Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7968

van Patrick De Groote (N-VA) d.d. 24 januari 2013

aan de minister van Landsverdediging

Beheer van munitie - Audit van het Rekenhof

financiële audit
audit
Rekenhof (België)
vuurwapen
krijgsmacht
verboden wapen
antipersoneel(s)mijn
brandveroorzakend wapen
raketafweer

Chronologie

24/1/2013Verzending vraag
28/2/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7968 d.d. 24 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het Rekenhof stelde een audit op met betrekking tot het beheer van de afgedankte reglementaire munitie die wordt bewaard in de depots van Defensie en van de historische munitie, met bijzondere aandacht voor de maatregelen om de bestaande voorraad te verminderen. In de rand van deze audit heb ik enkele bijkomende vragen.

Met betrekking tot de grote voorraad aan niet-operationele munitie, wordt het uit gebruik nemen van wapens die illegaal zijn geworden als één van de opgesomde oorzaken gegeven (blz. 369):

1) Over welke illegale wapens- of wapensystemen gaan dit (munitie met verarmd uranium, antipersoneelsmijnen, clusterbommen, napalm, enz.)?

2) Sinds wanneer zijn deze illegaal geworden?

3) Wat zijn de respectievelijke voorraden in loten of in ton?

4) Wanneer zouden deze voorraden respectievelijk worden/zijn vernietigd?

Defensie past verder, sinds de legerhervorming van 2002, het principe toe van een geïntegreerd munitiebeheer. In het verleden beschikte elke strijdmacht over haar eigen gegevensbank en haar eigen controleprocedures. Bovendien doet Defensie haar aankopen 'just in time.' In de audit wordt er echter geen melding gemaakt van een optimale bewaring.

De houdbaarheid van munitie is onder meer afhankelijk van temperatuur, luchtvochtigheid, verplaatsingen,… Een belangrijke vraag is dus in welke mate met name de huidige operationele munitie optimaal wordt bewaard met het oog op een lange(re) houdbaarheid. Vandaar ook de volgende concrete vragen:

5) Hoeveel vaststellingen van (versnelde) verminderde of ongeschikte kwaliteit gebeuren er per controle?

6) Worden er bij de controles van munitie ook zaken vastgesteld met betrekking tot hun bewaaromstandigheden en/of wordt onderzocht waarom de kwaliteit van de munitie (versneld) verminderd?

7) Zijn er in het verleden voorbeelden van munitie die vroegtijdig ongeschikt is geworden wegens slechte bewaaromstandigheden?

8) Houdt de centralisatie van het beheer ook een fysieke centralisatie in, met een beperkter aantal opslagplaatsen die optimaal zijn beveiligd?

9) Hoeveel depots zijn er met name verdwenen en behouden in de respectievelijke gewesten?

10) Van wanneer dateren de laatste aanpassingen met betrekking tot de acclimatisering van de behouden depots?

11 ) Hoeveel depots worden aanzien als voldoende, respectievelijk onvoldoende aangepast voor het bewaren van munitie? Worden deze laatste gesloten of worden er aanpassingswerken voorzien? Zo ja, op welke termijn?

Antwoord ontvangen op 28 februari 2013 :

Het geachte lid wordt verzocht hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen.

1. tot 4. De hoogte van deze niet-operationele stocks is vooral afkomstig van het uit-omloop nemen van bepaalde wapensystemen. De evolutie van doctrines en gebruiksconcepten heeft met zich meegebracht dat bepaalde types munitie zowel politiek als deonto-logisch niet meer inzetbaar waren. Meer specifiek handelt het hier over Improved Conventional Munition (ICM )of “clustermunitie”) en antipersoneels-mijnen. België was een van de voorlopers in het kader van de verbanning van antipersoneelsmijnen, en ondertekende het Verdrag van Ottawa van 3 december 1997. Het Verdrag over de Clustermunitie werd door België ondertekend op 3 december 2008. Alle munitie die onder een van deze verdragen viel werd onmiddellijk overgezet in de niet-operationele categorie, de nodige acties werden ondernomen om over te gaan tot de demilitarisatie van deze munitie. Zo werd, zoals wettelijk voorgeschreven, het overgrote deel van de stocks antipersoneelsmijnen en 155 mm ICM gedemilitariseerd in respectievelijk 1998 en 2009. Deze demilitarisatie werd contractueel uitgevoerd door daartoe gehomologeerde firma’s. Vandaag beschikt Defensie enkel nog over de strikt minimale hoeveelheid antipersoneelsmijnen en ICM nodig in het kader van de vorming en training van ontmijningspersoneel.

5. Het aantal vaststellingen van verminderde kwaliteit is van de orde van één percent. Dit varieert vooral in functie van het type van de munitie en van haar levensduur. Pyrotechnische munitie, raketten en missiles zijn voorbeelden van munitie die delicater zijn om te stockeren.

6. Gezien het feit dat sinds 2001 al de munitie gestockeerd is in bunkers die beantwoorden aan de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) stockagenormen, en dat er een zekere kwaliteit geëist wordt voor de verpakkingen van deze munitie, zijn er in België slechts uitzonderlijke gevallen waaruit blijkt dat de munitie zich in slechte staat zou bevinden ten gevolge van de bewaaromstandigheden. Daarenboven beschikt Defensie vandaag over “dataloggers” die de registratie doen van de temperatuurs- en vochtigheidsschommelingen, alsook de trillingen (tijdens transport) waaraan de munitie wordt blootgesteld. Deze dataloggers zijn op dit ogenblik gereserveerd voor de opvolging van de stockage van de munitie in buitenlandse operaties.

7. In 1991 is een geval gekend met MILAN Anti-Tank missiles. Deze loten werden onmiddellijk getest, “gedeclasseerd” en in de niet-operationele stocks hernomen.

8. Defensie heeft gekozen voor een verminderd aantal stockageplaatsen, aangepast aan haar behoeftes. Dit wordt verder uitgewerkt in het antwoord op vraag 9.

9. De “oudere” munitiedepots van Houthulst, Zedelgem, Brasschaat, Bauffe, Oostakker en Lagland werden gesloten tussen 1994 en 2002. Vandaag wordt de munitie gestockeerd in bunkers die beantwoorden aan de geldende normen voor stockage en anti-intrusie. Defensie beschikt in Bertrix over een groot basis depot, welke de centralisatie van de middelen toelaat. Daarnaast bestaan er in de militaire oefenkampen verschillende regionale munitiedepots met kleinere opslagcapaciteiten, met name te Beverlo, Marche-en-Famenne en Elsenborn. De transporten vanuit Bertrix naar deze regionale munitie-depots, in het kader van de herbevoorrading, worden gegroepeerd en blijven beperkt. De munitiedepot van Zutendaal is gecolocaliseerd met een verwerkingseenheid van munitie en stockeert de munitie op het einde van haar levensduur, in afwachting van vernietiging. In het kader van de hulp aan de natie, stockeren de munitiedepots van Meerdaal en Poelkapelle de historische munitie die dagelijks wordt opgehaald op het nationaal grondgebied, in afwachting van specifieke behandeling (toxische munitie) of vernietiging.

10. De munitiebunkers zijn half ingegraven en beschikken individueel over een gecontroleerde ventilatie. De typische architectuur van de bunkers vlakt de schommelingen in de temperatuur en de vochtigheidsgraad af. De stockagevoorwaarden zijn goed en verzekeren een optimale levensduur van de munitie.

11. Zoals hierboven aangehaald, alle munitiedepots beantwoorden vandaag aan de geldende veiligheids- en stockagevoorschriften. Dit verhindert de planning en de uitvoering van de nodige onderhoudswerken van de bunkers niet.