Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7829

van Yoeri Vastersavendts (Open Vld) d.d. 21 januari 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Tandartsen - Wachtdiensten - Organisatie - Erkenning - Provinciale geneeskundige commissies Antwerpen en West-Vlaanderen - Gelijke behandeling

tandarts

Chronologie

21/1/2013Verzending vraag
15/3/2013Rappel
23/5/2013Rappel
27/6/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7829 d.d. 21 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Er heerst heel wat onrust bij de tandartsen omtrent de wachtdienst (koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 en ministerieel besluit van 16 januari 2006) in Antwerpen, maar tevens in West-Vlaanderen en Vlaams Brabant.

In een overigens reeds in juni opgestelde brief van de Provinciale Geneeskundige Commissie (PGC) vernamen de tandartsen in Antwerpen dat de wachtdienst Vrije Wachtdienst-Vlaamse Beroepsvereniging Tandartsen (VBT) niet erkend werd.

In het verleden organiseerden zowel het Verbond der Vlaamse Tandartsen (VVT) als de VW-VBT een wachtdienst.

Onder druk van het VVT lijken bepaalde geneeskundige commissies de wet naast zich neer te leggen en het recht van de VW-VBT om een wachtdienst te organiseren naast zich neer te leggen. Het koninklijk besluit van 1967 stelt nochtans heel duidelijk dat alle representatieve beroepsverenigingen een wachtdienst mogen organiseren, dus ook de VW-VBT, die na verkiezingen in 2011 onder meer in het Rijksinstituut voor Ziekte-en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) zitting heeft.

In elke provincie is er een PGC die de werking controleert van onder meer de wachtdiensten. Ze ziet erop toe dat de wachtdiensten vlot verlopen en kan zo nodig maatregelen opleggen. Tenzij er klachten zijn - in voorkomend geval voortdurend van het VVT - wordt er nooit opgetreden. In het slechtste geval kan de PGC, bij afwezigheid van wachtdiensten, een eigen wachtdienst organiseren en opleggen aan de tandartsen of dokters.

Het VVT heeft laten weten dat het klacht zal indienen tegen alle tandartsen die geen wachtdienst doen - versta - die niet bij de vereniging ingeschreven zijn. De minister heeft laten weten dat wie te goeder trouw in een wachtdienst is ingeschreven, geen gevaar loopt. Eerder werd ook al bevestigd dat alle artsen, dus ook hun beroepsverenigingen, een eigen wachtdienst mogen oprichten. Dit lijkt overigens niet meer dan normaal. Desondanks blijft de PGC ermee dreigen dat ze de desbetreffende tandartsen hun erkenning kunnen en zullen afnemen. Dat klopt niet, enkel de erkenningscommissie van het ministerie van Volksgezondheid kan dat doen. En toch blijven de dreigementen komen.

In Limburg heeft de PGC de wachtdienst VW-VBT niet verworpen. De PGC in Antwerpen, West-Vlaanderen en Vlaams Brabant hebben geweigerd die wachtdienst te erkennen. In Oost-Vlaanderen heeft de PGC de wachtdienst VW-VBT erkend.

De beslissingen van de Provinciale Geneeskundige Commissies Antwerpen en West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant zijn onwettig en dienen dringend door het ministerie van Volksgezondheid te worden rechtgezet. Overigens is het hoog tijd om alle tandartsen, al dan niet lid van het VVT, juist in te lichten over de situatie en om de dreiging hun erkenning in te trekken onmiddellijk ongedaan te maken. De tandartsen moeten in alle provincies gelijk behandeld worden, dus ook in Wallonië. De wachtdiensten zijn daar allesbehalve georganiseerd en de beroepsverenigingen verzetten zich zelfs zwaar tegen deze gang van zaken.

De geachte minister weet ongetwijfeld dat de VW-VBT van meet af aan vragende partij was om samen met het VVT wachtdiensten te organiseren. Het VVT heeft echter altijd elke samenwerking van de hand gewezen. De jongste weken hebben verschillende tandartsen het kabinet van minister Onkelinx per brief en per mail om duidelijkheid gevraagd. Op die mails wordt echter geantwoord dat de bevoegde personen voor onbepaalde tijd onbereikbaar zijn.

Gezien de wachtdiensten dreigen in het honderd te lopen en veel tandartsen ongerust zijn, had ik u graag volgende vragen voorgelegd:

1) Hoe zullen de rechten van de tandartsen tegen de onwettige praktijken van de provinciale commissies worden verdedigd? Kunt u een en ander zeer gedetailleerd toelichten?

2) Waarom tolereert het ministerie een ongelijke situatie in de provincies, terwijl de wetgeving nationaal is? Kunt u concreet aangeven hoe u die ongelijkheid zult aanpakken?

3) Lopen tandartsen die deelnemen aan de wachtdienst VW-VBT, het gevaar hun erkenning te verliezen ?

4) Welke maatregelen zult u nemen om de PGC Antwerpen, West-Vlaanderen en Vlaams Brabant tot de orde te roepen ?

5) Wat zal er gebeuren in afwachting van wijzigingen?

6) Welke maatregelen zal het ministerie nemen om een onafhankelijke transparante wachtdienst in het leven te roepen, los van enig lidmaatschap van de beroepsverenigingen?

7) Kunt u een overzicht geven van de inkomsten die het betaalnummer van het VVT opbrengt; nogal wat patiënten beklagen zich erover dat ze lang moeten wachten alvorens ze te woord worden gestaan. Op die manier stijgen de inkomsten uit de betaallijn. Wie oefent hierop controle uit?

Antwoord ontvangen op 27 juni 2013 :

Overeenkomstig artikel 37 van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen hebben de provinciale geneeskundige commissies de bijzondere taak om erover te waken dat de in het kader van artikel 9 van hetzelfde besluit bedoelde opdrachten worden uitgevoerd, dat wil zeggen de wachtdienst organiseren. Overeenkomstig artikel 9, hoofdstuk 2 van dat besluit moet de provinciale geneeskundige commissie de behoeften van de wachtdienst vastleggen, op de werking ervan toezien, de huishoudelijke reglementen goedkeuren en over betwistingen inzake de wachtdienst beslissen. 

Het betreft dus inderdaad een federale wetgeving, maar de provinciale verankering van de behoefteraming zit in die wetgeving ingebakken. Die behoeften kunnen op provinciaal worden aangepast, bijvoorbeeld volgens de demografische en geografische verschillen tussen de provincies. 

Elke organisatie die een wachtdienst wil opzetten, al of niet in samenwerking met de een of andere organisatie, is vrij om dat te doen. De enige vereiste is dat ze in staat is om aan de door de provinciale geneeskundige commissie vastgelegde behoeften te voldoen. Bij gebrek daaraan zal de geneeskundige commissie verplicht zijn om het huishoudelijk reglement van die organisatie negatief te beoordelen. 

Ik stel gewoon vast dat de organisaties tot nu over een grote vrijheid beschikten om de wachtdienst in te richten. Uit zorg voor de volksgezondheid en de gewaarborgde publieke zorgverlening zie ik mij echter gedwongen om die vrijheid gedeeltelijk in te perken en een modelorganisatie van de tandartsenwachtdienst in de wetgeving op te nemen. Ik heb daarvoor al de nodige adviezen ingewonnen, en ik zal zeer binnenkort de vereiste ontwerpbesluiten ter zake indienen. 

De tandarts die zich in het verleden te goeder trouw bij een organisatie heeft aangesloten die verondersteld werd de wachtdienst voor hem te organiseren en die heeft nagelaten om zich naar de eisen van de provinciale geneeskundige commissie te schikken, heeft zich persoonlijk niets te verwijten en loopt dus geen enkel risico met betrekking tot zijn erkenning.