Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7975

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 24 januari 2013

aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

De toekomst van de kinderbijslagkassen en de meewerkende instellingen van de sociale zekerheid

gezinsuitkering

Chronologie

24/1/2013Verzending vraag
11/3/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2761

Vraag nr. 5-7975 d.d. 24 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Vereniging voor Kinderbijslagkassen trok aan de alarmbel. Het regeerakkoord vraagt van de kinderbijslagkassen een besparing van 3 miljoen euro dit jaar en voor de komende jaren telkens van 5 miljoen euro. Het recente begrotingsakkoord legt hen dit jaar nog een extra besparing van één miljoen euro op. Volgens de kinderbijslagkassen overschrijdt deze maatregel de grens van het haalbare. Blijkbaar werkt één op de drie kassen nu al met verlies en allemaal samen zouden ze voor 2013 een verlies van 2 miljoen euro boeken. De kassen stellen dat deze besparingen zullen leiden naar een daling van de kwaliteit van de dienstverlening, onder andere door inperking van hun personeelsbestand. Dit wordt op termijn negatief voelbaar voor de gezinnen die van een kinderbijslaguitkering genieten. Om aan dit probleem tegemoet te komen, stellen de kinderbijslagkassen vast dat ze niet anders zullen kunnen dan de bijdragen van de werkgevers te verhogen. De kinderbijslagkassen worden immers gespijsd door de werkgevers. Zo ontstaat weer een reeks effecten die uiteindelijk impact heeft op de loonkost.

Op de achtergrond ontwikkelt zich een breder verhaal. Ook de ziekenfondsen worstelen met een soortgelijk probleem. Wellicht zullen ook de vakbonden, door de werkloosheidskassen betrokken bij de werkloosheidsuitkeringen, met soortgelijke uitdagingen worden geconfronteerd. Hierbij spelen uiteraard ook de alsmaar stijgende mogelijkheden van de informatica, waardoor dossierbeheer en uitkeringen veel efficiënter en zeker minder arbeidsintensief kunnen worden georganiseerd.

Er stelt zich dus een fundamenteel probleem over de toekomst van de zogenaamde "meewerkende instellingen" van de sociale zekerheid. Zeker in het licht van de nakende defederalisering van de kinderbijslag dient zich hier een politiek, maatschappelijk en financieel belangrijke vraag aan.

Hoe evalueert de staatssecretaris de klacht van de Vereniging van Kinderbijslagfondsen, waarbij deze vaststellen dat de laatste besparingen hen in ernstige problemen brengen en waardoor een optimale service aan de gezinnen in het gedrang komt? Beaamt de staatssecretaris dat er concrete problemen dreigen of kan hij deze klacht weerleggen? Hoe kijkt de staatssecretaris naar de toekomst van de kinderbijslagkassen en bij uitbreiding andere kassen, onder andere beheerd door ziekenfondsen en vakbonden? Vindt de staatssecretaris dat deze kassen, als meewerkende instellingen voor de sociale zekerheid, hun plaats verdienen en moeten behouden? Op welke wijze zullen deze kassen nog een plaats behouden na de defederalisering ervan, of kunnen hieromtrent nog geen uitspraken worden gedaan?

Antwoord ontvangen op 11 maart 2013 :

In antwoord op zijn vraag, heb ik de eer het geachte lid mede te delen dat de kinderbijslagfondsen door de huidige budgettaire context niet worden gespaard.  

Zo werd het bedrag van de toelagen voor de kinderbijslagfondsen krachtens art. 94, paragraaf 9 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders van 19 december 1939 verminderd met 2,8 miljoen euro voor het dienstjaar 2012.

De vermindering wordt proportioneel over die fondsen gespreid, in verhouding tot het aandeel waarop ze recht hebben. 

Voor 2013 en 2014 is voorzien in een besparing van 5 miljoen euro per jaar voor de kinderbijslagfondsen. 

De kinderbijslagfondsen moeten bovendien een bijkomende besparing van 500 000 euro verwezenlijken in 2013. 

Om de verdelingsregels voor de besparing vast te stellen zal overleg gepleegd moeten worden met het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, waarin de kinderbijslagfondsen vertegenwoordigd zijn.

De kinderbijslagfondsen en de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers beschikken over heel competent en efficiënt personeel, en over performante elektronische processen, zodat ze naast hun basisopdracht: gezinnen effectief en op tijd kinderbijslag uitbetalen. 

Er moet dus een evenwicht gevonden worden zodat de kinderbijslagfondsen hun opdrachten goed kunnen blijven uitvoeren en levensvatbaar blijven.  

Eens de bevoegdheden zijn overgedragen aan de Gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zullen deze verantwoordelijk worden voor het beleid dat ze ter zake voeren.