artikel 4, §2, van het BTW-Wetboek bestaat uit verschillende personen die aangemerkt worden als één belastingplichtige en niet als een persoon, die bepaling niet voor toepassing is op de nieuwe BTW-regeling met betrekking tot het bijhorende terrein? Kan hij zijn antwoord uitvoerig toelichten?

b) Zo ja, kan hij bevestigen dat indien het gebouw wordt overgedragen door één lid van de BTW-eenheid en het bijhorende terrein door een ander lid van die BTW-eenheid, elke overdracht zijn eigen fiscaal regime volgt en dat de desbetreffende administratieve commentaren in voornoemde beslissing niet moeten worden gevolgd aangezien ze in strijd zijn met het BTW-Wetboek?

Antwoord ontvangen op 8 februari 2011 :

Wanneer hij het BTW-Wetboek en de ter uitvoering daarvan genomen besluiten doorneemt zal het geachte lid kunnen vaststellen dat het woord “persoon” in verschillende artikelen voorkomt. De betekenis die in elk van die artikelen aan dat woord moet worden gegeven hangt echter af van de context waarin dat woord wordt gebruikt en van de samenhang tussen de verschillende bepalingen.

Zoals het geachte lid zegt definieert artikel 1, paragraaf 9, 2°, van het BTW-Wetboek het begrip “bijhorend terrein” als het terrein waarvoor de toelating werd verkregen om er op te bouwen en dat door eenzelfde persoon wordt overgedragen tegelijk met het gebouw waartoe het behoort.

De verkoop van een gebouw en een bijhorend terrein, alsook het vestigen, overdragen of wederoverdragen van een zakelijk recht met betrekking tot dat gebouw en bijhorend terrein, is echter enkel aan de btw onderworpen indien die handeling wordt verricht door een belastingplichtige als bedoeld in artikel 4 of artikel 8 van het BTW-Wetboek. Inderdaad, ingevolge artikel 2 van datzelfde Wetboek zijn de leveringen van goederen hier te lande slechts aan de btw onderworpen indien ze onder bezwarende titel in België worden verricht door een als zodanig handelende belastingplichtige.

Uit wat voorafgaat blijkt dat met de term “eenzelfde persoon” in de context van de verkoop van een gebouw en een bijhorend terrein, of van het vestigen, overdragen of wederoverdragen van een zakelijk recht met betrekking tot dat gebouw en bijhorend terrein, uitsluitend een belastingplichtige als bedoeld in artikel 4 of artikel 8 wordt beoogd.

Overeenkomstig artikel 4, paragraaf 2, van het BTW-Wetboek worden, onder bepaalde voorwaarden, de in België gevestigde personen die juridisch gezien wel zelfstandig zijn, doch financieel, organisatorisch en economisch nauw met elkaar verbonden zijn, aangemerkt als één belastingplichtige. Hieruit volgt dat de personen, leden van de BTW-eenheid, een enkele belastingplichtige vormen voor de toepassing van de btw-regelgeving. De btw-eenheid, een wettelijke fictie op het vlak van btw, wordt aangemerkt als één belastingplichtige voor de goederen en de diensten verstrekt aan derden.

De administratie heeft in haar commentaar bij artikel 1, paragraaf 9, 2°, van het Wetboek dan ook terecht verduidelijkt dat de verkoop van een gebouw en een bijhorend terrein, die toebehoren aan twee verschillende leden van een btw-eenheid, voor de toepassing van de BTW, geacht wordt te gebeuren door dezelfde persoon, met name de belastingplichtige BTW-eenheid.